Johannes is zijn naam. Verschaeve zijn familienaam. Oostende zijn roots. Muziek een onbetwistbaar deel van zichzelf. Na 15 jaar aan de top te staan met The Van Jets, begint Johannes Verschaeve helemaal opnieuw. Met een plaat die regelmatig de wenkbrauwen doet fronzen, maar naar eigen zeggen nog nooit zo dicht bij zichzelf lag, staat hij er weer als vanouds. Ingetogen expressief, spelend met taal, experimenterend met synths en met een flinke portie lef.
Waar The Van Jets in groep een heel publiek konden begeesteren, doet Johannes Verschaeve het nu op zijn eentje in een ietwat eigenzinnige onemanshow, doordrenkt van melancholie en met een zweem van psychedelica, verweven in wervelende muziek van mystieke synthpop. In het Nederlands bovendien. En toch valt dit alles vreemd genoeg net wél binnen zijn comfortzone.
We spreken Johannes op de plek waar het begon, in zijn studio in Gent, waar hij maandenlang prutste met allerlei tweedehands synths. Waar veel artiesten het als een bevrijding zien om hun muziek los te laten op de wereld, was het voor Johannes simpelweg een volgende stap in het proces. Want de echte beloning lag naar eigen zeggen al in de plaat ‘Johannes Is Zijn Naam’. “Het is heel lang onbelangrijk geweest, hier op deze plek. En bij de release dan wel weer. Maar ik counter dat ook meteen in mijn hoofd. Dus nee, echt stress had ik niet.”
Zelfs niet als je nu niet meer achter een groep kunt ‘schuilen’, bij wijze van spreken?
“Je voelt je wel naakter, ja. Maar ik heb het gevoel dat ik na al die jaren Van Jets wel die maturiteit heb om daar zo op het podium te staan. Ik ging dit niet kunnen doen als ik 25 jaar was. Veel mensen zeggen achteraf: ‘amai, dat je dat durft. Zo helemaal alleen zonder band’. Maar dat is ook net de kracht ervan. Ik hou van die kwetsbaarheid. Ik kan dat toelaten. Ik durf het ook toelaten.”
Is het niet moeilijker als je muziekgewijs geen ijkingspunt hebt, zoals een vorig album?
“Eigenlijk is het heel organisch gegroeid. Ik wilde niet het grote antwoord op The Van Jets geven. Want dat bestaat toch niet. Ik wist ongeveer wat ik wilde doen en heb dat gewoon gedaan, zonder daar veel vragen bij te stellen. En ook zonder te denken: zal dit commercieel werken of niet? Ik heb mijn instinct gevolgd. Ik had niet die druk om per se iets te presteren.”
Je hebt niets meer te verliezen?
“Ik heb inderdaad niets meer te verliezen. Of te bewijzen. Dat is een coole mindset om te hebben. Mijn trofeeën van The Van Jets staan al op de schouw. Wat ik nu doe, is niet noodzakelijk om daar nog eentje bij te zetten. Ik zie wel nog veel braakliggend terrein voor mijn artistiek parcours. Ik heb al veel gedaan, van theater tot soundtracks en columns schrijven. Wat ik doe is een soort ontdekkingsreis.”
Wist je al snel wat je wilde?
“Het is begonnen met de plaat Suicide van de gelijknamige cultband in de punkscene van New York eind jaren 70. Een soort synthpunk, met een gast achter een orgel met opgefokte ritmeboxen en heel repetitieve lijntjes. Iemand die zingt, puur en warmbloedig. Met die opzet voelde ik me erg verbonden. En dan kreeg ik een soort beeld van mezelf: in het donker op een podium, met mensen die luisteren. Maar toch niet heel aandachtig. Als in een soort waas. Dat beeld heb ik gevolgd. Dat Nederlands is wel pas later aan bod gekomen. Ik heb drie jaar lang in boekenhandel Paard van Troje gewerkt, twee dagen per week. Dat zorgde voor een enorm literair bad, waar ik de schoonheid van de Nederlandstalige literatuur ontdekte.”
Is er een werk blijven hangen?
“De hoogstapelaar van Wessel te Gussinklo. Een van de meest favoriete dingen die ik toen heb gelezen. Ik was in die periode ook eens op tournee met Roland Van Campenhout en moest een nummer van The Scene zingen. Ik had nog nooit in het Nederlands gezongen, maar ik voelde een enorme kracht toen ik dat deed. Ik heb gaandeweg daarin een soort opgekuist dialect gevonden. Vandaag voelt het niet meer onwennig, maar naturel.”
Een beetje zoals bij je goeie vriend Brihang?
“Bij Brihang is het nog tien procent minder opgekuist, denk ik. Het is ook Brihang die zei – toen ik voor zijn vorige plaat meeschreef aan een paar nummers – dat ik het Nederlands een kans moest geven. Dat zijn allemaal kleine duwtjes in de rug geweest, net zoals die columns die ik schreef en waar ik mij rot mee amuseerde.”
Je sleet heel wat uren in je studio. Alleen. Miste je geen klankbord?
“Klankborden genoeg eigenlijk. Er is Dijf (Sanders, die de plaat heeft afgemixt, red.), maar ook mijn vrouw of kinderen. Ik heb niet zo vaak een klankbord nodig gehad eigenlijk, omdat ik al vrij snel had beslist dat ik niet te veel compromissen wilde sluiten. Dat is een beetje de ziekte van de tijd. Dat je te veel rekening houdt met wat anderen constant denken. Dat maakt je niéts interessants. Gemiddelde puree bijna.”
Is dat niet een beetje tegenstrijdig? Want als artiest wil je dat zoveel mogelijk mensen naar je luisteren.
“Dat is niet waar. Niet meer. Je wilt…”
Dat de juiste mensen luisteren.
“Ja. Dat is mijn adagio nu. Ook qua optredens. Het moeten de juiste optredens zijn. Eigenlijk mik ik totaal niet op de grote gemene deler, maar eerder op mensen die het kunnen smaken en er dieper op in kunnen gaan. Het is verbazingwekkend hoe breed het toch nog gaat. Op voorhand dacht ik dat het te niche zou zijn. Maar mensen zien iemand die zijn goesting doet, en dat is voor hen aantrekkelijk.”
Opmerkelijk: je benadrukt vaak dat je naam niet afkomstig is uit de bijbel, maar je opent en sluit je plaat wel af met een voorgelezen stukje uit het Evangelie.
“Er zijn niet zoveel Johannesen, en in de lagere school werd ik ook altijd aangesproken met de ‘doper’ of ‘apostel’. Dat was niet cool.”
“Dat mijn vader vroeger priester is geweest, hielp er ook niet veel aan. Ik ben niet gelovig, maar zou het misschien wel graag zijn omdat er veel mensen hoop uit putten. Waaruit ik hoop haal? Uit mensen en muziek. Uit schoonheid eigenlijk. Of het gewone leven. Mijn artiestennaam is een stuk spelen met mijn DNA trouwens, een spielerei waar ik recht op heb. Dat voorgelezen stuk is overigens live gegroeid. Ik zocht een intro en dacht om iets uit de bijbel voor te lezen, maar toen botste ik op de luisterbijbel op Spotify. Ik moest wel toestemming vragen aan het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap om het te gebruiken op mijn album. Ze verwachten wel dat ik nog op bezoek ga om mijn plaat af te geven.”
Misschien kan je zelf een antwoord geven op de vraag waarmee je je plaat afsluit: hoe moet het nu verder met Johannes?
“Ik weet niet of ik nog een plaat ga maken in dezelfde stijl, of als er iets anders mijn pad zal kruisen. Ik heb wel ideeën, maar ik heb geen meerjarenplan.”
“Nooit gehad. Ik zit gewoon zo niet ineen. Ik heb wel een soort honger om dingen te doen die ik nog niet gedaan heb.”
“Er zijn wel enkele interessante projecten op til. Zo maak ik de soundtrack voor het derde seizoen van ‘Onder vuur’ en maak ik de muziek voor de theatervoorstelling van Kasper Vandenberghe.”
Ik zag dat je ook meewerkt aan het Reiefestival in Brugge deze zomer. Wat mogen we daarvan verwachten?
“Via Uitwijken ga ik spelen in de buitenwijken, met het geloof als thema. Dat wordt tof. En op het Festival zelf passeer ik ook twee keer met Johannes Is Zijn Naam, maar met nog wat extra saus er over gegoten.”
Het extraverte op het podium heeft plaats gemaakt voor een iets minder uitbundige persona. Hoe was dat?
“Vroeger viel ik het publiek aan bij wijze van spreken. Ik jutte het op en trok er aan, terwijl ik dat nu absoluut niet doe. Ik heb lang getry-out en vond dat telkens heel tof om weinig te zeggen of te ‘geven’, maar daar gewoon te staan en die kwetsbare nummers te spelen. En je merkt dan wel dat mensen jou tegemoet komen. In plaats van een luidruchtige joligheid, voel ik een enorme focus, aandacht en nieuwsgierigheid bij het publiek. Echt de max. Dat extraverte zit nog altijd in mij, maar het is nu iets subtieler, genuanceerder, verborgen misschien. Het is theatraler ook.”
Als muzikant heb je een hele ommezwaai gemaakt, maar ben je ook veranderd als mens?
“Dat gaat wel. Wat ik wel van mij moest afwerpen, is die veroveringsdrang. Vroeger ben ik daardoor een paar keer met mijn kop tegen de muur gelopen. Omdat je de lat té hoog legt en te veel wil bereiken. Maar het is net door hoog te springen dat je ook hoog geraakt.”
En hoe zit het met de veroveringsdrang van Johannes Is Zijn Naam?
“Daar ben ik minder mee bezig. Ik koppel altijd terug naar het artistieke. Laat de mensen het zelf maar ontdekken. Als een soort donkere kracht die hen aantrekt.”
Als je ‘donkere’ thema’s aankaart, is er dan geen schrik om daar zelf aan onder te gaan?
“Dat zijn nu eenmaal de thema’s die in mij zitten en mij inspiratie geven. Ik ben van nature melancholisch, en zowel een jolig als verdrietig persoon. Ik kan daar tegen, ik vind het ook tof om alleen te zijn. Het is misschien ook een stuk teruggrijpen naar mijn jeugd. Ik was eigenlijk een erg angstig kind en tekende de hele tijd. Vandaag doe ik als muzikant hetzelfde als toen: in mijn kamertje op gaan in mijn fantasie. En dat is niet eenzaam. Er zijn veel mensen die dat hebben, en dat is helemaal ok. Alles moet tegenwoordig jolig, plezant en sociaal zijn. Ik vind dat verschrikkelijk. Want er is daar niets triest aan, om graag alleen te zijn. En ik merk dat ik lang niet de enige ben.”
Wie is Johannes Verschaeve?
– Johannes Verschaeve is geboren in 1980 in Oostende. Hij studeerde filosofie, maar koos uiteindelijk voor de muziek.
– In 2004 won hij Humo’s Rock Rally met zijn band The Van Jets. In die band speelde ook zijn broer Michael. Met de groep speelden ze onder meer op het hoofdpodium van Rock Werchter en Pukkelpop. De band, met een bijzonder goeie livereputatie, bracht vijf albums voort met bekende hits als The Future en Two Tides of Ice, maar in 2019 trokken ze er de stekker uit. Een jaar later ging Johannes solo onder ‘Johannes Is Zijn Naam’, met nummers in het Nederlands. Recent verscheen zijn eerste album.
– Johannes deed al theatervoorstellingen en schreef ook soundtracks. Hij was ook een tijdlang columnist.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier