Rouwstoet van brandweer trekt door de straten van Roesbrugge voor postoverste die na zijn pensioen overleed aan kanker

Johan kreeg een eerbetoon van zijn collega’s in de straten van het dorp. © TP
Redactie KW

Johan Haghedooren (68) was jarenlang postoverste van de brandweerpost Zuid-IJzer in het Poperingse grensdorpje Roesbrugge. Na zijn brandweerpensioen werd kanker vastgesteld bij de ereluitenant. Hij overleed vorige week en kreeg vrijdag een eerbetoon van zijn collega’s in de straten van het dorp.

Tientallen brandweerlieden trokken vrijdagmorgen in een rouwstoet van de brandweerkazerne van Zuid-IJzer richting de kerk van Roesbrugge. Daar vormden ze een erehaag rond de lijkwagen en brachten een laatste groet, toen de urne van Johan de kerk werd binnengedragen voor de uitvaartplechtigheid.

Erebrandweer

“In 1978 begon je bij de brandweer en kreeg je zelfs nog les van je papa Raphaël”, sprak Gerda, de echtgenote van Johan met wie hij bijna een halve eeuw samen was. “De brandweermicrobe liet jou niet meer los. Je volgde alle lessen en was zelf vele jaren instructeur bij Prihim en Wobra. Zelfs na je brandweerpensioen bleef de brandweer deel uitmaken van ons leven, want je nam het voorzitterschap op van de erebrandweer van Groot-Poperinge.”

Leren blussen

“Een brandweerman schreef: ik zal me Johan altijd herinneren als de pompier die mij leerde blussen”, aldus Gerda. “Iemand die tijd en energie stak in het opleiden van nieuwe pompiers. Met veel overgave, soms met een vloek, maar héél vaak met leute, gedrevenheid en plezier. Johan zal voor mij steeds de postoverste blijven die Roesbrugge en Zuid-IJzer op de brandweerkaart van de Westhoek zette. Het was soms niet eenvoudig om bepaalde beslissingen te nemen, te accepteren, te ondergaan… maar Johan mag met trots en fierheid zijn brandweerpost achter zich laten. Er staat een stevige fundering die nog jaren herinnerd zal blijven.”

Spitsvondig

Johan engageerde zich tijdens zijn leven ook voor het lokale feestcomité, de hoevefeesten, de Landelijke Gilde en de verbroedering met de Franse gemeente Saint-Victor-de-Buthon. Hij werkte onder meer bij het bedrijf Degro in Ieper. “Rijden met de tractor was echt je ding, hoe meer kilometers hoe liever”, stelde Gerda. “Toen er geopperd werd dat het wat vlugger kon, antwoordde je: ’t is even donker voe è haze of voe è slekke. Men schoot in de lach en alles was vergeven. Jouw jovialiteit, guitige lach, spitsvondigheid zie ik terug in onze kleinkinderen. We hebben samen onze hoeve tot een warme thuis gemaakt, waar iedereen altijd welkom was.”

Lach en traan

“De dag dat de dokter zei dat je kanker had en dat ze jou zou doorsturen naar een oncoloog, vroeg je: en als ik niets doe, hoelang heb ik nog te leven? Nog geen twee jaar, luidde het antwoord. Jouw repliek: stuur mij maar door, ik begin aan de behandeling, dan heb ik misschien nog twee jaar en één week te gaan. Het typeert dat je je ziekte kon benoemen, dat je er met iedereen over kon praten en dat je nooit klaagde. Je onderging alles met een lach en een traan, zoals we altijd van jou gewend waren. In de laatste elf maanden hebben we samen gevloekt, gelachen en gehuild. We groeiden nog meer naar mekaar toe en genoten van elk zonnestraaltje dat we te pakken konden krijgen.”

Laatste knuffel

“De bezoeken van de vele buren, vrienden en familie deden echt deugd. Ik ben blij dat ik je thuis palliatief kon verzorgen. Zo konden we ieder moment knuffelen en zeggen dat we elkaar graag zien. Je was een heel gemakkelijke patiënt: nooit klagen en altijd zeggen ja, ’t goat. Iedere avond na de laatste knuffel bedankte je me voor de goede zorgen en zei: wuk zoun kik doen zonder jou? Wel, pietje, ik stel jou de vraag: hoe moet ik nu verder?” (TP)

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier