Stephanie: “Er zijn niet alleen boerderijen in West-Vlaanderen”

© KD
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Geen boeiender ras dan het West-Vlaamse, vindt ook Stephanie Coorevits. De schrijfster, psychologe en televisiemaakster laat zich graag inspireren door de West-Vlamingen en hun gewoontes.

Dit weekend was ik op een verjaardagsfeestje van vrienden in Brussel en de feestcode vereist dat je je min of meer sociaal opstelt ten aanzien van de andere gasten. Dus bevond ik me op een bepaald moment in het gezelschap van een klankman uit het Leuvense die me de gangbare vragen stelde: naam, leeftijd, postcode. Toen ik antwoordde dat ik uit Kortrijk afkomstig was, bleef de voorspelde reactie niet lang uit:

Je moet wat moeite doen om de affectie van een West-Vlaming te verdienen maar eens je door die muur bent, zou hij alles voor je doen

je wat moeite moet doen om de affectie van een West-Vlaming te verdienen maar eens je door die muur bent, zou hij alles voor je doen en die authenticiteit vind ik fijn

Klankman: “Echt? Kortrijk? West-Vlaams dus? Ik dacht al dat ik zo’n accent hoorde.”

Ik: “Ja, echt, Kortrijk.”

Klankman: “Vreemd. Je lijkt me zo’n wereldse vrouw. Wat doe je in Kortrijk?”

Ik: (ik lach, maar niet van harte, want we zijn twee zinnen ver en ik moet alwéér mijn geliefde provincie verdedigen). “Kortrijk behoort tot de wereld, hoor. Leuke stad, ik woon daar graag.”

Klankman: “Waarom?”

Ik: (nu op het randje van beledigd, want de waarom-vraag zou nooit gesteld geweest zijn mocht ik ‘Antwerpen’ hebben geantwoord. Ik kom in de verleiding om ‘daarom’ te antwoorden maar onderdruk mijn innerlijke kleuter en zeg) “Omdat West-Vlamingen de beste mensen zijn om tussen te wonen.”

Klankman: “Ik ben al een paar keer gaan filmen in West-Vlaanderen en ze zijn zo afstandelijk daar. Zelfs letterlijk. De fysieke afstand die je moet afleggen voor je bij een voordeur komt…”

Ik: “Wat bedoel je?”

Klankman: “Wel, tegen dat je dat erf over bent en aan de voordeur van de boerderij komt…”

Ik: “Je hebt ook gewone huizen, hoor, in West-Vlaanderen. Het zijn niet alleen boerderijen.”

Klankman: “Maar wel vooral boerderijen.”

Ik: (neem een grote slok rosé om mijn rollende ogen enigszins te verbergen)

Klankman: “En dan de psychische afstand. Het is ongelofelijk door wat voor een muur je moet om die mensen te bereiken.”

Ik: “Ah, dat is exact waarom ik West-Vlamingen zo leuk vind.”

Klankman: “Ik snap het niet.”

Ik: (denk ‘je kan waarschijnlijk een bibliotheek vullen met de dingen die jij niet snapt maar ik zeg’) “Het is waar dat je wat moeite moet doen om de affectie van een West-Vlaming te verdienen maar eens je door die muur bent, zou hij alles voor je doen en die authenticiteit vind ik fijn. Liever zo dan onoprechte vriendelijkheid.”

Klankman: “Daar heb je misschien wel een punt.”

Ik (zeg): “Dat heb ik zeker”. En ik lach terwijl ik denk: ‘Zat ik nu maar op mijn erf, dan was dit idiote gesprek me tenminste bespaard gebleven.’