“Voor elk mild beledigend cliché is er een ander waar we trots op mogen zijn”

© Foto Kurt
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Geen boeiender ras dan het West-Vlaamse, vindt ook Stephanie Coorevits. De schrijfster, psychologe en televisiemaakster laat zich graag inspireren door de West-Vlamingen en hun gewoontes.

West-Vlaanderen. Weinig provincies waarover zoveel vooroordelen, clichés en grappen bestaan. Ondanks het feit dat het algemene onderwijsniveau in Vlaanderen boven gemiddeld is, schijnen veel niet-West-Vlamingen er nog altijd van overtuigd te zijn dat onze provincie er geografisch als volgt uit ziet: zee, duinen, akkerland met bijbehorende boerderijen en pas daarna de eerste tekenen van beschaving onder de vorm van de Oost-Vlaamse grens.

Verder zijn daar nog andere populaire overtuigingen zoals: in West-Vlaanderen wonen er meer varkens dan mensen en stinkt het permanent naar mest. Elke West-Vlaming woont op een boerderij of heeft op zijn minst drie familieleden die in het landbouwleven actief zijn. En natuurlijk: West-Vlamingen kunnen niet praten. We skippen voor het gemak alle klinkers en stoten alleen maar klanken uit die meer gelijkenissen vertonen met een prehistorische vorm van communicatie dan met iets wat anno 2017 als ‘taal’ moet doorgaan.

“Wij West-Vlamingen hebben soms redenen te over om op te scheppen. Maar we doen het niet. Want dat zou wel heel on-West-Vlaams zijn.”

Is daar iets van aan? Waarschijnlijk wel. Vind ik die vooroordelen grappig? Extreem. Want voor elk van die mild beledigende clichés kunnen we er wel een tegenover zetten waar we trots op mogen zijn. West-Vlamingen zijn niet snel uit het lood te slaan. We kunnen tegen een stootje en wanneer iemand (Alex Agnew) beweert dat wij de eerste generatie zijn die niet meer uit een trog eet, dan zullen wij daar waarschijnlijk nog het hardst van al om lachen.

We staan bekend als ‘harde werkers’ en al even legendarisch is de typisch West-Vlaamse bescheidenheid, vrij vertaald in dé pedagogische Gulden Regel uit mijn jeugd: ‘doe mo geweune, ton doej’ol zot genoeg’. Samen met de Heilige Patatjes werd ons ingelepeld dat het volslagen ongepast is om op te scheppen over eigen prestaties of successen. In geval van succes, dient de West-Vlaming deemoedig het hoofd te buigen, elke vorm van lof af te weren en bescheiden en blozend te mompelen; ‘Goh, kè geweune chance gèd peisk’.

Ik herinner me nog goed het moment dat ik van de unief thuiskwam met mijn resultaten. Ik had voor de eerste keer een onderscheiding behaald en was bijzonder in mijn nopjes met mezelf. Aan de afwas, samen met de familie – want dat gold bij ons als ‘quality time’ – opperde ik voorzichtig dat het toch wel een hele prestatie was, zo’n onderscheiding aan de universiteit. Als uit één mond riep mijn integrale gezin: ‘how how, ‘t stinkt hier hoor, een beetje bescheidenheid siert de mens hé. Niet té hoog van de toren blazen!’ .

Wij West-Vlamingen hebben soms redenen te over om op te scheppen. Maar we doen het niet. Want dat zou wel heel on-West-Vlaams zijn.