Wat verdienen onze coureurs aan prijzengeld ?

Yves Lampaert won dit jaar Gullegem Koerse voor Julien Vermote en kreeg daarvoor 1.200 euro. In kermiskoersen gaat het prijzengeld integraal naar de renner zelf. © VDB
Tom Vandenbussche

Hoeveel prijzengeld een West-Vlaamse profwielrenner in één seizoen bijeenrijdt? Dat wilden we wel eens weten. Wat blijkt: Yves Lampaert bracht in 2017 de meeste euro’s in het laatje, ook topknechten Julien Vermote en Tim Declercq verdienden goed hun boterham en financieel is het interessanter om een kermiskoers te winnen dan achtste te worden in een topwedstrijd als de Ronde van Vlaanderen.

Met behulp van de technische gids bij alle wedstrijden en de officiële barema’s van de Internationale Wielerfederatie (UCI) en de Koninklijke Belgische Wielerbond (KBWB) berekenden we hoeveel prijzengeld onze West-Vlaamse profrenners in 2017 bijeenreden. Ploegentijdritten en startpremies telden we niet mee. Het resultaat vind je op de volgende pagina’s. Let wel: dit zijn niet de bedragen die de renners uiteindelijk ontvingen. Het prijzengeld in het wegwielrennen gaat immers niet integraal naar de renner zelf. Het wordt verdeeld onder de ploegmaats en vaak ook het personeel van de wielerploeg. Om één en ander te duiden, gingen we te rade bij Hans De Clercq, ploegleider bij Sport Vlaanderen-Baloise, en Wim Lagae, een gewezen West-Vlaamse jeugdwielrenner en nu doctor in de Economische Wetenschappen die als sportmarketeer verbonden is aan de KU Leuven.

Knecht versus kopman

Is wielrennen wel een individuele sport, vraagt Wim Lagae zich af. “Neem Tim Declercq. Hij werd dit jaar derde in Gullegem en verdiende daarmee wat prijzengeld voor zichzelf. Maar de rest van het seizoen reed hij zich suf voor anderen. De verdeling van het prijzengeld binnen een ploeg maakt dat een beetje goed (Tim zal daardoor zowat 25.000 euro aan prijzengeld verdiend hebben, red.). Er is almaar vaker een positief verband tussen prijzengeld en loon, in de vorm van prestatiegerichte contracten. Cofidis was begin de jaren 2000 de voorloper en dit seizoen hadden we Philippe Gilbert. Maar om te presteren had hij natuurlijk wel zijn knechten nodig.”

“Knechten rijden zich suf om de marktwaarde van de kopman te verhogen, maar door in het prijzengeld te delen, wordt de knecht daar zelf ook beter van” – Wim Lagae (sportmarketeer)

Conclusie van Lagae: voor toppers is het prijzengeld peanuts, voor knechten is het net heel belangrijk. “Die rijden zich suf om de marktwaarde van de kopman te verhogen, maar door in het prijzengeld te delen, wordt de knecht daar zelf ook beter van. Beetje bij beetje. Of het zouden topknechten als Stijn Vandenbergh en Julien Vermote moeten zijn, die een hoger basisloon hebben dan de gemiddelde knecht en dus minder afhankelijk zijn van prijzengeld. Dat geldt ook voor renners met een superwapen, zoals de tijdrijder in Yves Lampaert, de klimmer in Serge Pauwels en de winnaar in Timothy Dupont.”

Personeel deelt (meestal) mee

In de meeste teams deelt het personeel mee in het prijzengeld. Meestal gaat het om tien tot vijftien procent. De logica zelve, vindt Wim Lagae. “Een mecanicien in een wielerploeg is van zes uur ‘s ochtends tot tien uur ‘s avonds in de weer. Eén fout, zoals een tube verkeerd leggen, kan fataal zijn. Die bonus maakt die werkdruk toch een beetje goed.” Bij Sport Vlaanderen-Baloise krijgt het personeel niets van het prijzengeld. “Omdat we vinden dat onze renners al voor het minimum rijden”, stelt Hans De Clercq. Neoprofs bij Sport Vlaanderen-Baloise krijgen het vanuit de UCI opgelegde minimumloon, 1.600 à 1.700 euro netto per maand. “Per maand komt daar ongeveer 250 euro netto prijzengeld bij. Dan draai je toch tegen de 2.000 euro per maand. Zo slecht is dat niet, voor een 20-jarige.Bij de andere renners ligt dat iets hoger.”

Het prijzengeld binnen een ploeg varieert. Toen Jelle Wallays, Yves Lampaert, Edward Theuns en Oliver Naesen enkele jaren geleden het mooie weer maakten bij Sport Vlaanderen-Baloise, steeg het prijzengeld per renner er tot 1.000 euro per maand.

Verschil met voetbal

“Een wielercarrière duurt maar een jaar of tien”, zegt De Clercq. “Hoeveel coureurs die de Tour gereden hebben, moeten na hun carrière niet meer werken? Niet zoveel, hoor.” Wim Lagae knikt. “Het gemiddelde totale salaris – lonen, premies, groepsverzekering, vakantiegeld en dertiende maand – van een profvoetballer in de Jupiler Pro League bedroeg in 2016 255.157 euro bruto per jaar. Club Brugge topte de lijst in onze provincie met 450.000 euro gemiddeld jaarloon, gevolgd door KV Oostende (250.000 euro), Zulte-Waregem (237.000) en KV Kortrijk (194.000). In West-Vlaanderen zijn er volgens mij een vijftal renners die dat bedrag halen, terwijl veel coureurs het met een minimumloon moeten stellen in een loodzware en gevaarlijke sport. Bovendien moeten ze heel wat zaken – trainingsbegeleiding, individuele stages, kinesist, osteopaat – vaak zelf bekostigen en hebben de meesten een contract als zelfstandige, waardoor ze geen vakantie- en eindejaarspremie ontvangen. Dat prijzengeld maakt iets goed, maar het is niet zo evident. Coureurs zijn kleine zelfstandigen die al hun onkosten goed moeten beheren.”

Je wordt toch maar beter … crosser

Is Gianni Vermeersch nu wegrenner of veldrijder? In amper drie maanden tijd plaatste de Klerkenaar zich afgelopen zomer qua prijzengeld op een twaalfde plaats tussen de wegrenners. Toch blijkt veldrijden een lucratievere keuze te zijn. Vermeersch croste vorige winter 18.280 euro aan prijzengeld bijeen, maar aan West-Vlaamse zijde boerde Michael Vanthourenhout het best: 50.435 euro, te danken aan zijn eindnotering in de Wereldbeker (vierde, 14.000 euro) en de DVV Trofee (derde, 15.000 euro). “De grootste inkomsten genereren ze echter uit hun startpremie“, vertelt Wim Lagae. “Als Eli Iserbyt 35 crossen rijdt, zal hij 35 keer een bepaald bedrag ontvangen. Voor zover wij daar zicht op hebben, zou dat voor de meeste crossers tussen de 1.500 en 3.000 euro bedragen.” Het is heel lucratief om crosser te zijn, weet ook Hans De Clercq. “Van Aert en van der Poel spreken over een toekomst op de weg, maar die gasten verdienen nu wel een miljoen euro per jaar, hé. Zo vind je er in België geen tien op de weg. Als ik hen was, ik zou toch nog eens goed nadenken.” Lagae knikt. “Financieel is het interessanter om crosser te zijn. Daar is een logische verklaring voor. De prijzengelden op de weg zijn de laatste jaren niet gestegen. Veel koersorganisatoren moeten vechten om te overleven, want de inkomsten, uit tickets onder meer, zijn te beperkt. In de cross stijgen die inkomsten wel nog.”

Wat verdienen onze coureurs aan prijzengeld ?

Wat verdienen onze coureurs aan prijzengeld ?

Serge Pauwels: “Het is niet van prijzengeld dat wij moeten leven”

Serge Pauwels tijdens de voorbije Tour, waarin hij 3.700 euro prijzengeld bijeenreed. Daarvan ging 15 procent naar de UCI, drie naar Cycling Service, tien à vijftien naar het personeel en tien à twaalf naar Qhubeka. De rest werd verdeeld onder de negen renners.
Serge Pauwels tijdens de voorbije Tour, waarin hij 3.700 euro prijzengeld bijeenreed. Daarvan ging 15 procent naar de UCI, drie naar Cycling Service, tien à vijftien naar het personeel en tien à twaalf naar Qhubeka. De rest werd verdeeld onder de negen renners.© BELGA

Profwielrenner Serge Pauwels uit De Haan rijdt voor Dimension Data, het team waar renners tien tot twaalf procent van hun prijzengeld aan een goed doel in Afrika schenken. “Voor wielrenners is het prijzengeld van relatief bescheiden belang”, zegt Serge Pauwels, universitair in de Toegepaste Economische Wetenschappen. “Dat is toch mijn mening. Uiteindelijk is het niet van ons prijzengeld dat wij moeten leven. Het is niet zoals in het tennis, hé. Ik zie het eerder als een soort van bonus bovenop ons loon. Als je in de ploeg van Chris Froome zit en met hem de Tour wint, wordt het natuurlijk wel interessant. Of als je ploeg vier, vijf Tourritten wint. Maar er zijn andere teams die in drie weken Frankrijk nog geen 1.000 euro per renner verdienen.” Zelf deed Pauwels vooral in de Tour van 2015 (9.310 euro) en 2016 (12.980 euro) zijn duit in het zakje voor zijn ploeg, terwijl hij in de voor vluchters moeilijke editie van 2017 (3.700 euro) op een veel lager bedrag bleef steken.

Naar het goede doel

“Alles wat prijzengeld betreft loopt via Cycling Service (lees meer hieronder, red.). In mijn ploeg is het Bernhard Eisel die met dat bedrijf in contact staat en alle info doorspeelt. Bij ons krijgt het personeel ook een deel. Tien of vijftien procent alleszins. Wij doen trouwens nog iets anders: tien tot twaalf procent van ons prijzengeld geven we aan Qhubeka, een goed doel dat fietsen schenkt aan Afrika waarmee kinderen naar school en volwassenen naar hun werk kunnen rijden. Daarmee zijn wij uniek binnen de wielersport. Dus ja… taksen aan de UCI (15 procent voor WorldTour-wedstrijden, red.), drie procent aan Cycling Service, tien à vijftien procent aan het personeel, tien à twaalf procent aan Qhubeka… (grijnst) Pas dan wordt het prijzengeld – of wat daar nog van overblijft – verdeeld onder de renners.”

In de Tour van 2016 won Dimension Data met Mark Cavendish vier ritten en vergaarde 88.590 euro aan prijzengeld. Serge Pauwels hield toen ongeveer 5.000 euro prijzengeld over aan drie weken op Franse bodem. Bruto uiteraard. “Ik ben niet echt bezig met het prijzengeld, al zie ik wel eens een bedrag passeren“, lacht Pauwels. “En soms ligt dat hoger dan ik had gedacht. Je moet weten: als je de Tour rijdt, kan het zijn dat een neoprof van Fortuneo met een jaarloon van 40.000 euro in het peloton naast een Sagan met een jaarloon van zes miljoen euro rijdt. In bijna geen enkele sport is er zo’n groot verschil op het hoogste niveau. Wel, dat is het verschil tussen knecht en kopman.”

Vijf vragen aan de ‘verdeler’ van de centen

Cycling Service wordt geleid door de Nederlandse ex-profwielrenners John van den Akker en Martin van Steen. Het is een bemiddelingsbureau tussen organisatoren van profwedstrijden enerzijds en profploegen en profrenners anderzijds. Cycling Service verzamelt en verdeelt het prijzengeld van een 20-tal wielerteams. Wij stelden vijf vragen aan Martin van Steen.

1. Prijzengelden zijn bruto bedragen. Hoeveel krijgen de renners uiteindelijk?

Martin van Steen: “Dat hangt af van land tot land. Heel vaak wordt er een belasting afgehouden in het land waar de wedstrijd plaatsvond. Soms is dat 20 procent, soms 30 procent. Daarnaast voerde de UCI ook taksen in voor de antidopingcontroles, het solidariteitsfonds en administratieve onkosten (al zijn die UCI-taksen vaak al van het prijzengeld afgehouden, red.). De renners krijgen doorgaans zowat 70 procent.”

2. Hoe wordt het prijzengeld binnen een ploeg verdeeld?

Van Steen: “Dat wordt doorgaans per koers verdeeld onder de renners die aan die koers hebben deelgenomen. Of bij sommige teams alles in één pot wordt gegooid en op het einde van het seizoen onder alle renners gelijk wordt verdeeld? Theoretisch gezien kan dat zeker, maar momenteel werken wij niet samen met een team dat op die manier werkt. Vaak gaat een deel van het prijzengeld ook naar het personeel, dat wordt door elke ploeg apart afgesproken. Prijzengeld wordt als een extra inkomst voor de renners gezien en dus zijn zij het die beslissen of het personeel mag meedelen.”

3. De uitbetaling van prijzengeld liep in het verleden vaak vertraging op. Is dat nog altijd een probleem?

Van Steen: “Het is gelukkig al verbeterd, maar het zou op sommige plaatsen nog beter kunnen. Er zijn bij de uitbetaling een aantal tussenstappen, die alles kunnen doen vertragen. Vaak duurt dat al snel enkele maanden. Nederland is één van de snelste landen, omdat wij rechtstreeks met onze bond in contact staan. Er zijn echter ook landen waar het bijna een jaar duurt vooraleer we het prijzengeld ontvangen. De Ronde van Turkije is daar een voorbeeld van.” Sommige renners met een beperkt loon dreigen daardoor soms in de problemen te komen, bijvoorbeeld bij de afbetaling van hun huis.

4. Hoe zit het eigenlijk met de lonen van renners, hun belangrijkste bron van inkomen?

Van Steen: “In mijn tijd werden minimumlonen landelijk bepaald, en die lagen een stuk lager dan nu het geval is. Ze zijn een pak gestegen. Zeker is dat het prijzengeld voor een WorldTour-renner minder belangrijk is geworden dan tien jaar geleden, omdat hun jaarsalaris serieus gestegen is. In kleinere teams, met lagere lonen, is het prijzengeld wel nog altijd belangrijk.”

5. Stel: een renner volgt de tactische aanwijzingen van zijn ploegleider niet op. Kan het gebeuren dat hij daardoor niet in de prijzenpot deelt?

Van Steen: “Dat kan. Binnen een ploeg worden daar afspraken over gemaakt, bijvoorbeeld als iemand zijn werk niet heeft gedaan. Maar het kan ook andersom: een kopman die vindt dat de ploeg keihard heeft gewerkt en beslist om zelf niet in het prijzengeld te delen. Wij hebben een online platform waarop alle renners kunnen inloggen en online de verdeling van de prijzengelden kunnen bekijken. Binnen elke ploeg wordt één verantwoordelijke aangeduid. Hij kan die standaardverdeling aanpassen indien nodig, bijvoorbeeld als de ploegleiding beslist heeft dat een bepaalde renner niet in het prijzengeld meedeelt.”