Wim Opbrouck: “Met je hoofd tegen de muur lopen kan soms ook deugd doen”

© Pieter Clicteur
Bert Vanden Berghe

Acteur Wim Opbrouck houdt van feesten, zonder meer. In zijn werk en bij hem thuis, voor grote en kleine zaken, in een tv-programma als Bake Off of aan tafel met vrienden en een zelfgemaakte paella. Wim is een man die goesting heeft, gulzig is en toch ook geniet. “Ik merk dat je maar beter goed voor elkaar kan zorgen, oprécht zorgen.”

Wim ontvangt ons hartelijk bij hem thuis, waar hij lekkere koffie zet en met de nodige schwung de taart aansnijdt die we hebben meegebracht. Er schijnt een aangename nazomerzon, op het gras liggen kraakverse okkernoten die smeken om geraapt te worden. Zijn hele tuin ademt leven, groen en rust. Wim heeft duidelijk deugd gehad van zijn vakantie. Thuis, maar ook in een kleine campervan, genietend van de Spaanse wildernis, met zijn tekenblok aan het ontbijt. Kleine gelukjes, waar hij altijd al van genoten heeft, zo zegt hij zelf.

“Ik wil meer een soort curator worden, ook voor de jonge garde”

“De verste herinneringen aan geluk zijn die van binnen ons gezin. Ik heb één zus, met wie ik als kind heel graag speelde. We woonden in de nieuw gebouwde Collegewijk in Harelbeke, langs een wal en meersen die altijd onderliepen, in een fantastische straat waar vriendschappen werden gesmeed, kampen gebouwd, ruziegemaakt en het daarna weer werd bijgelegd. Alles wat bij een gelukzalige jeugd hoort, van deugnieterij over houtsplinters waar je de klem van kreeg tot vastzitten in een betonmolen.(ziet ons bedenkelijk kijken)

Wim Opbrouck:
© Pieter Clicteur

“Als kind hield ik van spelen op een bouwwerf en op een gegeven moment sloeg zo’n betonmolen toe en zat ik met mijn pinken ertussen. Toen ik weer bevrijd huilend aanbelde bij de dichtste buur, zuchtte die, want aan tafel bleek haar man te zitten die… zijn vingertopjes had afgezaagd. (lacht) Dat zijn zaken die je bijblijven, net als de klassieke feesten: de verjaardagen, de huwelijken…”

Zijn er feesten die je niet snel zal vergeten?

“Toen we jonge ouders waren, beleefden we legendarische oudejaarsavonden, waarbij we de klok vroeger zetten voor de kinderen. Als feestmaal kookten we voor hen chipolata’s, verse appelmoes en puree. Terwijl de kinderen speelden, stonden wij met de vrienden die worstjes te bakken en we konden er maar niet van afblijven. En elke keer zeiden we: waarom doen we dat volgend jaar ook niet voor onszelf? Maar toch schotelden we onszelf elke keer weer coquilles en gebraad voor, nadat we eerst verwaterden bij die chipolata’s.” (lacht)

Wim Opbrouck:
© Pieter Clicteur

“En in de tuin hadden we ook al een paar zalige feestjes. Dan maak ik steevast twee gerechten klaar: paella en zalm die ik zelf rook. Toen onze kinderen 18 en 21 werden, wilden ze een feest organiseren in de tuin. En naar traditie mengden we het volk met wat andere vrienden. Het was zomer, prachtig weer, er hingen lampionnen, er waren houten klapstoeltjes, er draaiden varkens aan het spit en we zouden de film Jaws vertonen aan onze vijver. Maar toen passeerde een heuse zondvloed, een bijna apocalyptische zomerstorm. De vrienden van de scouts zijn hier aangekomen met hun regenjassen en zuidwesters om te helpen en daarna maakten ze nog een enorm kampvuur, waardoor het uiteindelijk een episch feest werd.”

Dus dat spelen en organiseren zat er altijd al in?

“Bij de scouts deed ik niets liever dan een kookvergadering op poten zetten, maar in plaats van in het lokaal, dekten we de tafel op een vluchtheuvel in het centrum van Harelbeke. Ik ben altijd wel een speelvogel geweest en een organisator, ja. Bij ons thuis was het ook altijd de zoete inval. Mijn ouders waren ook heel gastvrij. Mijn moeder was psychiatrisch verpleegkundige en mijn vader zat in de politiek. Hij was onder meer schepen van Sport en Feestelijkheden. Tja, dat kon niet missen.”

Wim Opbrouck:
© Pieter Clicteur

Terwijl Wim de taart aansnijdt, en nog een dampende kop verse koffie inschenkt, heeft hij het ook uitgebreid over zijn liefde voor eten. “Als het niet lekker is, op een festival, boot, filmset, noem maar op, dan duurt het geen twee dagen vooraleer de moraal onder nul zakt. Toen ik mijn eerste pasjes in het theater zette, had ik voorbeelden als Jan Decleir, Josse De Pauw en Gène Bervoets, die heel graag kookten en daar veel aandacht voor hadden, om samen lekker te eten. Dat heb ik overgenomen. Want als je ergens in een dorp moet optreden en er heeft een van de moeders chicons in hesp gemaakt, dan is dat heerlijk. Als je ergens toekomt en je krijgt opgewarmde prak, dan begin je al balorig te worden.(lacht) Eten maken heeft ook iets theatraals en ik omring mij graag met schoonheid, met gezelligheid. Er is al zoveel lelijks rondom ons. Die momenten van samenhorigheid en die kleine vormen van feestelijkheid, zijn absoluut noodzakelijk.”

Ben je nog onder de indruk van die kleine dingen? Want als we naar je palmares kijken…

“Tuurlijk. Alles wat ik doe, doe ik op volle kracht. Ik heb er hard voor gewerkt, ja, maar ik zit in een vrij geprivilegieerde situatie waarbij ik al dertig jaar kan doen wat ik gráág doe. Momenteel ben ik verschillende zaken aan het voorbereiden en werk ik nieuwe projecten uit met mijn productiehuis Free Kings. Heel spannend allemaal en ik hou van die adrenaline die daar bij komt kijken. Van dat pitchen, van je weer te bewijzen als maker.”

Wim Opbrouck:
© Pieter Clicteur

“Ik ben blij als ik even wat tijd kan nemen. Maar tegelijkertijd plan ik dan mijn agenda vol en bedenk ik honderden projecten waar ik de komende jaren geen tijd voor heb. Het is de aard van het beestje om niet lang stil te zitten, maar gelukkig recupereer ik ook snel. Dat gaat vlot. Dan ga ik wat snuffelen in een boekenwinkel, rondwaren in een museum of doe ik een ritje met de motor. Maar ook als er een project op stapel staat, is er altijd wel een soort van gezonde stress. Ik wil dat tot een goed einde brengen. Want alles wat ik doe is in zekere zin kwetsbaar. Het moet altijd goed zijn, of het nu een tekening, plaat, boek, voorstelling of film is. Je wordt er op afgerekend of voor toegejuicht en dat is niet te onderschatten. Al mag je het ook nooit persoonlijk nemen.”

Ben je al veel met je hoofd tegen de muur gelopen?

Be joak gie! Wie niet? Het doet soms deugd, al moet het niet te veel gebeuren. Dat komt erbij in je, euhm… carrière. Dat woord heb ik trouwens lang niet gebruikt, omdat ik het vies vond klinken, maar je mag ook niet vals bescheiden zijn. Niet alles is even geslaagd, maar dat is oké. En in dit vak moet je weten dat het kan gebeuren, dat iets niet in goede aarde valt. De vox populi wordt ook alsmaar groter.”

Wim Opbrouck:
© Pieter Clicteur

Kan je daarmee om, als iemand die op artistieke vrijheid staat?

“Iedereen heeft een mening tegenwoordig en er wordt over alles zeer veel ‘gevonden’. Ik merk zelf ook dat ik mijn woorden meer begin te wikken en wegen in een interview. Echt waar. Ik heb bijvoorbeeld onlangs een grap gemaakt over mijn leeftijd – omdat ik het een irrelevante vraag vind – en gezegd dat ik soms mensen op het verkeerde been zet. Voor je het weet, wordt dat uit zijn context gesleurd en lees je over jezelf: ‘Over dit liegt Wim Opbrouck al járen!’. En dat voor zoiets onnozels. De asociale media doen daar zeker geen goed aan. Ik blijf daar liever ver van weg.”

Een uitdaging daarentegen ga je niet uit de weg, of je je nu moet verkleden als vrouw of op een fiets de Mont Ventoux op moet…

“Ik was 14 jaar toen ik al sleurde met versterkers, decors in elkaar timmerde en speelde op bierbakken. Ik hield simpelweg van spelen. Eerst bij The Frozen Ones, waar An Tuts nog bij gespeeld heeft. Daarna werden we Sorry Paul. Die naam haalden we uit de film Casablanca, het is de laatste zin die erin te horen is. Later kwamen De Dolfijntjes, toen ik Wim (Willaert, red.) leerde kennen aan Studio Herman Teirlinck. Ik heb altijd mijn eigen projecten proberen te bedenken. En je hebt naast je eigen talent ook een zekere vorm van wilskracht, netwerk, organisatie of zelfs van geluk nodig. Veelal is dat een soort samenloop van omstandigheden, die het verschil maken tussen getalenteerd zijn en er ook effectief iets mee kunnen doen. Dat is niet altijd simpel. Je moet ook jezelf altijd maar heruitvinden. Ik denk bijvoorbeeld niet dat als U2 een nieuwe plaat uitbrengt, dat die minder kritisch bekeken wordt dan vroeger.”

Wim Opbrouck:
© Pieter Clicteur

“Maar door het petje van artistiek leider op te zetten, en recent ook GoneWest onder mijn hoede te nemen, voel ik dat ik alsmaar meer een soort curator wil worden.

“Ik ben blij als ik even tijd kan nemen. En toch plan ik weer alles vol”

Iemand die zich wil inzetten voor de jonge garde, want ik voel dat die gasten alsmaar minder verdienen voor hun werk. The times they are a-changin’. Ze worden per project ingeschreven, van ensembles is er amper nog sprake en iedereen is een soort huurling geworden. Als spelen je zo gelukkig maakt en je dreigt dat met tegenzin te moeten doen, dan lijkt me dat een heuse nachtmerrie. En dat is niet alleen eigen aan mijn sector, voel ik.”

Wat vind je dat er beter kan?

“Ik merk dat je maar beter goed voor elkaar kan zorgen, oprecht zorgen. Dat is iets wat ik altijd al probeerde als artistiek leider te doen en wil blijven doen. Want ik heb vrienden gezien die in de shit geraakten, kanker kregen of stierven. En echt, ik heb een klop gekregen van het overlijden van Marc Van Eeghem – iedere gelegenheid is overigens goed om hem nog eens te vermelden, trouwens. Zijn reddingsboei was dat hij mocht blijven spelen. Bij Stefaan Degand is dat ook zo. En op dat vlak kan dit vak enorm zorgend en collegiaal zijn.”

Ben je veel bezig met die sterfelijkheid, als je zoveel ideeën en plannen hebt?

“Die sterfelijkheid en dat afscheid komen net als troost. De schoonheid daarvan vind je heel vaak terug in toneelstukken en films. Wat dat betreft ben ik diep vanbinnen eigenlijk een oude ziel. (denkt na) Er valt veel te vertellen over onze sector, de laatste tijd veel negatieve zaken. En het is goed dat die zaken naar boven komen, ze móéten naar boven komen, maar het is ook een sector, een wereld, waar ik heel dankbaar om ben. Als ik kijk naar de collegialiteit, dat zorg dragen voor elkaar, naar de mensen die bijvoorbeeld Marc zo goed omringd hebben, dat is… tja. Dat mag af en toe ook benadrukt worden.”

“Ik omring mij graag. Met schoonheid, gezelligheid. Er is al zoveel lelijks rondom ons.”© Pieter Clicteur

“Weet je, 16 jaar geleden speelde ik een voorstelling in Berlijn met een collega-actrice, die helemaal uitgeblust moest stoppen. Nadien is gebleken dat ze chronisch ziek was en vandaag zie ik, na al die jaren, nog altijd een harde kern acteurs die haar steunen, die haar uit die eenzaamheid proberen te helpen. Heel vaak raken mensen opeens vast op een vluchtheuvel van het leven. En dan is het schoon als mensen hen willen helpen en blijven helpen. Die meewerken aan die vertrouwde omgeving, eentje die nodig is in onze sector als je grenzen wil verleggen. En natuurlijk is dat grensoverschrijdend gedrag niet oké, verre van. Maar we leven als maatschappij nog te vaak in een kramp, vanuit het strenge katholieke opvoedingssysteem dat al generaties lang nazindert. Van die preutsheid en dat schuldgevoel dragen we nog altijd de gevolgen.”

Die preutsheid lijkt ook weer toe te nemen.

“Het is beangstigend zelfs. Kinderen staan weer in hun onderbroek onder de douche, in bad zitten met je kind geldt als een soort verdachtmaking. Geen idee waar dat eindigt trouwens. Nu, ik ben soms ook nogal een doemdenker, iemand die al snel uitgaat van het worstcasescenario. Eigenlijk is dat een lafhartig trucje, want dan kan het alleen maar meevallen. (grijnst) En dat doet het meestal ook.”

Regiedebuut?

Wim steekt niet onder stoelen of banken dat er één project torenhoog op zijn verlanglijstje staat: de verfilming van het boek Het Hout van Jeroen Brouwers. Een verhaal – over misbruik in een jongenspensionaat in de jaren vijftig – dat hij absoluut wil vertellen. En regisseren? “Meer en meer eigenlijk. Al zou ik er wel niet zelf in meespelen. Er zijn overigens nog zoveel zaken die ik wil realiseren. Ik heb zelfs een heus badkamerrepertoire liggen, zoals ik het noem, met nummers die niet echt theatraal zijn, niet bij De Dolfijntjes passen of bij Ron Reuman (met wie hij straks een voorstelling gaat spelen, red.), maar daar ergens tussenin.”

Wie is Wim Opbrouck?

Wim Opbrouck (49) werd geboren in Bavikhove en woont er vandaag nog altijd. Hij is getrouwd en vader van twee kinderen; Marthe en Emiel.

Hij studeerde aan Studio Herman Teirlinck en was als acteur verbonden aan het theatergezelschap De Blauwe Maandag Compagnie. Later trok hij naar het NTGent, waar hij jarenlang artistiek leider was. Op televisie leerde het publiek hem kennen door rollen in onder meer Windkracht 10 en Tytgat Chocolat. Programma’s als De Bende van Wim, In De Gloria, Het Eiland en In Vlaamse Velden leverden hem haast een cultstatus op.

Volgend jaar herneemt hij met Ron Reuman de populaire theatertour TV-Tunes K.N.T.. Voorts heeft hij ook nog opnames voor de Franstalige reeks Ennemi public en neemt hij vanaf volgend jaar de rol van de grootste kindervriend op zich in een vernieuwde VRT-reeks.

Herkend in Nieuw-Zeeland

Wim heeft intussen een indrukwekkend palmares verzameld, maar als wie of wat wordt hij nu het meest herkend? Frankie uit Het Eiland, Gerrit Callewaert uit In De Gloria… “Goh, eigenlijk kennen en herkennen de mensen mij vooral als Wim. En dat vind ik tof. Als het beleefd blijft, tenminste. Als iemand – zoals gisteren – plots vanuit zijn camion roept: ‘Zijt gij ne BV of wa?’, dan kijk ik niet eens meer op. Of mensen die me aanspreken in het ziekenhuis. Als ik er ben voor minder leuke familieaangelegenheden en mensen klampen mij dan aan om een quizvraag in te spreken, dan is dat ambetant, ja. Maar ik maak wel graag een babbeltje met een wildvreemde op een terras. Dat zijn heel vaak toffe gesprekken. En werkelijk overal kom je wel iemand tegen. Zo was ik ooit eens in Nieuw-Zeeland, werkelijk in the middle of nowhere, toen ik twee jonge gasten tegenkwam die mij herkenden. Gewéldig.” (lacht)

Regiedebuut?

Wim steekt niet onder stoelen of banken dat er één project torenhoog op zijn verlanglijstje staat: de verfilming van het boek Het Hout van Jeroen Brouwers. Een verhaal – over misbruik in een jongenspensionaat in de jaren vijftig – dat hij absoluut wil vertellen. En regisseren? “Meer en meer eigenlijk. Al zou ik er wel niet zelf in meespelen. Er zijn overigens nog zoveel zaken die ik wil realiseren. Ik heb zelfs een heus badkamerrepertoire liggen, zoals ik het noem, met nummers die niet echt theatraal zijn, niet bij De Dolfijntjes passen of bij Ron Reuman (met wie hij straks een voorstelling gaat spelen, red.), maar daar ergens tussenin.”