De wondere wereld van Luc: de Getuigen

Luc Dufourmont

Echt rustig is het nooit in het hoofd van Luc Dufourmont. Sommigen noemen het een afwijking, anderen een gave. In deze column neemt hij ons elke week even mee in zijn denkwereld. Soms grappig en dan weer intriest, maar altijd recht uit het hart en met een flinke dosis buikgevoel.

Zondag, 10.03 uur, Radio 1: “Voor de eucharistieviering gaan we vandaag naar de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk, het Gregoriaans Koor Laudate Dominum zorgt voor de muzikale omlijsting.”

Ik spring recht en ben net op tijd bij mijn radio om de knop om te draaien. Ik heb niks tegen een Gregoriaans koor, verre van, maar het zijn die echo’s in een kerk waar ik zeeziek van word.

In de stilte die erop volgt, mijn vrouwen slapen nog, ga ik aan tafel zitten en eet mijn twee geroosterde boterhammen. Belegd met verse boter, een dun laagje roquefort en afgewerkt met wat rabarberconfituur. In combinatie met zwarte koffie is dit hemels. Het genot is echter van korte duur. De bel gaat… ik heb enkel een badjas aan en mijn haar wijst in alle richtingen. Wie zou dit kunnen zijn? Ik sleep de schuifdeur naar de inkom voorzichtig twee centimeter open en met één oog glurend zie ik het silhouet van een klein mensje door de melkglazen deur. “Welke school komt nu weer taarten verkopen?”, mompel ik half luidop op mijn weg naar de voordeur.

Normaal kan ik de Getuigen met één zin afwimpelen en gooi ik de deur na tien seconden dicht, maar hier sta ik dan, oog in oog met dat ‘manneke’, amper tien jaar oud, die me mijn toekomst met Jezus gaat voorspellen

Voor mij staat een klein, dik jongetje met een mooi kostuumpje, hij lijkt net weggelopen uit een Harry Potter-film. Voor de kenners: Vincent Crabbe.

Hij kijkt me aan en houdt een briefje in mijn richting met de afbeelding van een kruis en spreekt me zeer beschaafd toe: “Goedemorgen, mijnheer, wenst u uw toekomst met Jezus beter te leren kennen?”

Ik zet een stap voorwaarts en zie rechts achter hem een rijzige dame staan, die me glimlachend aankijkt.

Normaal kan ik de Getuigen met één zin afwimpelen en gooi ik de deur na tien seconden dicht, maar hier sta ik dan, oog in oog met dat ‘manneke’, amper tien jaar oud, die me mijn toekomst met Jezus gaat voorspellen.

De vrouw blijft me aankijken, mijn ogen gaan terug naar de jongen. Een duivelse gedachte maakt zich van mij meester, maar ik doe er beter aan te zwijgen. “Kom jongen, sorry voor het storen mijnheer”, fluistert de dame. Ze pakt zijn hand. Guust, mijn kater, strijkt zich aan tussen de jongen zijn benen. Ik blijf in het deurgat staan.

Ik was van plan aan de jongen te zeggen dat ik zijn toekomst al wist en dat hij over twintig jaar waarschijnlijk zou opdraven in de een of andere talkshow om te getuigen hoe hij na jaren van psychische terreur eindelijk ontsnapt was uit de sekte. Beter niks zeggen.

Als ik wat later mijn lauwe koffie uitdrink, moet ik plots denken aan mijn overleden vriend Luc De Vos, die ooit het nummer Morse schreef met deze mooie woorden, die ik had moeten zeggen:

“…en de getuige van Jehova zat met zijn voet tussen de deur en hij bracht de blijde boodschap dat ik mijn leven had verspild, en ik zei: ik heb geen tijd om nu te luisteren, ik heb het veel te druk met lezen in de Bijbel…”

Beluister Morse Van Gorki:

https://www.youtube.com/watch?v=akUhiwZo9-0