En toen hadden we er plots drie nieuwe profs bij: Blouwe, Braet en Desal debuteren straks in het peloton

Van links naar rechts: Cériel Desal, Vito Braet en Louis Blouwe. (foto Joke Couvreur) © JOKE COUVREUR
Tom Vandenbussche

Of het met corona te maken heeft, kunnen we niet met zekerheid zeggen, maar feit is wel dat er dit jaar geen enkele West-Vlaamse neoprof in het peloton rondrijdt. Dat zal in 2022 niet het geval zijn. Integendeel, want na Henri Vandenabeele (21) raakte de voorbije weken bekend dat ook Louis Blouwe (21), Vito Braet (20) en Cériel Desal (21) in januari de overstap naar de grote jongens mogen maken. Wij brachten de drie generatiegenoten samen voor een exclusief interview. “Waar we tot nu toe het meest trots op zijn? Dat we prof zullen worden.”

Louis Blouwe en Cériel Desal debuteren in 2022 bij het Bingoal-Pauwels Sauces-Wallonie-Bruxelles van Christophe Brandt, terwijl Vito Braet de overstap maakt naar het Sport Vlaanderen-Baloise van Christophe Sercu. Opmerkelijk: in 2019 en 2020 reden ze nog alle drie voor het West-Vlaamse belofteteam EFC-L&R-Vulsteke. “Maar ik kreeg vorig jaar de aanbieding om voor de opleidingsploeg van Wallonie-Bruxelles te gaan rijden”, legt Blouwe uit. “Niet met de belofte om later prof te kunnen worden, maar als ik goed zou presteren, zou dat een logisch gevolg zijn. En dat is me gelukt.”

Braet maakte afgelopen winter de overstap naar het jeugdteam van Lotto-Soudal. “In mei kreeg ik een berichtje van Hans De Clercq, ploegleider bij Sport Vlaanderen-Baloise, om een test bij Energy Lab af te leggen. We bleven contact houden en na de Ronde van Vlaams-Brabant kreeg ik een telefoontje van Hans dat ik een voorstel van de ploeg zou krijgen en na een gesprek met Christophe Sercu kon ik uiteindelijk mijn contract ondertekenen.” Desal wordt in 2022 herenigd met Blouwe. “Begin juli stond ik na de GP Color Code met Louis te praten en kwam ploegleider Christophe Detilloux erbij staan. Hij was heel positief over mij en stelde voor om stagiair te worden. Intussen reed ik de Arctic Race of Norway, de GP Jef Scherens, de Egmont Cycling Race en de GP Marcel Kint. De ploeg was heel tevreden over mijn mentaliteit. Ik heb me getoond en bewezen dat ik profwaardig ben. En toen kwam het voorstel om prof te worden. Ik heb niet getwijfeld.”

Cériel, jij koerst al van bij de aspiranten. Louis en Vito, jullie debuteerden als nieuweling. Waar zijn jullie tot nu toe het meest trots op?

Blouwe: “Dat ik nu prof kan worden.”

Desal: “Ik ook. Als aspirant en nieuweling was ik nog niet volgroeid en heb ik lang achter de feiten aangehold. Ook als belofte was ik door knieproblemen nog een tijdje op de sukkel, maar als je blijft doorzetten, zie je dat je toch je doel kan bereiken. Er zijn er veel die gestopt zouden zijn, maar ik heb nooit opgegeven en ben altijd blijven werken.”

Blouwe: “Ik ben indertijd puur voor het plezier beginnen te fietsen en won pas als junior mijn eerste koers, maar het is pas toen ik vorig jaar naar Wallonie-Bruxelles kon dat ik in een toekomst als prof ben beginnen te geloven. Ik ben altijd blijven werken en word nu beloond.”

Braet: “Ik ben ook trots dat ik prof word, maar kijk ook graag terug op mijn periode als junior. Een heel leuke tijd onder vrienden. Eén van mijn ploegmaats bij de nationale ploeg was trouwens Remco Evenepoel. Dat zal me altijd bijblijven.”

Jullie hebben ook alle drie de koers in jullie genen zitten.

Blouwe: “Johan Bruyneel is mijn nonkel, al heb ik zijn actieve carrière zelf nooit meegemaakt. Vorige week reed ik de Ronde van de Toekomst. Hij heeft die koers ooit gewonnen. Toen ik daar was, besefte ik dat hij toch echt wel een goeie coureur geweest is. En ja, natuurlijk feliciteerde hij me al met mijn profcontract. Hij was één van de eersten die het wist. We horen elkaar geregeld. Hij moeit zich niet, maar geeft af en toe raad. Zo belde hij me net voor de Ronde van de Toekomst om te zeggen wat ik best kon doen en waar ik me niet aan moest laten vangen. Ik vroeg me ook af of ik in de zware bergritten binnen de tijdslimiet zou kunnen finishen, want ik had dat nooit eerder gedaan. Maar hij stelde me gerust en zei dat ik dat zeker kon.”

Braet: “Mijn broer Axel en ik zijn beginnen te koersen door onze oudere broer Vinnie, die een heel goeie veldrijder was. Wij gingen met hem mee naar de cross en waren meteen verkocht. Vinnie is zelf nooit prof kunnen worden, maar hij is blij voor mij dat ik er nu wel in geslaagd ben.”

Desal: “Ik heb de microbe te pakken gekregen door mijn opa Benoni Beheyt (wereldkampioen op de weg in Ronse in 1963, red.). Als aspirantje ging ik altijd met hem trainen. Ontelbaar veel kilometers heb ik in zijn spoor afgewerkt. En afzien dat ik gedaan heb! Ook naar mijn neef Guillaume (Van Keirsbulck, red.) heb ik altijd opgekeken. Ik ben vaak voor hem gaan supporteren en ben heel tevreden dat we nu soms eens samen een wedstrijd kunnen rijden. Sinds zijn verhuis naar Tielt trainen we ook vaker samen. We hebben een goeie band.”

Welke toekomst als renner zien jullie voor jezelf weggelegd?

Braet: “Dat zullen de eerste twee jaar moeten uitwijzen, maar ik denk dat de Vlaamse voorjaarskoersen mij het best liggen.”

Desal: “Ik wil eerst en vooral mezelf ontdekken. Kijken in welke wedstrijden ik het best tot mijn recht kom. Als stagiair was ik de voorbije weken vaak op pad met Timothy Dupont, de sprinter van de ploeg. Dat is een heel ander doel waarmee je een wedstrijd aanvat en dat is me bevallen. Als jonge prof wil ik de leiders in het team bijstaan.”

Blouwe: “Ik zal alleszins geen pure klimmer worden, maar ik moet mezelf ook eerst wat ontdekken. Bij de beloften kan je én een klimkoers én een klassieker én een massaspurt winnen. Maar bij de profs lukt dat niet meer, tenzij je Wout van Aert heet.” (grijnst)

Jullie waren twee jaar ploegmaats bij EFC-L&R-Vulsteke. Hoe goed kennen jullie elkaar eigenlijk?

Braet: “Met Louis reed ik als junior ook nog samen bij Forte Young CT.”

Blouwe: “Cériel ken ik het best, want we trainen heel vaak samen.”

Desal: (knikt) “Dat dateert al van toen we junior waren en beiden in een trainingsgroepje zaten dat elke woensdag vanuit Lichtervelde samen trainde. We hebben dezelfde leeftijd en wonen niet ver van mekaar. Onze band is ontstaan nadat Louis me in Zonnebeke eens had verslagen. Ik vond het jammer toen hij eind vorig jaar naar een andere ploeg vertrok, maar uiteindelijk heeft dat maar een half jaar geduurd en rijden we nu weer voor hetzelfde team.”

Typeer elkaar eens als renner.

Blouwe: “Vito is een sterke coureur en vooral een sprinter. Cériel is meer een aanvaller, een hardrijder die de koers zal openbreken en hard maken.”

Braet: (knikt) “Als de start gegeven is, vind je Cériel meteen vooraan terug. Hij zal ook nooit treuzelen en er altijd voor gaan. Ik denk dat Louis iets berekender koerst, maar een goeie neus voor de juiste ontsnapping heeft. En hij heeft ook nog een sprint om het af te maken.”

Desal: “Louis is heel explosief. Hij kan ook een serieuze helling aan, dat bewees hij al in de Tour de la Mirabelle. Maar op het vlakke staat hij eveneens zijn mannetje. Van Vito kan hetzelfde gezegd worden, al ben ik dit jaar enorm verrast door zijn tijdrit. Ook in die discipline heeft hij een grote stap gezet. Kortom: hij kan sprinten, hij kan tijdrijden en hij kan een helling aan.”

Met welke renner zouden jullie volgend jaar wel eens in de aanval willen rijden?

Desal: “Het zou mooi zijn om in een tv-koers eens met Guillaume in de aanval te rijden. Opa is nu al supertrots, maar zou dat dan nóg meer zijn.”

Blouwe: “Ik met Mauri Vansevenant. (lacht) Dat vind ik echt een sympathieke coureur. We kennen elkaar goed, want we waren nog ploegmaats bij EFC.”

Braet: “Ik zou wel eens voorop willen geraken met Yves Lampaert. Dat is ook een West-Vlaming die ervoor gaat. Altijd handig als je met zo iemand in de aanval rijdt.”

Straks is er het WK op de weg in Leuven. Met Louis Blouwe, Vito Braet én Cériel Desal aan de start?

Braet: “Neen, voor mij zal het niet lukken. Ik heb na mijn val in de Ronde van Oost-Vlaanderen (waar hij zijn sleutelbeen brak, red.) anderhalve week niet op de fiets gezeten. Pas deze week kon ik op de rollen herbeginnen. Het zal te vroeg zijn om op 24 september volledig in orde te zijn. Leuven is nochtans een parcours dat mij moet liggen. En dan ook nog eens in eigen land. Heel jammer.”

Blouwe: “Ik hoop dat ik mee mag. Je hebt altijd enkele certitudes, maar er zijn nog enkele plaatsjes die moeten worden ingevuld. Ik hoop op één van die tickets.”

Desal: “Ik zit niet met het WK in mijn hoofd. Ik ben me ervan bewust dat er alleen renners zullen mogen rijden die nu al tot de nationale selectie behoren. Ik ben nog nooit opgeroepen. Dat vind ik op zich wel jammer, want ik reed onlangs de GP Jef Scherens op het WK-parcours en het zou me moeten liggen.”

Nog belangrijker: WestSprint, het prestigieuze regelmatigheidsklassement van deze krant, is na een jaartje onderbreking terug van weggeweest. Zeg eens: wie wint dit jaar bij de beloften en volgt Mauri Vansevenant op?

Blouwe: “Ik denk dat het spannend zal worden. Vito staat aan de leiding, maar hij zal nu ook een tijdje niet kunnen koersen.”

Desal: “Ik hoop dat Louis en ik van pech gespaard blijven en ervoor kunnen strijden.”

Braet: “Het zal ervan afhangen of Henri Vandenabeele (die in de Ronde van de Toekomst zwaar ten val kwam, red.) nog in competitie kan komen en hoe de rest zal presteren. Het zal ook afhangen van mijn conditie na die val. Het zou alleszins leuk zijn om WestSprint voor de tweede keer in mijn carrière (Braet won al eens bij de nieuwelingen in 2016, red.) te winnen. Ik sta aan de leiding en het ziet er goed uit, maar de conditie zal de doorslag geven.”

Blouwe: “WestSprint leeft in het peloton, zeker de laatste weken van het seizoen als er om de laatste puntjes en plekjes gestreden wordt. Het is altijd leuk om op de erelijst te komen.”

Desal: “Ik werd bij de junioren al eens tweede, maar daarna kende ik altijd pech. Hopelijk kan ik WestSprint nu wel winnen. Het is een mooie beloning, want het is een teken van regelmatigheid.”