“Ik zoek altijd de schoonheid in de banaliteit van het leven”
Er zijn maar heel weinig programmamakers in ons land die zo meesterlijk de kleine verhalen in Vlaanderen zo groots kunnen brengen als Martin Heylen. Zijn nieuwe programma Zelfde deur, 20 jaar later is oldskool Man Bijt Hond, waarbij hij – twintig jaar na zijn befaamde rubriek daarin – opnieuw gaat aanbellen bij de mensen van toen. Geniaal in zijn eenvoud. “In mijn vrije tijd mensen aanspreken? No fucking way.”
Twintig jaar, 7.000 dagen en mogelijk nog meer levensverhalen later, leidt het aanbellen bij de huizen van toen opnieuw tot pakkende, grappige en beklijvende reportages.
“Het is vast een compliment als ze denken ‘wat voor ongevaarlijke, lief ogende dwerg staat daar voor de deur?'”
“Het idee is ooit ontstaan uit de overtuiging dat er in elke mens een mooi verhaal zit. Als ze het willen vertellen tenminste. Het is het werk van de reporter om dat eruit te halen. Ik was al een tijdje op zoek naar een nieuw idee en bleef maar met mijn hoofd tegen de muur lopen. Toen vond ik een archiefdoos terug met stukken die ik ooit had geschreven voor De Morgen en Humo. Mensenlief, wat een verhalen. Momentopnames, waarbij ik wilde weten hoe het met de mensen ging. Net zoals in die rubriek in Man Bijt Hond. Het ging ook nooit over mensen die extreem waren, of curiosa.”
Ben je daar toen echt zonder research aan begonnen?
“Ja. Dat was een heel rendabel programma. (lacht) Ik ben in die vijf jaar 190 keer binnen geweest en heb 190 reportages gemaakt.”
Niet méér? Alleen al om reserve te hebben of te kunnen kiezen?
“Principieel niet, nee. Eén keer ben ik naar buiten gegaan, omdat die mens geen stem meer had en ik hem dat niet aan wilde doen. Maar ik heb er altijd een erezaak van gemaakt: als we naar binnen gaan, dan moeten we naar buiten komen met een verhaal. Soms duurde het een uur vooraleer het verhaal eruit kwam. Soms gutste het er zomaar uit. Ik moest maar zien dat ik een goed verhaal had. En kwam het er met horten en stoten uit, dan moest ik maar zien dat het goed gemonteerd was. Dat is een beetje masochistisch, hé? Veel televisiemakers zullen dat ook vinden, of onnozel misschien, maar dat werkte. En was het verhaal eens niet zo sterk, dan was dat maar zo.”
Zelfs als je zichtbaar stoorde, lieten ze je toch binnen. Hoe komt dat, denk je?
“Ik heb iets ontwapenends over mij, denk ik. Ik ben geneigd om dat als een compliment te beschouwen, dat mensen denken: ‘wat voor ongevaarlijke, lief ogende dwerg staat er voor mijn deur?’ Ik ga er vanuit dat ik vertrouwen wek. Ik bén ook te vertrouwen.”
Want de grens is soms dun om hen als karikatuur neer te zetten.
“Je wil geen flauw stuk, maar je moet ook aanvoelen wat ze kwijt willen en wat niet. Als iemand trots is op een tapijt dat hij geweven heeft of op zijn verzameling van 568 vingerhoedjes, dan denk ik bij mezelf: laat ik daar maar op voortgaan, want trots zijn is een positief gevoel. Wat ik daar persoonlijk van vind, doet er weinig toe. Ik sta heel positief voor die deur. Maar je moet je er constant van bewust zijn dat je een programma maakt. En dat is met een goed verhaal. Ik zoek vooral de schoonheid in de banaliteit van het leven. Achter de façade van de mens en zijn huis.”
Hoe ben je nu te werk gegaan?
“We hebben alles opnieuw bekeken en een selectie gemaakt op basis van de mogelijke insteken. Hoe zou het die zangeres vergaan zijn, of die vrouw met al haar huisdieren? Of wat denkt die dochter van die Hongaarse vluchteling over de huidige immigrantencrisis? Ik werk met jonge mensen die vaak een andere kijk op de zaak hadden. Die de ene keer meer gefascineerd waren door het interieur of die de andere keer iemand onsympathiek vonden, terwijl ik die eerder pedant of welbespraakt vond. Mijn cameraman en ik zijn opnieuw onbevangen en zonder enige informatie aan die deur gaan aanbellen, klaar om ons te laten verrassen.”
Wat heeft je het meest verrast?
“De verkeersdrukte. Vooral in de dorpen. Vroeger nam ik de gewestwegen om nog iets te zien, maar nu is het overal vragen om miserie. Zelfs op de ring rond Tielt schuif je nu aan.”
Zijn de mensen op vandaag toegankelijker?
“De jonge generatie is wel opener. Er zijn letterlijk veel gordijnen verdwenen, voor de lichtinval alleen al. En mensen communiceren ook anders. Ze bellen nu naar elkaar, gewoon om te bellen, terwijl ze vroeger altijd een reden hadden. Heel die evolutie… Het doet je stilstaan bij de vraag ‘wat heb ik de afgelopen 7.000 dagen gedaan met mijn leven?'”
En?
“Ik heb veel gedaan, ik ben blijven evolueren. Spijt? Ik zou niet weten waarom. Ik zie mezelf 20 jaar ouder op tv, maar ik zie ook hetzelfde enthousiasme en dezelfde frisheid als toen. En dat is geen grootspraak, want ik weet hoe dat komt. Ik was de rubriek beu indertijd. Ik wou niet meer aan deuren bellen, ik had toen een grote gêne om mensen te verrassen. Ik deed het nog wel, mensen aanspreken, maar anders. In Siberië bijvoorbeeld. Of van Seattle naar Miami. Maar na Heylen en de Herkomst en Dr. Livingstone had ik het ook wat gehad met reizen. Dat is verdomd lastig voor een ouder wordende mens, weet je. Maar ik hield van dat avontuur, van die verrassing. En toen het idee voor dit programma kwam bovendrijven, kwam dat avontuurlijke gevoel ook weer naar boven. Ik sta daar opgewonden aan die deur, klaar om mij te laten verrassen. En tjonge, ik bén verrast geweest.”
Zou je zelf de deur opendoen?
“Voor mezelf misschien wel. Maar als er een ander staat… dat weet ik niet, tenzij het iemand is met een open gezicht die het op een goeie manier aanbrengt.”
Heb je thuis ook de behoefte om wildvreemden aan te klampen?
“No fucking way. Tjonge jonge, zeker niet na zo’n reeks te maken. Laat mij alsjeblieft gerust! Op het voetbal, bij KVO, ben ik ook een soort ambassadeur en daar heb ik geen probleem mee. Maar ik wil zoals elke mens een koffie op een terras kunnen drinken of in het Mosselhuis met wat vissers kunnen babbelen. Echt, laat mij daar maar zitten, tussen mijn vrienden. Als zo’n programma al even geleden is, dan komt dat echter wel nog eens bovendrijven, dat aanspreken. Dan hengel ik wel eens naar een ontboezeming, blijf ik maar praten, tot mijn vrouw mij uiteindelijk een stomp geeft.” (lacht)
Ben je in deze reeks ook figuurlijk geraakt geweest?
“Absoluut. Weet je, ik werk met een vrij jonge ploeg. Die hadden nog nooit in het echt gezien wat dementie teweegbrengt. Ze waren zo van hun melk… dat heeft echt weken geduurd. En ook tijdens de montage kwam dat weer boven. Ook bij mij, want ik heb die mensen gekend toen ze nog helder en aangenaam waren. Maar nog eens: de televisiemaker in mij moet ervoor zorgen dat hij een tv-programma heeft, maar ik moest daar toch vooral als mens zitten. Daarom zit ik ook náást de mensen, omdat we allebei in hetzelfde schuitje én shot zitten. We vinden het allebei raar dat er een camera op ons staat terwijl we gewoon aan het praten zijn. Ik doe dat echt niet uit ijdeltuiterij. Nog eens, ik ben het liefst gerust gelaten.”
‘Zelfde deur, 20 jaar later’: vanaf donderdag 6 september om 20.40 uur op Eén.
“Geen moeite met West-Vlaams, maar aan de vistrap…” h2>
Martin Heylen voelt zich ondertussen écht thuis in Oostende, dus was het West-Vlaams twintig jaar later vast iets begrijpelijker? “Ik ben van Oosteeklo, dicht bij West-Vlaanderen, dus heb ik er nog nooit veel moeite mee gehad. Alleen aan de vistrap in Oostende is dat wat anders. Je hebt het dialect van de Westhoek, dan Oostende, dan veertien dagen niks en dan heb je de vistrap. (lacht) Een geweldige taal, begrijp me niet verkeerd, maar als de vissers tegen mij bezig zijn, zeg ik meestal gewoon van ja. En als ik vraag of ze het toch eens willen vertalen, dan vinden ze dat vooral grappig.” p>
In de eerste aflevering van Zelfde deur, 20 jaar later zit overigens een beklijvend verhaal uit Poperinge. “Je gaat zo mee, in die hoogtes en laagtes. Dat is de grote sterkte van dit programma, dat je op korte tijd heel veel empathie losmaakt bij de kijker. En geloof me, daar kruipt heel wat ervaring en aandacht in, zeker ook van mijn ploeg.” p>
Televisie en radio
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier