Stephanie over haar diep verlangen om uit te gaan

© KD
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Geen boeiender ras dan het West-Vlaamse, vindt ook Stephanie Coorevits. De schrijfster, psychologe en televisiemaakster laat zich graag inspireren door de West-Vlamingen en hun gewoontes.

Toen ik klein was deed ik niets liever dan me vastklampen aan elke willekeurige bezoeker die bij ons over de vloer kwam en jammerend ‘Ikke mee! Ikke mee!’ roepen. Blijkbaar maakte ik daarbij geen onderscheid tussen mijn grootmoeder en pakweg de postbode. Mocht kinderbescherming midden jaren tachtig op punt gestaan hebben, dan hadden mijn ouders ongetwijfeld een maatschappelijk onderzoek vlaggen.

Mijn smeekbedes om uit mijn thuis weggehaald te worden hadden natuurlijk niets te maken met een gebrek aan ouderlijke zorg. Ze waren louter een uiting van mijn diep verlangen om uit te gaan. Zoals ik het zie, zit het zo: je hebt cocooners, zoals bijvoorbeeld mijn zus. Zij haat het om het huis te verlaten en doet niets liever dan zich ‘s avonds lekker in de zetel nestelen met wat hapjes en een film. En dan heb je feestbeesten, zoals ik. Als ik de keuze heb, dan ga ik op café/naar de cinema/ op bezoek bij een vriendin, het maakt me niet uit zolang ik maar niet thuis hoef te zitten.

Nu zijn er natuurlijk wel nadelen verbonden aan dat dolende lichaam van mij. Het kost bijvoorbeeld handenvol geld. Thuis een theetje drinken kost net iets minder dan zes uur op café zitten en heel je gezelschap trakteren. Het is ook veel vermoeiender. Thuis ga je slapen eens de film is afgelopen. Wanneer je uitgaat, is er altijd wel een reden om nog eventjes te blijven.

Als ik de keuze heb, dan ga ik op café/naar de cinema/ op bezoek bij een vriendin, het maakt me niet uit zolang ik maar niet thuis hoef te zitten

Nu ik volgende maand de kaap van 35 winters zal bereiken, moet ik toegeven dat al die veel te korte nachten me doodmoe hebben gemaakt. Afgelopen zondag waren Het Vriendje en ik nog eens samen thuis (dat komt niet zo vaak voor aangezien hij in de horeca werkt en hij aan dezelfde ziekte lijdt als ik). We beleefden een typische zondag met (te) lang uitslapen, de hele dag in pyjama blijven lopen en eten wat er te sprokkelen viel. Maar tegen de avond werd er eens tentatief gepolst: ‘Wil je nog iets doen vanavond?’ ‘Hm, ik weet het niet, wil jij iets doen vanavond?’ ‘Jij wil weggaan zeker?’ vroeg Het Vriendje. ‘Neen, eigenlijk niet’, antwoordde ik, ‘ik wil eigenlijk heel graag thuisblijven’. ‘Ik ook!!!’ riep Het Vriendje opgelucht.

We gaven elkaar nog net geen high five, verlegden het donsdeken van bed naar zetel en vegeteerden daar de rest van de avond. ‘Ikke thuis’ bevalt me tegenwoordig uitstekend.