Koen De Bouw: “Ik neem mijn vak serieus, mezelf veel minder”
Koen De Bouw stelt als Master van FFO22, het filmfestival dat van vrijdag 4 tot en met zaterdag 12 maart plaatsvindt in Oostende, een selectie films voor onder de naam Going Mental met titels als ‘Der Himmel über Berlin’ en ‘Beautiful Boy’, maar ook ‘King Kong’, de prent die hem als jongen al deed besluiten om acteur te worden. Want voor Koen De Bouw is film – ook met gedateerde special effects – pure magie, en daarmee een remedie tegen de echte wereld.
Gaarkeuken 110 in de Antwerpse haven waar we hebben afgesproken met Koen De Bouw blijkt een authentiek stukje verleden te zijn dat vooralsnog van geen ophouden weet. De laatste overlevende van een reeks gelagzalen die hier ruim een eeuw geleden werden opgetrokken, als droge en warme schuilplaatsen voor de dokwerkers. Het gebabbel en gelach weergalmt er luid, de pinten gaan er vlot over de toog, voor een paar euro stil je er de honger al met erwtensoep. De sfeer en de locatie zetten Koen zo terug op de setting van Nowhere, vertelt hij, de film waarmee het Filmfestival Oostende wordt geopend en waarin hij de rol speelt van een ex-truckchauffeur die zijn routineuze leven onverwacht overhoopgehaald ziet. Hij past perfect in het plaatje van Gaarkeuken 110, ook al zit hij er als Master van het nakende Oostendse filmfestival. Een opdracht die hij graag aannam, omdat hij vindt dat elke kans om film te promoten benut moet worden. “Omdat ik van film hou. En van filmfestivals: daar ontmoet je mensen die echt van cinema houden, en films die een minder groot publiek aanspreken krijgen er een kans. FFO slaagt erin om grote namen te programmeren maar ook de minder bekende genres arthouse, documentaires… en daarmee toch veel mensen aan te spreken. Een groot publiek prikkelen is geen schande, cinema is een kunstvorm die letterlijk gezien en gehoord wil worden. Daar werk ik dus graag aan mee.”
Hij wordt in elk geval herkend in Gaarkeuken 110. Voor hij weer vertrekt gaat hij handen schudden, de mannen glunderen, er hoeven weliswaar geen selfies gemaakt te worden. Ze kunnen hem kennen uit televisieseries als Onder Water, Professor T. of Grenslanders, als commissaris Eric Vincke, uit Glad IJs, of wie weet uit films als Loft, De Premier, Torpedo of The man who sold his skin. Moeilijk om met een palmares als dat van Koen De Bouw níét herkend te worden, maar hij blijft elke dag de boodschappen doen. “Omdat ik dat graag doe. Net als tuinieren en koken, handelingen die me midden in het leven zetten en van waaruit ik mijn werk maak. Ik ben een mens van vlees en bloed, ik leef zoals iedereen. Al probeer ik wel zo veel mogelijk in dezelfde zaken te winkelen of iets te gaan drinken. Daar kijkt na een tijdje niemand er nog van op als ik binnenloop. Ik heb geen moeite met herkend worden, ik vermijd alleen zo mogelijk de mindere kanten ervan.” Met die bekendheid zal het zeker niet bergaf gaan de komende maanden. Op het FFO is hij te zien in drie producties, de openings- en slotfilm Nowhere, de familiefilm Zeppos en de serie Twee zomers die momenteel ook op Eén te zien is.
Maar wat hield je opdracht als Master van het festival precies in?
“Er zijn veel films te zien op het festival uiteraard, maar ik heb er zelf enkele mogen selecteren waarvan ik vind dat ze een podium moeten krijgen of die het verdienen om nog eens vertoond te worden. Ze zijn gekozen vanuit het thema mentale gezondheid omdat elke goeie film op de een of andere manier vertrekt vanuit dat thema -, sommige ook uit nostalgie. Zo koos ik onder meer King Kong, de eerste film die ik op mijn twaalfde samen met mijn vader zag, en die me ronduit betoverde. Ook al valt dat misschien moeilijk te begrijpen als je de special effects van toen met ogen van vandaag bekijkt. Mij gaat het om de magie die ik toen voelde, en die me daar en dan deed besluiten dat film een magische wereld is.
Cinema geeft me de kans om even te ontsnappen aan de vaak pijnlijke realiteit
Een wereld die misschien niet echt bestaat, maar voor mij wel even belangrijk is als de realiteit. Want die laatste vond ik vaak pijnlijk. De wereld van de verbeelding bood me de kans om even te ontsnappen aan de werkelijkheid.”
Waarom koos je een thema als mentale gezondheid?
“Het is een thema dat de afgelopen twee jaar niet weg te denken was. Voor mij staat het mentale zelfs boven fysieke gezondheid, in die zin dat ik geloof dat een gezond hoofd ook een grote impact heeft op hoe iemand zich lichamelijk voelt. Ons hoofd, dat is onze software, ons besturingssysteem. In de ideale wereld zijn het mentale en het fysieke in balans. Maar in onze maatschappij is het geestelijke en mentale verdrongen geraakt, God werd vervangen door wetenschap. Ik geloof in wetenschap, begrijp me niet verkeerd. Er wordt alleen veel en veel te weinig aandacht gegeven aan wat daarnaast bestaat. Er vallen óók talloze slachtoffers op mentaal vlak.”
De films die je selecteerde gaan over minderheden, mensen die zich niet gezien voelen, jong zijn, oud zijn… Ben je met die problematieken ook in het dagelijkse leven bezig?
“Thema’s worden gekozen door de makers van de film waarvoor ik me als acteur ten dienste stel en waarmee ik me verbonden voel. En waarin ik me dan ook graag verdiep, omdat ik mijn job als acteur altijd heb gezien als een verkenning van de menselijke psyche. Daarom ook is het belangrijk voor mij om menselijk gedrag te observeren.”
Een acteur moet ook donkere kantjes in zichzelf durven op te zoeken
“Maar verhalen en rollen kiezen mij, niet omgekeerd. Ik denk dat er altijd een reden is waarom een verhaal of een rol bij mij in de bus valt. Een reden die niet altijd onmiddellijk duidelijk is. Soms ontdek ik dat pas jaren later. Ik stel mezelf altijd de vraag waarom iets mij overkomt, en dan probeer ik daaruit te leren. Daarin zit ook het nut van dit vak voor mij.”
Wat heeft bijvoorbeeld ‘Nowhere’ je geleerd?
“Dat ik mezelf er op mijn 57ste nog altijd op betrap dat ik iemand die ik slechts vluchtig ontmoet, soms onderschat. En dat, als ik dan toch wat langer aandacht geef aan die persoon, er vaak een mooi verhaal ontstaat. Ik kan daar werkelijk emotioneel van worden.”
“Ik ken persoonlijk geen truckchauffeurs of vluchtelingen. Maar het engagement van Peter (Monsaert, regisseur van ‘Nowhere’, red.) en van de producenten die dat thema wilden belichten, heeft mij die werelden beter leren kennen. We filmden lange tijd in de haven, waar mensen in weer en wind goederen laden. Bijzonder zwaar werk, en het stinkt er voortdurend. De kans krijgen om sommige van die mensen beter te leren kennen, ervaar ik als een privilege.”
Kruipen rollen als in ‘The man who sold his skin’ over migratie of ‘Nowhere’ waarin verbinding, hoop en familiale roots aan bod komen, dan onder je huid?
“Ja, dat kan ik niet ontkennen. Ook Professor T. was voor mij zo’n personage. Hij heeft ervoor gezorgd dat ik een paar jaar een minder aangename mens was voor mijn omgeving, vrees ik. Als acteur graaf je in jezelf naar hoe je een personage vorm kan geven. Niet in het minst ook naar negatieve, verborgen kantjes, die je weliswaar onder controle hebt om op een aanvaardbare manier te functioneren in de maatschappij. Net die donkere schuifjes moet een acteur durven open te trekken, om ze te hanteren tussen ‘actie’ en ‘cut’ en ze daarna weer veilig op te bergen. Professor T. is een man met smetvrees en een autismespectrumstoornis, niet erg sympathiek ook, al heeft dat veel met zijn achtergrond te maken. Ik was mij constant bewust van zijn handelingen, wat nodig is om het personage juist neer te zetten. Maar die handelingen kropen in mijn systeem en nam ik mee naar huis.”
Zo klinkt acteren als een gevaarlijk beroep voor iemands mentale gezondheid.
“Je moet uitkijken om je er niet in te verliezen, dat is zeker. Maar net zoals een koorddanser buikspieren moet ontwikkelen om het evenwicht te behouden, moet een acteur leren om de controle te behouden over zijn geest.”
Bleven er zo wel meer rollen plakken?
“In De Indringer, bij het begin van mijn carrière, speelde ik een man die op zoek gaat naar zijn vermiste dochter.”
“Ik pretendeer niet dat ik me het gevoel dat zoiets teweegbrengt, echt kan voorstellen. Maar toch heb ik dat elke draaidag opnieuw geprobeerd, en het woog zwaar. Voor mijn rol in Nowhere ben ik gaan praten met een vader wiens kind dodelijk werd aangereden, omdat mijn personage ook zoiets overkomt. Ik ken zo’n groot verlies niet, maar ik neem wat die man me vertelde heel ernstig. Dat ben ik hem verplicht. Maar hoe dicht het ook allemaal komt, je moet ook op tijd leren loslaten.”
Een rol als in ‘Glad IJs’ moet een verademing zijn dan?
“Ja! (lacht) En toch draagt ook de man die ik daarin neerzet tragiek met zich mee. Het is een hilarische rol. Maar humor heeft altijd een tragische ondertoon, en dus zal je mij er nooit op betrappen dat ik zo’n figuur belachelijk maak.”
Puur entertainment is evenwel niet aan jou besteed?
“Niets te melden, met Jonas Van Geel, lijkt mij toch luchtig genoeg. Ik doe dat zelfs graag, maar het is me zelden gevraagd. De producenten van Glad IJs en Niets te melden zijn niet toevallig mensen die weten dat er ook een minder ernstige kant aan mij zit. Ik neem mijn vak heel erg au sérieux, maar mezelf veel minder.”
Zie je jezelf ooit een verhaal schrijven?
“Ik ben al eens wakker geworden ’s nachts met wat me een prachtidee leek. Ik stond op en schreef het uit, twee bladzijden lang. De volgende dag leek het me al wat minder briljant, en na een week schoot er nog weinig van over. Schrijven is een vak waarbij je veel creëert en veel weggooit, om het goeie over te houden. Ik zou het wel willen proberen, maar ik heb me jaren lang bekwaamd als acteur, misschien moet ik het daar toch bij houden. Maar ik sluit niets uit.”
Hoe klonk het idee?
“Ik hou het toch nog even voor mezelf, want ik blijf het wel een leuk ideetje vinden.” (lacht)
Hoe draag je zorg voor je eigen mentale gezondheid?
“Ik trek me graag terug in de Ardennen waar we een huis renoveerden. Midden in de natuur, waar het leven echter is. Ik koester daar geen romantische ideeën over. Integendeel, de natuur is meedogenloos hard. Maar ik sta er meer in contact met mezelf, en dat heb ik nodig om daarna weer voort te kunnen in de hectische maatschappij. Ik heb de schoonheid én het geweld van de natuur nodig, en dat vind ik in de Ardennen nog terug.”
Wie is Koen De Bouw?
• Koen De Bouw (57) groeide op in Turnhout en studeerde theater aan Studio Herman Teirlinck in Antwerpen.
• Hij speelde hoofdrollen in tal van Belgische en internationale films en tv-series, om er een paar te noemen: Dossier K., De zaak Alzheimer, Loft, Professor T., Grenslanders, The Last Tycoon, Torpedo… Momenteel is hij op tv te zien in de series Twee zomers en Glad IJs, en tijdens FFO22 in zijn meest recente films Nowhere en Zeppos. Ook de kortfilm Tot ik terugkom waarin Koens zoon Jolan de hoofdrol speelt, wordt op het festival in Oostende vertoond.
• Koen De Bouw is Master van Filmfestival Oostende dat plaatsvindt van vrijdag 4 tot en met zaterdag 12 maart. Alle info en de volledige programmatie vind je op
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier