Schrijver Bart Moeyaert wordt 60: “Ik voel me lichter, er is weer plek voor iets nieuws”

Bart Moeyaert: “Ik heb geen last van het getal 60. Wel van het idee dat de tijd die nog voor me ligt snel korter wordt dan wat ik al gehad heb.” © © Stefaan Temmerman/Bart Moeyaert Stefaan Temmerman
Nancy Boerjan

Op zondag 9 juni gaat Bart Moeyaert net als de rest van het land kiezen én viert hij zijn zestigste verjaardag. “Topdag”, grijnst de schrijver. De toekomst lijkt dan wel zwart te gaan kleuren, en voor positivo wil hij niet versleten worden, maar zwijgen is geen optie. Hij nam zelfs nooit minder een blad voor de mond dan in zijn jongste boek ‘Een ander leven’, op de hem zo eigen genuanceerde, gevoelige en kwetsbare manier. “Maar is dat niet normaal dan?”

Weinig glamour voor de veel gelezen en veel bekroonde schrijver vandaag. De dag begonnen met een lezing in het Nederlandse Vught en straks afsluiten met nog een lezing in Lichtervelde, filestress onderweg, interview en pizza tussendoor. Eerder die week kreeg hij De vier seizoenen te zien, de documentaire die een persoonlijke inkijk geeft in de voorbije twaalf maanden in zijn leven en die vanaf 21 mei op VRT Canvas te zien is. Dat krijg je als je 60 jaar leven en 40 jaar schrijven viert. Hij kan zich helemaal vinden in de documentaire, hij is content. Maar wat Bart Moeyaert misschien nog het meest doet gloeien deze dagen is de warmte waarmee zijn jongste en tot dusver meest persoonlijke boek, Een ander leven, wordt ontvangen. Daarin blikt hij terug op de jongeman en de zoon die hij was.

Het boek raakt niet alleen bij Bart gevoelige snaren, voor het eerst blijven ook de reacties erop niet vrijblijvend. Mensen mailen hem, sturen zelfs handgeschreven brieven, omdat hij hen aan het denken zette: over hun ouders, over familie, over wat ze allemaal niet vroegen of nu toch eindelijk wel eens willen vragen.

Een boek waarin hij zich kwetsbaar opstelt, heet het. “Maar is dat niet normaal dan?”, vraagt hij zich af. “Voor mij heeft het nooit anders gewerkt dan dat ik zeg wat ik voel. Het lijkt mij dus niet alsof ik voor het schrijven van dit boek bijzondere moeite heb moeten doen. In wat er allemaal op volgt – interviews, lezingen… – stel ik achteraf soms wel vast dat het heftig is, dat graven in mezelf. Dan voel ik me soms uitgewrongen inderdaad. Maar ook dat vind ik niet erg.”

Dozen op zolder

Hij voelt zich wel lichter, zegt hij, nu het boek er ligt en de documentaire is voorgesteld. Alsof de zolder is opgeruimd, er weer plek is gemaakt voor iets anders. Dat opruimen mogen we nogal letterlijk nemen. Want nadat hij vorig najaar voor het eerst in zijn schrijverscarrière een project stopzette – “heel gênant, maar ik zat gewoon vast” – en zich afvroeg of dit nu een burn-out heette, besloot hij de dozen waarin zowel de levens van zijn ouders als dat van hemzelf verzameld zaten, te openen. Brieven, dagboeken, cinematickets, verjaardagskaarten, lang vergeten schriftjes, foto’s…. “Alsof ik toen al mijn eigen museum voorbereidde”, lacht hij. Maar alles op tafel en op de vloer uitgespreid zien liggen, er doorheen struinen, verbanden leggen… “Het gaf de aanzet tot Een ander leven, en het is mijn redding geweest. Al wou ik ook dat ik die dozen eerder had geopend, dan had ik sommige dingen allicht anders aangepakt. Maar goed, zo gaat dat met inzichten achteraf.”

Een blik, een half woord, of net iets níét zeggen of doen: daarmee bereikte mijn moeder haar doel

Zit het nu goed, met 60 in het vooruitzicht?

“Toch wel, ik heb geen last van dat getal. Wel van het idee dat de tijd die nog voor me ligt snel korter wordt dan wat ik al gehad heb. Ik zou nog veel willen doen. Sinds de dood van mijn ouders enkele jaren geleden groeide het besef dat er meer is om op terug dan om naar uit te kijken. Daarover kan ik op een stoeltje blijven zitten treuren, maar ik kies er bewust voor om dat niet te doen.”

We wisten het al, maar ‘Een ander leven’ onderstreept het nog maar eens: jij kon alleen maar een schrijver worden. Een kwestie van voorbestemd zijn of van karakter?

“Ik geloof wel dat er zoiets bestaat als voorbestemd zijn. Althans voor mij was het van bij het begin overduidelijk.”

Voor je vader, die je liever leraar zag worden, was het dat minder. Maar hoewel je met hem een compromis sloot over je beroepskeuze, deed je eigenlijk je eigen zin?

“Ik was vooral naïef. De wereld was groot, en daar droomde ik mij een weg in. Ik hoorde wel alles wat daar tegenin werd gebracht, maar legde dat naast me neer. Pas na een paar boeken, en pogingen om me daarin bij te sturen, kwam ik tot de conclusie dat het wel míjn boeken waren, en dat ik wel zou doen wat ík vond dat ik moest doen. Sindsdien hoef ik dan ook niemands goedkeuring meer, ik weet wat ik wil en moet doen.”

© © Stefaan Temmerman/Bart Moeyaert

In ‘Een ander leven’ verweef je het leven van je moeder met dat van jezelf, waarbij je jezelf echt wel bloot geeft. Kost het moeite, dat eerlijk zijn?

“Neen. Wat is het ergste wat kan gebeuren? Dat iemand het boek begint te lezen en het weer weglegt omdat het hem niet aanstaat of stoort? Ik toon me zoals ik was en ben, en dat levert inderdaad niet altijd een mooi plaatje op, maar ik zie niet in waarom ik me zou verstoppen.”

Je moeder hield er niet van om in het verleden te graven. Je krijgt van haar weinig antwoorden op al je vragen.

“Zo was ze inderdaad. Leven en laten leven, als gij maar gelukkig zijt: dat was zo’n beetje haar leidraad. En toch doet het me deugd dat ik haar heb kunnen schetsen via woorden, scènes, herinneringen van onze citytrip in Parijs in 1996…, zoals ik haar zag en aanvoelde. Liefdevoller kon het niet worden; ik vond haar geweldig. En daar kan ik verder weinig aan toevoegen, het was nooit de bedoeling om haar te delen met de wereld, of een ode aan haar te brengen.”

“Ik vertrok overigens wel vanuit het idee om over mijn moeder en mij te schrijven, maar toen ik de eerste bladzijden aan een van mijn broers gaf en zijn indruk vroeg, vond hij het vreemd dat ik onze vader niet ter sprake bracht. Die twee kon ik niet los van elkaar zien, vond hij. Sterker nog: als ik mijn vader en moeder aanwezig zou maken, zouden onvermijdelijk ook de broers tevoorschijn komen. Ik ben blij dat hij me daarop wees, want dat heeft het beeld veel completer gemaakt.”

En complexer?

(lacht) “Familie, het is nogal wat, ja. Maar we worden met z’n zevenen ouder en groeien meer naar elkaar toe. En het verleden wordt de lijm die ons steeds sterker met elkaar verbindt.”

Ik kan het niet laten maar bijna elke keer als ik naar Brugge rijd, doe ik het: even zwaaien naar het huis

Leerden je broers uit het boek een Bart kennen die ze nog niet kenden?

“Ja. (even stil) We zijn nooit mannen van grote liefdesverklaringen geweest, maar nu zeggen ze me dat ook inderdaad. Of ik krijg een sms van een broer over iets wat hij van of over me gelezen heeft, wat vroeger nooit gebeurde. Ik beweer niet dat ze nu anders naar me kijken, maar ze kijken misschien wel beter naar wie ik ben.”

“Er zit een verschil van 13 jaar tussen mijn oudste broer en mij. Dat maakt dat ik zeker de oudste broers tot voor een paar jaar nauwelijks kende. We hebben moeten leren om met elkaar te praten, en dat doen we nu gelukkig. Daar ben ik blij om.”

Je moeder als enige vrouw in een gezin met acht mannen. Het kan niet anders dan een impact op haar hebben gehad.

“Het is frappant inderdaad hoe ik nooit aan haar heb gedacht als aan een vrouw die zwanger is geweest, zeven keer maar liefst, of in haar menopauze was… We dachten niet aan haar als aan een vrouw die met acht mannen samenleefde en over dat soort zaken bij hen niets kwijt kon. Ik vind het heftig om dat nu te beseffen: hoe dééd ze het? Het kan niet altijd gemakkelijk geweest zijn voor haar, en er waren ook wel zaken waarvan ze niet vond dat ze moesten worden uitgesproken, maar ze was tegelijk ontegensprekelijk sterk in balans met zichzelf. Ze wist hoe ze haar plek in kon nemen in huis. Ze zong keihard mee met Nana Mouskouri als ze daar zin in had, alle ramen open. En als ze besloot om te genieten van e ki weg zien, dan deed ze dat ook gewoon. Toen ik haar meenam naar Oostende voor een concert van Mouskouri, logeerden we in een chic hotel vlak bij het Casino. Het moet gezegd: de pistolets die we er bij het ontbijt kregen, leken nergens naar. Maar mijn moeder besloot dat die pistolets heerlijk waren en dat ze ervan zou genieten. Dat tekent haar ten voeten uit.”

Binnen het gezin voerde vader wel het hoogste woord?

“Ja, maar dat betekent niet dat mijn moeder alleen maar ja knikte. Ze had macht op haar manier: een blik, een half woord, of net iets níét zeggen of doen. Zo bereikte zij haar doel. En als puntje bij paaltje kwam, konden die twee niet zonder elkaar.”

Hoe moet ik mij Moederdag ten huize Moeyaert voorstellen? Als een optocht van zelfgeknutselde kunstwerkjes?

(lacht) “Nee, maar toch wel met taart. Ze genoot van de aandacht die ze kreeg. Ik herinner me de première van de theatervoorstelling van Broere (boek uit 2000 waarin Bart Moeyaert zijn ervaringen als jongste telg in een gezin met zeven zonen vertelt, red.), waarbij ik haar bij aankomst bloemen had bezorgd. Zo’n bloemenruiker verpakt in knisperend papier. De hele première lang was dat geknisper dé storende factor in de zaal.Ici, la mère: dat wilde ze dan wel even gesteld hebben.” (lacht opnieuw)

Je groeide op in Brugge, maar trok er op je twintigste weg. Voel je nog een connectie met de streek?

“Toch wel, hoe raar dat ook klinkt. Toen mijn vriend en ik besloten om vier jaar geleden samen te gaan wonen, hebben we zelfs naar een huis in Brugge gezocht. Maar ik wilde een huis met een tuin, en dat bleek binnen de ring niet betaalbaar voor ons.”

“En hoewel het me allerminst koud laat om het huis waar we opgroeiden – en dat intussen door anderen bewoond en verbouwd is – terug te zien, kan ik het niet laten om op weg naar Brugge een ommetje te maken en er heel traag voorbij te rijden. Even zwaaien naar het huis…”

Het boek vertelt ook over de moeite die het je heeft gekost om uit de kast te komen. Was je liever later geboren?

“Neen. Ik denk dat de manier waarop ik op eigen benen heb leren staan me sterker heeft gemaakt. Het was niet prettig om in de jaren tachtig geen voorbeelden te hebben, of er nergens iets over te lezen tenzij de waarschuwing dat aids bestond. Ik heb zelf ontdekt wie ik ben, met vallen en opstaan, maar voor mij was dat goed. En als ik nu een wat lacherige opmerking krijg tijdens een lezing voor jonge mensen, dan grijp ik de kans om er ernstig op in te gaan. Al was het maar omdat er in het publiek ook jongeren zitten die worstelen met zichzelf. Niet dat ik een rolmodel wil zijn, maar ik wil het hen wel kunnen zeggen, dat het in orde is.”

Vanaf juni verdwijnt hij opnieuw, zegt hij, om hij zal wel zien wat te doen. Het is even genoeg geweest. “Ik moet – om het met een modewoord te zeggen – vertragen, me opnieuw verwonderen en bewust worden van wat er met en rondom me gebeurt”, klinkt het. Maar hij komt terug, want hij is nog lang niet uitverteld.