Bart Moeyaert: “We zijn de Daltons niet, maar we horen bij elkaar”

"Mijn vader de voorbije jaren zien dementeren was heftig. Dat proces vond ik keihard, maar tegelijk troostend: uiteindelijk verdwijnen we allemaal."
Nancy Boerjan

Geef Bart Moeyaert een uur samen met zijn zes broers en zijn Brugse tongval is terug van ver weggeweest. En de broers komen graag bijeen. “Omdat we het willen, niet omdat het moet. En dat is een heel sterk gevoel”, vindt de schrijver. “Mijn familie ís mijn roots. Die kun je niet verloochenen.”

Bart Moeyaert kan urenlang herinneringen aan zijn jeugd in Brugge ophalen. Dat krijg je als je als opmerkzame jongen opgroeit in een gezin met zeven zonen. De tuin van d’Oede Schole in Damme kiest hij voor dit gesprek uit. Omdat hij de plek waar Jan, zijn derde oudste broer, vzw IJsberg onderbracht en daarmee Damme wat culturele peper in de kont probeert mee te geven, graag onder de aandacht brengt. Maar ook omdat het destijds het doel was van de wandeling die het gezin Moeyaert op zondag al eens maakte, onder de broers ‘de grote blok’ genoemd: vijf kilometer stappen van hun ouderlijk huis tot aan de school, langs binnenwegeltjes. Bij bakkerij Hondsdamme – intussen ook al een stukje Damse geschiedenis – wachtte hen dan iets lekkers vooraleer de terugtocht werd aangevat. Die avonden vielen de jongens doorgaans een stuk sneller in slaap dan gewoonlijk.

“Aan die wandeling waren ook rituelen verbonden”, herinnert Bart zich. “Zo passeerden we een holle wilg aan het Zuidervaartje waar een kaboutervolk woonde. Daar had mijn vader contact mee: hij stelde hen vragen én kreeg antwoorden. En wij geloofden dat. Of tenminste ík geloofde dat. In een van de sluizen over de sloten onderweg stak ik soms wat geld, alsof het mijn spaarpot was. Misschien zit dat geld er nog. Of ik nam een emmertje mee om de kikkervisjes waarover ik net een boek had gelezen te vangen. Ik ving niets. Er leefde niks in het zwarte water van het Zuidervaartje.”

Ik kan me geen moment uit mijn kindertijd herinneren waarop ik ongelukkig was

Hij kan nog wel even doorgaan, zegt hij. “Ik was als kind een dromer, maar ik speelde ook gewoon, klom in bomen en bouwde hutten, in mijn eentje maar ook met anderen. Er zat toen al wel veel binnenwereld in me. Ik las veel, liefst over de natuur. En ik tekende, en schreef van zodra dat kon. Maar hoe diep ik ook nadenk, ik kan me geen moment uit mijn kindertijd herinneren waarop ik ongelukkig was. Op mijn achttiende ben ik uit Brugge vertrokken, en dat schept na al die tijd inderdaad een afstand, niet alleen letterlijk. Maar het moment waarop ik de Brugse torens zie opdoemen veroorzaakt nog elke keer iets in mij. Het zijn mijn torens. Hier kom ik vandaan.” Bart was Brugge dan ook helemaal niet beu, benadrukt hij. Maar hij wilde wel heel graag beginnen te leven…

Bart Moeyaert:

En dat leven zag hij groots. Zijn eerste boek verscheen op zijn twintigste en werd met lof overladen, een tweede boek was al op komst. Hij wilde in het Brussel waar hij gestudeerd had blijven wonen, maar vond er geen job. Zijn Frans was niet goed genoeg. Een bevriende uitgever kon hem twee dagen per week als corrector aan het werk zetten, in Antwerpen. “Dus werd het Antwerpen, maar het had net zo goed Berlijn of New York kunnen zijn. Ik kan overal wonen, ook al voelt overal anders dan waar ik opgroeide.”

Brugge was je niettemin te klein geworden?

“Ja. Maar weg willen was geen kwestie van ambitie of beroemd willen worden. Wel van de wereld willen ontdekken. Van een kotgenoot hebben, die ‘s avonds laat het idee oppert dat Parijs vlakbij ligt. Om vervolgens samen de eerste trein daarheen te nemen en me ‘s ochtends vroeg – in hartje Parijs – te realiseren dat dít het leven was dat ik wilde.”

Weg willen uit Brugge was geen kwestie van ambitie, wel van de wereld ontdekken

“Het was mijn manier om alles waar Brugge op dat moment voor mij voor stond – het beeld dat mijn ouders zich van mijn verdere leven vormden, mijn niet bijster geweldige middelbareschoolverleden… – van me af te slaan. Dat voelde op dat moment in mijn leven toch wel als een bevrijding.”

Kan je omschrijven wat een begrip als ‘roots’ voor jou betekent?

“Ik zag vorige week een tentoonstelling in Museum Voorlinden in Wassenaar, van Do Ho Suh, een Koreaanse kunstenaar die werkt rond het thema ‘thuis/huis/roots’.”

“Ik dacht eerst dat we dat thema wel al eens gehad hebben, maar zijn werken waren verbazend fris en raakten me diep. Hij heeft bijvoorbeeld een kunstwerk gemaakt met alle huizen waar hij ooit woonde: elke inkomhal maakte hij na in stof en zo wandel je van de ene ingang naar de volgende. Waarmee hij er op wijst dat we altijd onderweg zijn, stappen blijven zetten, maar dat elke plaats in die tocht zijn belang heeft. Ik herinner me ook alle gangen en halletjes waar ik heb gewoond, in Brugge, Gent, Brussel, Antwerpen… Brugge is dus óók belangrijk voor me geweest. Je roots kun je niet verloochenen. Het spreekt uit al mijn boeken: de familieband speelt daarin een heel belangrijke rol. Familie ís roots. Ik vind dat eigenlijk alleen maar logisch.”

“Ik geloof dat als je iets wil bereiken, en daar met alle passie die je in je hebt voor gaat, je dat doel ook zal bereiken.”

Jij woont in Antwerpen. Waar wonen de overige broers Moeyaert vandaag?

“Grotendeels in de streek waar we opgroeiden toch wel. In Knokke-Heist, eentje net over de grens met Nederland… Jan woont nog het verst: in Schore bij Nieuwpoort.”

Hoe is jullie relatie onderling nu?

“Beter dan vroeger. We groeiden niet op in een sfeer waarin mensen bij elkaar de deur platliepen. En dat deden we dan ook zelf niet, eens we het huis uit waren. Maar de voorbije zeven jaar – sinds onze ouders allebei begonnen te dementeren – zijn we merkbaar naar elkaar toegegroeid. Ik zie het in elk geval alsof we samen het roer van onze ouders hebben overgenomen, van zodra dat hen niet langer op een goeie manier lukte. Het was iets wat we samen moesten doen. En we zijn ook allemaal ouder geworden, leerden relativeren, vinden ons eigen idee niet langer per definitie het beste, we kennen elkaar beter en voelen dus minder de behoefte om de ander te veranderen… Uit dat alles is rust en een soort mooie zorg voor onze ouders gegroeid. We komen vandaag niet samen omdat het moet. We komen gewoon samen. En dat is een heel sterk gevoel.”

We moeten ons de broertjes van toen dus niet voorstellen als een hechte clan?

“Dat beeld kan je overhouden aan wat ik in mijn boek Broere vertel. Maar uiteindelijk was dat toch vooral het beeld dat ik als kleine jongen van ons had. En er was zeker wel zoiets als een broeregevoel, maar dat hield niet in dat je ons met zijn zevenen waggelend op een rij het café kon zien verlaten. (lacht) We zijn de Daltons niet, maar we hebben wel het gevoel bij elkaar te horen.”

Op zondagnamiddagen stapten pa en ma Moeyaert met hun zeven zonen vanuit Brugge naar Damme en terug.
Op zondagnamiddagen stapten pa en ma Moeyaert met hun zeven zonen vanuit Brugge naar Damme en terug. “We vielen die zondagavonden veel sneller in slaap dan gewoonlijk.”

Hoe kijken de anderen naar hun jongste broer die intussen elke literaire prijs won die er te winnen valt, denk je?

“Mijn jongste bekroning heeft daar veel aan veranderd. (Bart Moeyaert ontving in april de prestigieuze Astrid Lindgren Memorial Award 2019, red.) Ik had al mijn broers uitgenodigd naar Zweden om de overhandiging van die prijs mee te maken. Alleen Jan kon komen, en ik begreep ook wel meteen dat de anderen niet op stel en sprong vakantie konden nemen of er de reis voor over hadden. Bij de uitreiking bleken ze er zo goed als allemaal dan toch te zijn, dat had de organisatie voor me verzwegen bij wijze van verrassing.”

Ik leefde altijd al voluit, maar de voorbije jaren leerde ik ook mezelf zijn

“Net door er in Stockholm bij te zijn, lijken mijn broers nu beter te begrijpen wat er met me gebeurd is de voorbije jaren. Ze wisten wel dat ik een groot publiek bereik en prijzen kreeg, maar nu zaten daar negenhonderd mensen in een zaal bijeen. Voor mij! Dat moest dus écht wel iets bijzonders betekenen. (lacht) En ook voor mij was het belangrijk. Dat mijn broers me woordeloos, gewoon door daar te zijn, lieten voelen dat ze me appreciëren, vond ik geweldig.”

Ziet je leven er vandaag uit zoals je het je als jongen droomde?

“Ja. Ik doe wat ik wilde doen, al had ik niet verwacht dat het zo moeilijk zou zijn. Zelfs na dertig jaar blijft het knokken om van het schrijverschap te kunnen leven. Mensen denken wel eens dat ik wel binnen moet zijn met dat prijzengeld. En dat prijzengeld helpt, ja, maar ik ben niet binnen. Ik moet nauwgezet lezingen en andere nevenactiviteiten blijven plannen.”

Bart Moeyaert:

In recente interviews laat je graag vallen dat je de voorbije jaren veranderd bent, meer durft te leven.

“Ik heb altijd al voluit geleefd. Ik ben nieuwsgierig, wil meemaken wat er mee te maken valt. Wat ik bedoel is dat ik nu meer mezelf durf te zijn. Ik probeerde vroeger heel hard te voldoen aan de verwachtingen van anderen, ik gedroeg me zoals ik dácht dat ik me moest gedragen. En dat is een paar keer verkeerd uitgedraaid. Ik heb daar geen spijt van, het is niet anders. En ik heb mensen ontmoet die me erop wezen dat ik mezelf niet meer was, niet in het minst de man met wie ik nu al jaren gelukkig ben. Die confrontatie is heftig geweest, maar ook louterend. En dat gaat ver. Als ik nu een vraag krijg waar ik eigenlijk liever niet op inga, zeg ik vriendelijk neen. Of als ik even geen tijd heb, dan zal het later moeten gebeuren. Ik voel me nu een heel stuk vrijer, en die vrijheid zorgt ervoor dat ik met een groter gemak leef en gelukkiger ben.”

Ook genieten van een lekkere hoevepicknick? Meer info vind je op http://www.hoevepicknick.be/.

Wie is Bart Moeyaert?

Bart Moeyaert:

– Bart Moeyaert (55) werd geboren als zevende en jongste zoon van Omer Moeyaert en Henriette, Riet Smessaert. Hij groeide op in Brugge en woont nu in Antwerpen.

– Hij debuteerde in 1983 op 19-jarige leeftijd met Duet met valse noten.

– Hij schreef in 2003 zijn eerste dichtbundel, Verzamel de liefde.

– Bart kreeg talloze prijzen en onderscheidingen voor zijn literaire werk. Onlangs nog werd hij bekroond met de Astrid Lindgren Memorial Award 2019, de ‘Nobelprijs voor de jeugdliteratuur’.

– Op dinsdag 8 oktober verschijnt zijn nieuwe dichtbundel, Helium, bij uitgeverij Querido.

Zie je wel dat het kan!

Waar een man van vele bekroningen nog het meest trots op is? “Dat ik geworden ben wat ik wilde worden. Op mijn achtste was dat boswachter, iets later veearts — al kon ik niet tegen bloed. Maar al vrij snel wist ik dat het ‘schrijver’ moest worden. Ik geloof dat als je iets wil bereiken, en daar met alle passie die je in je hebt voor gaat, je dat doel ook zal bereiken. Je moet je dromen, wat die ook zijn, blijven najagen. En nu hoor ik mensen al denken ‘niet moeilijk, bij hem is het gelukt’. En toch… Ik ben hoofddocent schrijven aan het Conservatorium in Antwerpen, afdeling Woord. De jonge mensen in de klas willen het podium op, auteur worden, radio maken. Elk jaar studeert een vijftal studenten af, en stuk voor stuk maken ze het en kunnen ze leven van hun werk. Zie je wel, denk ik dan, dat het wél lukt in een sector waarin velen geen brood zien. Als ik hen dan in de krant zie staan, op de radio hoor, in een film zie, ja, dan ben ik apetrots op hen.”

Een verdrietig cadeau

In Helium, de nieuwe bundel van Bart Moeyaert, die dit najaar uitkomt, lees je ook enkele gedichten over zijn ouders. Zijn vader overleed begin april, vlak nadat Bart de Astrid Lindgren Memorial Award kreeg. Zijn moeder verblijft in Beernem, maar lijdt net als zijn vader aan dementie. De relatie met zijn vader was geen gemakkelijke. Bart dacht zichzelf een ander leven toe dan wat zijn vader voor hem zag weggelegd. “Ik ben kwaad geweest op mijn vader, omdat hij al een toekomst voor mij had vastgelegd als leraar terwijl ik dat helemaal niet wilde. En hij was kwaad omdat ik zijn hulp niet apprecieerde. Door de jaren heen zijn we dichter tot elkaar gekomen, al bleef het moeilijk. Hij is altijd kritisch gebleven over mijn werk, maar hij zag ook wel dat ik goed bezig was. En ik begrijp nu dat hij me destijds niet wilde dwarsbomen maar uit bezorgdheid handelde. Ik was inderdaad geen gemakkelijke jongen op de middelbare school. Ik voelde me er onaangepast, was allicht een te gevoelig manneke voor het schoolsysteem van toen. Hij was bang dat ik het niet zou redden.”

We verdwijnen allemaal

“Mijn vader de voorbije jaren zien dementeren was heftig. De man die taal zelf zo belangrijk vond, verloor zijn woorden, tot er slechts klanken overbleven. Dat proces vond ik keihard, maar tegelijk troostend: uiteindelijk verdwijnen we allemaal. Misschien zullen sommigen schrikken van hoe ik schrijf over het geleidelijk verliezen van mijn vader. Van bij het begin zag ik zijn dementie als een voldongen feit dat zou eindigen in zijn dood. Ik ben hem bewust regelmatig blijven opzoeken, omdat ik die evolutie wilde meemaken. We hebben nog gezegd wat we wilden zeggen, ik heb het raam voor hem gesloten als hij het koud kreeg, ik hielp hem drinken… Hij overleed net nadat ik terug was uit Zweden en op weg was naar hem. Maar het voelde niet alsof ik ‘te laat’ kwam, want ik had al afscheid van hem genomen. En de beelden die ik van hem meedraag zijn schoon. Natuurlijk voel ik verdriet, maar ik kan het een plaats geven. Dat is geen kwestie van hard willen zijn, maar van de dingen aanvaarden zoals ze zijn.”

“Met de dementie van mijn moeder heb ik het lastiger omdat met haar geen gesprek meer mogelijk is. Ze leeft in een andere wereld; de eenzijdigheid van dat contact maakt het moeilijker om afscheid te nemen. Toen ze begon te dementeren probeerde ze dat eerst nog wel te verstoppen, tot ze eindigde in tranen omdat ze zelf niet meer wist wat ze wilde zeggen. Vandaag is ze er nog en toch al niet meer.”

“Toch vraag ik me af: is ook dat geen cadeau? Een verdrietig cadeau dan wel. Alsof onze ouders het leven nu definitief aan ons hebben overgedragen: ‘Nu moeten jullie het alleen rooien, jongens, wij zijn weg. Kijk nog maar eens goed rond en doe de resterende jaren wat je wil doen en wat je belangrijk vindt.’ Zo voel ik het aan en zo heb ik er in Helium over geschreven.”

Bart Moeyaert: