Johan Verminnen: “Mijn leven is geen kabbelend riviertje”

Nancy Boerjan

Geen oudejaarsavonden, verjaardagen of Valentijn. Wel Oostende voor Anker en de Paulusfeesten. Het is feest voor Johan Verminnen als hij op een podium staat. Of… als hij een boot in het vizier krijgt. Een vreemde combinatie lijkt dat. Of misschien ook niet voor een man die kapitein op de lange omvaart wilde worden maar zanger werd.

Het zal zijn publiek niet verbazen dat Johan Verminnen zichzelf ‘geen man van toeters en bellen’ noemt. Want als er op de zanger één etiket te plakken valt, is het dat van de melancholie, een sentiment dat zich maar moeilijk tot toeteren leent. De plek waar we met hem hebben afgesproken, het Oostendse Hotel du Parc, past wonderwel in dat plaatje. “Ik kom hier graag”, vertelt hij. “Het is een heel mooi café, met een rijke geschiedenis.” Hier wil hij wel samen met ons op zoek naar zijn ‘feestgevoel’: “Oostende zelf is voor mij in die zin een feest omdat het gelijk staat aan ontsnappen. Ik heb hier al tien jaar een appartementje waar ik tot rust kom.”

Wat een verblijf in Oostende voor hem ook feestelijk maakt, is de nabijheid van de zee. “Want ik ben al van kinds af aan gefascineerd door boten en schepen. Ik wilde geen brandweerman worden, maar kapitein op de lange omvaart. Ik ging me zelfs informeren bij de Hogere Zeevaartschool in Antwerpen maar die studie bleek boven mijn petje te gaan, ik ben geen wiskundig genie. Ik ben dan maar een soort zoetwatermatroos geworden: ik vaar met alles en iedereen mee. Een eigen boot? Daar heb ik de tijd noch het geld voor, dus… vaar ik mee met anderen”, lacht hij.

Johan Verminnen:

Soms ademt heel Oostende een feestelijke ambiance, vindt Verminnen: “Tijdens Theater aan Zee bijvoorbeeld, als jonge mensen de stad overdonderen met hun talent, voel je hier het leven. Dan wordt Oostende een beetje Brussel-met-haar-voeten-in-het-water. Ik treed hier ook zelf graag op, vooral in De Grote Post. Ik sta er om de twee jaar op het podium – begin 2019 sta ik er zelfs met de première van mijn nieuwe programma Plankenkoorts -, en ook dat zie ik telkens weer als een feestelijk gebeuren.”

Dat alles, vat hij uiteindelijk samen, is wat een begrip als feest bij hem oproept. Als feesten daarentegen staat voor ‘allemaal samen uit de bol gaan’ heeft hij er weinig affiniteit mee. “Als je zo veel onder de mensen bent, is het een feest om eens helemaal op jezelf te kunnen zijn. Feesten… is werken voor mij.”

Johan Verminnen:

En werken is dan een feest?

“Ja, omdat ik muziek maken, zingen en optreden eerder als een spel dan als een job beschouw. Ik heb een prachtig beroep. Al mag ik niet verhullen dat er ook een zakelijk aspect aan zit, er komt meer bij kijken uiteraard. Ook een zanger moet een organisatie rond zich creëren, met mensen die hij kan vertrouwen, om te overleven. Ook ik heb alle ontgoochelingen meegemaakt destijds, maar ik heb die overwonnen. Wannes Vandevelde had groot gelijk toen hij zei: ‘een zanger is een groep’. Van de secretaresse tot mijn medemuzikanten: ik heb hen nodig. Want een zanger leeft als een nomade…”

Een leven vol rock-‘n-roll?

“Dat is doorgaans iets wat alleen in de boekjes bestaat. Rock-‘n-roll is pose, zelfs een Arno kijkt heel nuchter tegen het muzikantenleven aan. (lacht) Een liederlijk leven leidt tot een mooi imago, niet tot goed artiestenwerk.”

Johan Verminnen:

In die val ben jij nooit getrapt?

“Zeker wel, zoals elke jongeman! En ik heb eruit geleerd. Maar ach, die aspecten zijn al bij al bijkomstig. Waar het om draait voor een artiest is de herkenning én erkenning van een publiek. En met herkenning bedoel ik de troost die mensen vinden in wat ik zing. Erkenning is wat daar dan hopelijk op volgt: dat men ook apprecieert wat ik doe. Iets kunnen betekenen in het leven van een ander, dat is toch mooi?”

“Want begrijp me niet verkeerd: ik ben wel degelijk graag onder de mensen. Ik voel niet de minste behoefte om de onbereikbare artiest te spelen. De manier waarop men mij doorgaans benadert is dan ook prettig. Als Urbanus op een terrasje gaat zitten, komen er hem tien mensen een mop vertellen. Gelukkig komt niemand een liedje voor mij zingen om te tonen dat ze het beter kunnen. Al kreeg ik wel al een mail van iemand die me een lied aanbood, ‘want je hebt het nodig’ stond erbij.” (lacht)

Johan Verminnen:
Johan Verminnen: “Iets kunnen betekenen in het leven van een ander, dat is toch mooi?”.

Zijn artiesten ijdel?

“Allemaal. Maar ik vind ijdelheid niet negatief. Ik mag ijdel zijn, want ik ben trots op wat ik doe. Net zoals een loodgieter trots mag zijn op zijn werk.”

Je houdt niet van het feestgewoel, maar noemt jezelf wel een man van extreme emoties.

“Dat is zo, ik ken hoge ups en diepe downs. Die laatste zijn gelukkig in de minderheid. Mijn leven is geen kabbelend riviertje, het heeft stormen gekend. Zonder extremen leef je niet… En ja, ik kan heel uitbundig zijn, maar ook intriest, misschien van langsom meer in de wereld van vandaag. De sociale media drukken ons met onze neus op alle verdriet in de wereld en tegelijk vergeten mensen zo gauw. De vluchtelingenproblematiek is niets nieuws, we waren zelf vluchtelingen tijdens de wereldoorlogen. En er zíjn oplossingen vandaag, maar die worden niet toegepast, omdat ze tegen de heersende mentaliteit in gaan. Ja, we mogen bang zijn voor de toekomst, denk ik.”

“Maar laat ik dit interview vooral niet té triest maken.”

“Optreden in De Grote Post in Oostende vind ik een feestelijk gebeuren. Het Kursaal daarentegen is te groot voor mij.”

Dat kun je als nog verse grootvader niet maken?

(veert op) “Elke dag dat ik mijn kleinzoon zie, is inderdaad een feest! Bijna twee is Boas. Een paar weken geleden zag hij me voor het eerst optreden, in het prachtige kasteeldomein van Ooidonk. Ik zie nog hoe hij voor me stond en riep: ‘Opa zingt!‘. Mijn dochter Paulien moet hem sindsdien telkens uitleggen dat niet élke zanger op de radio opa is.”

Er wordt wel eens gezegd dat grootvader worden anders is dan vader worden. Akkoord mee?

“De avond dat Paulien geboren werd, moest ik optreden in Haacht. Ik liet de organisatoren weten dat ik niet kon komen. ‘Kom dan gewoon na de bevalling!’, zeiden ze. Ze was er om 23 uur en ik ben nog naar Haacht gereden, met een glas champagne in mijn linkerhand. Wat ik nu niet meer zou durven riskeren. (lacht) Maar iedereen had gewacht, een prachtig moment was dat.”

“Ik ben graag onder de mensen; ik voel niet de minste behoefte om de onbereikbare artiest te spelen.”

“Van grootvader zijn geniet ik meer. Al was vader worden iets wat ik heel graag wilde. Maar toen Paulien er kwam, stond mijn carrière op een hoogtepunt. Ik trad bijna elke avond op. De verloren tijd met haar kan ik nooit meer inhalen. En ik denk wel dat zij daar moeite mee heeft gehad, ja. Ik was er vaak niet op haar schoolfeestjes… In die tijd planden mijn zussen hun feesten in functie van mijn agenda. Ik weet dat dat niet leuk was voor hen, maar hoe moest het anders?”

Dat toont anders wél een hechte familieband?

“Ja, dat zeker. Nu nog komen we eens per jaar allemaal samen, op kerstavond. Zelfs zij die intussen een heel eind weg wonen. En dat zijn dan echte feesten voor mij. Sinds onze moeder overleden is, hebben mijn zussen de traditie om dat feest te organiseren overgenomen. Ik heb weinig met tradities, maar deze moet gerespecteerd worden. Met gevulde kalkoen en al.”

Johan Verminnen:

“Oudejaarsavond breng ik dan weer helemaal alleen in mijn appartement door. Of hoogstens met een vriend. En dat deert me niet, integendeel. Ik kijk vanop mijn terras naar het vuurwerk, en mijmer over wat het voorbije jaar geweest is. Oudejaar is een moment van bezinning voor mij. Doe het me niet aan om tussen de feestende massa te gaan staan, met een hoedje op en serpentines strooiend. Ik mag er niet aan denken.”

Er is duidelijk geen fuifnummer aan jou verloren gegaan. Ook niet als jonge kerel?

“Ik was zeker wel onstuimig! Ik heb heroïsche periodes beleefd, op tournee met Jean Blaute in een camionette: dan gingen we optreden en kwamen pas drie dagen later weer thuis. Als we ons amuseerden bleven we gewoon hangen, en sliepen in die bestelwagen. En ja, ik heb daarvan genoten. Maar nu lukt me dat niet meer, mocht ik het al willen.”

“Ik ben een soort zoetwatermatroos, ik vaar met alles en iedereen mee”

Bij feest hoort wel een goed glas?

“Ja! Maar dan echt een goed glas, ik hoef geen sloten drank. Champagne, geen cava. Een Orval, geen vat pils…”

“Maar veel of te veel drinken, kan ik me niet meer permitteren. Ik ben dikwijls op de baan, overal zijn er alcoholcontroles. Ik heb de tijd gekend dat iemand pas moest blazen als het ongeluk al gebeurd was. Nee, ik heb geen moeite met al die controles, ik pas me aan. Roken op café mag ook niet meer, wel dan ga ik op het terras zitten. En als ook dat verboden wordt, trek ik naar mijn terras tien hoog. Veel te hoog voor de politie om me daar te komen controleren.” (grijnst)

“Ik ben er te weinig geweest voor Paulien, die verloren tijd kan ik nooit meer inhalen”

Welk feest vergeet je nooit meer?

“Toen ik 50 werd organiseerde Hansbeke, waar ik woon, een feest waarop het hele dorp was uitgenodigd. Ik heb getrakteerd tot tien uur die avond, nadien moest men betalen voor drankjes en dat geld ging naar een goed doel. We hebben toen 450.000 Belgische frank opgehaald! Will Tura heeft er gezongen, Jan Hautekiet was deejay, in een tent op het voetbalveld. Om zes uur ‘s morgens stond ik nog te voetballen met Stef Bos… Ja, dat was een hele mooie dag. Enerzijds een erkenning voor mij, anderzijds een feest van constructiviteit en hoop. Ik denk dat er die nacht in de streek zelfs geen alcoholcontroles zijn geweest…”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier