Delphine Lecompte: “Níét schrijven is een kwelling”

Delphine Lecompte. © PD
Nancy Boerjan

Haar hele leven al ligt Delphine Lecompte overhoop met begrippen als evenwicht en matigheid. Delphine wil alles en niets tegelijk. Ze noemt zichzelf lief én stout, verlegen én openhartig, een zwerver die altijd weer terugkeert naar diezelfde straat in Brugge waar ze al jaren woont. Haar enige zekerheid is haar poëzie.

Delphine Lecompte is verknocht aan Brugge maar half maart treffen we haar in Watou, waar ze als writer in residence in Het Huis van de Dichter verblijft. De vroegere woonplaats van Gwy Mandelinck, oprichter van de legendarische ‘Poëziezomers van Watou’, is sinds 2009 een vakantiewoning. Op uitnodiging van het Vlaams Fonds voor de Letteren komen er sinds een jaar ook regelmatig auteurs in alle rust schrijven. Het fonds gaf Delphine de kans om een paar weken in Lissabon of Rome, of drie maanden in Pennsylvania te gaan schrijven. Maar ze verkoos vijf dagen Watou. “Mijn vrienden verklaarden me gek, maar ik ben gewoon te angstig om ver te reizen“, lacht ze verontschuldigend. Ze gaat hoogstens een keer per jaar op reis. “Altijd naar hetzelfde Noord-Franse dorpje Audresselles, een prikkelarme omgeving, vlak bij de zee: dat is belangrijk voor mij.”

Het verblijf in Watou maakt haar levensgezel enigszins onrustig hij bracht hier als kind drie harde jaren door tijdens de Tweede Wereldoorlog, als stadskind op het platteland. Hij verveelt er zich; in het Huis van de Dichter is geen televisie en hij heeft alle heuvels in de omgeving al opnieuw verkend. Niks is er nog zoals toen. Maar Delphine zelf heeft het er best naar haar zin, zegt ze. In Watou kwam ze de voorbije jaren haar gedichten voorlezen tijdens de Poëziezomers. Bovendien groeide ze op in De Panne; de Westkust en de streek langs de Franse grens zijn haar dus vertrouwd.

Ik bracht een Pipi Langkousachtige jeugd door aan zee

Haar ouders waren 18 toen Delphine werd geboren, “zelf nog kinderen, ze wisten niet wat ze met mij aan moesten”, vertelt ze. “Het was een goeie oplossing om mij te laten opgroeien bij mijn grootouders in De Panne, een lief en kleurrijk stel. Ze zagen me doodgraag. Hij was heel betrokken bij het sociaal leven daar, genereus, een feestneus maar ook een vrouwenzot. Een gulzige vent in alle betekenissen van het woord. Hun huis hing vol Afrikaanse en Aziatische, vaak demonische maskers, die mijn verbeelding prikkelden.

Ik ondervond er al jong ook hypocrisie, tussen hun diepe gelovigheid enerzijds en liederlijke leven anderzijds. Ik was vatbaar voor het beeld dat ik zou branden in de hel als ik zondigde, maar tegelijk was er altijd vergeving als je maar genoeg spijt betoonde. Maar ze lieten me al bij al een vrijheid die vandaag niet meer vanzelfsprekend is. Ouders willen nu weten waar hun kinderen uithangen, wat ze doen. Ik deed er wat ik wilde, samen met mijn vrienden. Ja, ik bracht echt wel een onbezorgde, Pipi Langkousachtige jeugd door in De Panne. De zee en de duinen, de personages die ik er ontmoette de ezeldrijver op het strand, de bipolaire vissers… -, zullen altijd een weg blijven vinden naar mijn gedichten. Een badstad voelt voor mij ook anders dan gelijk welke andere stad: er heerst een soort baldadigheid, een wetteloosheid die je nergens anders vindt: een sfeer die me toen al aansprak en die ik nog altijd graag oproep.”

“Sinds ik mijn hondjes Zohra en Bernard heb, gaan mijn moeder en ik af en toe samen wandelen met hen. Maar de relatie tussen ons zal altijd moeilijk blijven.”© PD

Wie is Delphine Lecompte?

Delphine Lecompte (41) is het enige kind van Jeroen Le Compte en Sarah Desplenter. Ze groeide op bij haar grootouders in De Panne. Ze woont sinds jaren in Brugge met haar levensgezel Omer Minnebo.

Ze debuteerde in 2004 in het Engels met de roman Kittens in the Boiler, daarna schakelde ze over naar gedichten in haar moedertaal. Voor haar debuutbundel De dieren in mij kreeg ze de C. Buddingh-prijs 2010 en de Prijs Letterkunde 2011 van de Provincie West-Vlaanderen.

Begin 2019 stond ze op de affiche van het literaire programma Saint-Amour, en in november brengt ze haar negende gedichtenbundel uit.

Je kindertijd heeft merkbaar een blijvende indruk bij je achtergelaten.

“Zeker! En ik merk dat dat ook bij nogal wat andere schrijvers het geval is. Als kind ervaar je al die indrukken misschien grootser, vanuit een soort verwondering. Misschien zijn schrijvers in het bijzonder daar gevoelig voor. Ik haal mezelf vandaag zo beelden voor de geest uit de kerkdiensten, het carnaval, de school… Het verbaasde me dat een vriendin me onlangs zei dat ze zich nauwelijks nog klasgenoten van toen herinnert. Ik herinner ze me allemaal!”

Op je tiende nam je moeder je mee naar Gent. Wat deed dat met je?

“Het was een vreselijke tijd. Ik miste de kust en mijn grootouders. Mijn stiefvader was een sombere, vreselijk ernstige man die nooit met me speelde. Ik ontwikkelde een grote vijandigheid tegenover mijn moeder en hem.”

“En dat mondde uit in rebels gedrag. Toen ik vier jaar later met mijn moeder in Brugge kwam wonen en op het lyceum terechtkwam, ging het daar meteen fout. Ik schreef toen al graag fantasievolle opstellen en werd daar eerder altijd in aangemoedigd. Maar in Brugge kreeg ik mijn teksten terug vol rode verbeteringen! Er was gewoon geen plaats voor fantasie. Gelukkig mocht ik algauw naar de academie waar ik me veel beter aanvaard voelde. Daar mocht je de leraars in vraag stellen, leerde ik kunstenaars kennen, mocht ik anders zijn… Het was mijn redding, want voordien dreigde ik zelfdestructief te worden.”

Toch ging het na de academie opnieuw bergaf met je.

“Ik ging vertaler-tolk Frans-Russisch studeren. Ik wilde dat echt en het ging aanvankelijk ook goed, tot ik in het tweede jaar begon te experimenteren met alcohol en drugs. Ik ging uit de bocht en belandde in de psychiatrie. In Knokke of all places! (lacht) In wat iedereen als de meest mondaine badstad aan onze kust beschouwt, leerde ik de zelfkant kennen. Maar ik heb ondanks alles ook daaraan goeie herinneringen. Het was een soort kostschoolervaring voor mij, ik genoot enorm van de vriendschap die ik er kreeg van andere patiënten, junkies en verschoppelingen. Zij hielpen me overeind, meer dan de dokters dat deden.”

Delphine Lecompte:
© PD

Je houdt eigenlijk best wel van mensen?

“Ja! Ondanks mijn zwaarmoedigheid en angsten voel ik toch ook altijd de drang om anderen te leren kennen en aansluiting bij hen te vinden. Ik geraak ook snel aan de praat, met om het even wie. In iedere ontmoeting zie ik een kans op een nieuwe vriendschap, of het nu met een schrijver is of een kraanman. Ik praat graag met anderen. Ik ben een tijdje bejaardenverzorgster geweest en deed dat graag. Maar ik kreeg altijd opnieuw te horen dat ik te lang in een kamer bleef. Terwijl zorg toch meer zou moeten zijn dan iemand een haastig bedbad geven? Maar ik begrijp dat het zo niet werkt in de meeste woonzorgcentra vandaag. Te traag, te dromerig…: dat was altijd weer de evaluatie die ik van mijn oversten kreeg. En ik begrijp wel dat ze mij niet de hand boven het hoofd konden blijven houden, natuurlijk.”

Hoe leerde je omgaan met je angsten?

“Daar heeft schrijven me bij geholpen. Ik schrijf al lang, maar toen ik opgenomen was, begon ik het systematisch te doen. Ik had toen nog geen idee van het bestaan van een ‘literaire wereld’. Maar toen ik het toch aandurfde om mijn verhalen naar kleine uitgeverijen te sturen, kreeg ik meteen positieve reacties, en die moedigden me weer aan om er verder in te gaan.”

Schrijven brengt me een gevoel van gelukzaligheid

Wat doet schrijven met je?

“Het brengt me een gevoel van gelukzaligheid. Ik sta nu ‘s morgens op met het blije gevoel om te mógen schrijven! (lacht) En dat mijn teksten ook gelezen worden en veelal goed ontvangen, is bijkomstig maar wel plezant. Vreemd, want als ik mezelf herlees, schrik ik wel eens: zo pervers soms, zo raar… Maar het is wie ik ben. Ik zal altijd wel blijven schoppen en rebelleren tegen braafheid en burgerlijkheid.”

Dat rebelleren doe je wel heel lief.

“Maar ik ben ook helemaal niet kwaad of zo! Ik wil me alleen niet langer schamen voor wie ik ben en wat ik voel en denk. Ik eis mijn plek op om afwijkende gedichten te schrijven en anders te leven dan de meeste mensen. Ik ga niet op de barricades staan om mijn meningen te verkondigen, want daar wil ik ook niet op vastgepind worden. Morgen denk ik misschien weer iets anders dan vandaag, ik ben een twijfelaar en ik wil graag dat recht hebben.”

Delphine Lecompte:
© PD

“Gefascineerd door de katholieke liturgie”

In de poëzie van Delphine duiken vaak beelden uit de katholieke liturgie op. “Ik blijf gefascineerd door heiligenlevens, het theatrale van de processies, de zelfkastijding als in de Veurnse Boetprocessie, Sint-Maarten en zijn uitgeholde bieten… Het heeft allemaal een onuitwisbare indruk op mij als kind gemaakt. En het houdt me nog altijd bezig, al kan ik niet zeggen dat ik gelovig ben. Ik voer God wel eens op in mijn gedichten, op een stoute, blasfemische manier. Maar ik zou ook nooit durven te beweren dat ik een atheïst ben. En er is ook niets in andere godsdiensten dat me aantrekt. Het moet heerlijk zijn om de sereniteit en wijsheid uit het boeddhisme te kunnen bereiken, maar ik voel me blijkbaar toch beter thuis in het gekwelde en het lijden van de katholieke leer.”

Hou je van het podium?

“Ik ben niet beginnen te schrijven om op een podium te staan. Maar ik merkte dat het van een dichter wel verwacht wordt. De eerste keren rammelde ik mijn tekst zo snel mogelijk af, maar ik ben erin gegroeid. Meestal lees ik voor voor tien of twintig mensen in een bibliotheek, maar ik stond ook al voor een zaal van tweeduizend man, tijdens de Nacht van de Poëzie in Utrecht. En onlangs toerde ik mee met Saint-Amour. Vrienden die veel zelfzekerder zijn dan ik, verbazen er zich over dat ik dat durf. Ik zal nooit een podiumbeest worden, ik moet mezelf er altijd een beetje toe dwingen, maar ik sta op het podium als mezelf. En dat vindt het publiek blijkbaar charmant.”

Je schrijft nu ruim tien jaar gedichten. Heb je je bestemming gevonden?

“Ik kan me geen leven zonder gedichten meer voorstellen. Goed mogelijk dat de aandacht die ik de jongste jaren krijg weer zal verminderen, maar zelfs als geen kat me nog wil lezen, zal ik blijven schrijven.”

Voel je je goed in de literaire wereld?

“Ik dwaal er graag in rond, ja. Sommige schrijvers die ik op lezingen ontmoette, zijn vrienden geworden. Zoals Tommy Wieringa met wie ik de moeizame relatie met een nogal exuberante moeder deel. Anderen verwonderen me door bijvoorbeeld te zeggen dat ik niet in Brugge kan blijven wonen als ik het écht wil maken. (lacht) Maar zogenaamde schrijverscafés bezoek ik niet, dat interesseert me niet. Om te schrijven heb ik in de eerste plaats isolement nodig, en dat vind ik in Brugge.”

“Goed mogelijk de aandacht voor mijn poëzie weer zal afnemen, maar ik kan me geen leven zonder schrijven meer voorstellen.”© PD

“De Nederlanders zijn verzot op hoe ik praat”

“Ik betrap er mezelf wel eens op dat ik, bijvoorbeeld bij een lezing in Antwerpen, opgelucht ben als iemand West-Vlaams tegen me praat. Ik voel me wat ongemakkelijk in andere provincies, soms ervaar ik zelfs een zekere neerbuigendheid tegenover mijn West-Vlaamse tongval”, lacht Delphine. “Wat in Nederland dan weer net omgekeerd is: daar zijn ze verzot op hoe ik praat en de manier waarop ik mijn gedichten voorlees.”

“In Nederland hebben ze dan wel weer moeite met mijn Vlaamse uitbundigheid. Nederlandse dichters zijn zeer assertief maar laten zelden het

Ben je gehecht aan je woonplaats?

“Heel zeker! Maar ook daarin ben ik weer dubbelzinnig. Ik ben heel rusteloos, zwerf veel rond, en toch woon ik al jaren op dezelfde plek, in dezelfde straat. Het is mijn schuilplaats, mijn uitvalsbasis, al mijn goeie vrienden wonen er in de buurt. Ik zou er niet weg willen.”

Je maakt er geen geheim van dat je een moeizame relatie hebt met je moeder. Geraken de plooien tussen jullie ooit gladgestreken?

“Ze woont nu bij mij in de buurt. En sinds ik mijn hondjes heb, gaan we af en toe samen wandelen. Dat heeft ons dichter bijeengebracht, maar het zal altijd moeilijk blijven. Mijn moeder is zeer theatraal en overheersend, ik voelde me altijd al overschaduwd door haar. We kunnen gewoon moeilijk met elkaar opschieten, al doen we nu allebei ons best. Toch kan ze het niet laten om, nu ik wat bekendheid geniet, overal te verkondigen dat zij mijn moeder is. Mijn ouders zijn overigens allebei mensen met gefnuikte schrijversambities. Met als gevolg dat ze mijn succes nu ook allebei claimen: zowel mijn vader als mijn moeder vinden dat ik mijn talent aan hem respectievelijk haar te danken heb. Terwijl ik toch het gevoel heb dat het vooral mijn eigen verdienste is.”

Ik wil me niet langer schamen voor wie ik ben en wat ik voel en denk

In november komt je negende gedichtenbundel uit. Geen last van writer’s block duidelijk?

“Ik schrijf elke dag, het is obsessief. Maar daar heb ik zelf voor gekozen. Ik heb geen gezin en mis dat ook niet, ik heb geen hobby’s, ik heb me bewust op schrijven gestort en al de rest is verwaarloosbaar. Ik móét schrijven.”

Je lijkt niet veel talent voor genieten te hebben?

“Neen. Ik slaag er niet in om het schrijven ook maar even los te laten. Ik hoor het vaak genoeg: ‘geniet nu toch eens’, of ‘ontspan je’… Maar níét schrijven is een kwelling. Ik heb geen bucketlist, ik hoef de Tafelberg niet gezien te hebben of met dolfijnen te zwemmen. Ik wil alleen maar thuis aan mijn schrijftafel zitten. Waar ik wel eens rond me kijk en vaststel dat het er niet erg gezellig is. Misschien moet ik eens naar Ikea om wat spullen te kopen, denk ik dan. Maar dat doe ik niet, want het interesseert me niet écht…”

Delphine Lecompte:
© PD

Picknickvraagjes aan Delphine

1) Hou je van picknicken?

Of is dat een vervelende vraag voor iemand die eerder met een eetstoornis worstelde? “Die eetstoornis is gelukkig voorbij en hing samen met mijn tijd in de psychiatrie. Ik eet weer, en soms kan ik me er zelfs helemaal in verliezen. Dan word ik ook weer mateloos… Al volgt nadien altijd weer een periode van ascese. Alweer: alles of niets.”

“Ook het romantische van picknicken op een dekentje in de natuur gaat aan me voorbij. Ik ben altijd degene die belaagd wordt door mieren of wespen. (lacht) Ik eet trouwens het liefst alleen. Eten vind ik een veel te intieme bezigheid om dat met velen te delen. Ik stel me dan voor dat mijn kauwbewegingen grotesk zijn; ik wil niet dat anderen me dan zien.”

2) Vegetarisch anyone?

“Ik ben een dierenliefhebber maar ik eet ook graag vlees. Aan mij is dus geen vegetariër verloren gegaan, al zijn nogal wat vrienden van mij dat wel. We dringen elkaar niets op, en dat is maar best zo. Ik stoor me enorm aan het humorloze van activisten en geëngageerde mensen.”

3) Kook je zelf graag?

“Zelden of nooit. Ik maak me altijd wel goeie voornemens: dat ik avocado’s zal kopen, en verse vis… Maar ik doe het niet. Bovendien kan ik enorm genieten van ongezond eten: een zak paprikachips als maaltijd bijvoorbeeld.”

4) Films om bij te huilen

Schrijven, schrijven… en af en toe een oude film: “Ik ben verslingerd aan films als It’s a Wonderful Life met James Stewart of Casablanca met Ingrid Bergman en Humphrey Bogart. Ik heb het nodig om eens goed te kunnen huilen bij zo’n film. (lacht) Vooral het nonchalante van Bogart, lak aan conventies, een stevige drinker ook: dat beeld trekt me erg aan.”

5) Poëzie onder invloed

Een goed glas hoort erbij. Voor Delphine het liefst meer dan een, daar maakt ze geen geheim van. “Momenteel zit ik in een periode waarin ik eigenlijk meer drink dan goed voor me is. Daar ga ik dan vaak ver in, al probeer ik het niet dagelijks te doen. Maar het levert wel goeie gedichten op, vind ik. Het maakt me productiever. Ik schrijf niet als ik dronken ben, natuurlijk. Maar alcohol maakt gedachten los waar ik nadien mee aan de slag kan. En ik ben niet de eerste schrijver om dat te ervaren: mijn lievelingsschrijvers Tennessee Williams, Ernest Hemingway, John Cheever… waren allemaal notoire drinkers.”