Robert Vermeire ademt ook op zijn 75ste veldrijden

Bertje Vermeire: " © Davy Coghe
Bernard Callens
Bernard Callens Medewerker KW

Robert ‘Bertje’ Vermeire had iets van een staatsamateur uit het Oostblok: geen robot, wel een natuurmens met een Spartaanse aanpak, die hij combineerde met een flexibele dagtaak in de boomkwekerij van zijn oom en mentor Albert. Hij koos dus niet met tegenzin voor die invulling die hem geen windeieren legde, maar vijf mondiale (Zolder 1970, Apeldoorn 1971, Vera de Bidasoa 1974, Melchnau 1975, Hannover 1977) en acht Belgische titels opleverde. Hoeveel meer coryfee kun je zijn?

Op zijn 35ste werd Vermeire (wegens een plots aangelegde leeftijdsgrens) verplicht om alsnog beroepsrenner te worden. Veel veranderde dat niet, want ook als nakende veertiger maakte hij er het allerbeste van met vijf titels van Belgisch vicekampioen (na de ongenaakbare Roland Liboton) op een rij. In 1979 werd hij meteen derde in het WK in het Italiaanse Saccolongo. Daar zouden nog vierde plaatsen in het Franse Lanarvily 1982 en in het Nederlandse Oss 1984 aan toegevoegd worden. Wat als hij een halve eeuw jonger en geen Belg was geweest? Hij zou een verrijking geweest zijn in het miniwereldje van de Lage Landen-sport. Robert won tussen 1962 en 1986 ruim een kwart van zowat 1.000 veldritten. De laatste daarvan was zijn afscheidscross in eigen Beernem op 15 februari 1986.

Jarenlange retraite

“Eigenlijk was ik als 42-jarige nog te goed om te stoppen”, mijmert Robert. “Maar de zorg over mijn doodzieke vrouw Jeanine noopte mij daartoe. Bondscoach lukte nog wel, tot ik na het wereldkampioenschap van 1989 moest wijken voor de aanpak van Eric De Vlaeminck.”

Ik hoop dat de nieuwe Wereldbeker een verbetering met zich brengt, maar ik heb mijn twijfels

“Ja, het deed pijn om op die manier aan de kant te worden geschoven”, geeft Bertje ootmoedig toe. “Verbitterd was ik niet, maar toch bleef ik langdurig weg van de veldritten. Ik had het gevoel dat ik daar niets meer te zoeken had. Tot Roland Liboton aandrong om hem te vergezellen naar de cross van Ruddervoorde. Ik liet mij overhalen en de smaak van weleer was op slag terug. Elke winter woon ik met mijn tweede echtgenote Christa tientallen veldritten bij. Op uitnodiging en we zijn er dankbaar om, want het is de dierbaarste vorm van socializen. In tegenstelling tot bepaalde vroegere collega’s ben ik levensblij en stel ik mij altijd positief op. Dat schept een band met de inrichters.”

Twee Duinencrossen

Volgende zondag zullen Christa en Robert er ook opnieuw bij zijn op de Duinencross van Koksijde, die op 27 december 1969 een eerste keer werd georganiseerd (en gewonnen werd door Roger De Vlaeminck) en toch pas volgend jaar aan zijn gouden editie toe is. In 1977 werd de cross niet georganiseerd en in 2016 werd de wedstrijd door het stormweer afgelast. “De Duinencross had steevast een centrale plaats in mijn programma”, herinnert Bertje zich. “Ik reed hem veertien keer, won hem zowel in 1978 (voor Ivan Messelis en wijlen Norbert Dedeckere) en in 1979 (voor Freddy Deschacht en Ivan Messelis). Ik werd ook driemaal tweede, derde en vierde. Ik was niet bepaald een zandstuiver, maar omdat de tubes toen breder waren dan die van nu, moest er meer gelopen dan gereden worden. Lopen was nu éénmaal mijn ding, vandaar.”

Wat met Wereldbeker?

De Duinencross is een manche van de Wereldbeker en is dus in principe niet bedreigd door de aangekondigde hervorming vanaf de winter van 2020-2021. “Ik zie het allemaal een beetje met lede ogen aan”, bekent Robert. “Ik hoop dat het een verbetering met zich brengt, maar ik heb mijn twijfels. De kalender zit nu al overvol. Acht Belgische manches zal wel lukken, maar evenveel buitenlandse over die dure streep te trekken, dat zie ik niet gebeuren. En wat met de overige organisatoren? Zestien manches betekent evenveel weekends dat zij weggedrumd worden. Wat bijvoorbeeld met de Druivencross van Overijse, die geen onderdeel is van één of ander klassement. Inzake startgelden zullen zij onder nog grotere druk komen te staan. Ik denk niet dat het nieuwe format van de Wereldbeker er door komt. 16 manches volgens de landenformule, wat zullen de shirtsponsors daarvan vinden? Stel u eens in hun plaats.”

Robert Vermeire was niet voor één sportgat te vangen. Hij was ook een begenadigd boogschieter en dat zowel op de staande (zomer) als op de liggende wip (winter). Hij werd zevenmaal als Sire geïnaugureerd. Vermeire was een man van de natuur, een toonbeeld ook van sportiviteit. Voor de weg vond hij zichzelf ongeschikt omdat hij niet in het wiel kon rijden. Maar hij bleek wel een uitmuntende loper. Die kwaliteit speelde hij volop uit toen hij aan een carrière als veldrijder begon, op omlopen waarop er veel meer moest gelopen worden dan nu. Toen Vermeire in 1977 in het Duitse Hannover voor de vijfde keer wereldkampioen werd, waren zijn rondetijden zelfs beter dan die van de Zwitser Albert Zweifel, die de dag nadien bij de profs de regenboogtrui veroverde. Vermeire teerde vooral op wilskracht. Hij vond dat hij over een minimum aan klasse beschikte. Dat compenseerde hij door zijn trainingsijver, door zijn vermogen om af te zien. Zo reed Vermeire als junior eens een wegwedstrijd om zijn weerstand te verhogen. Na één kilometer lag hij 300 meter achter, maar hij reed moederziel alleen de koers uit. Vloekend en tierend. Vermeire koerste tot zijn 42e en won 247 wedstrijden. Nooit deed hij daar snoeverig over.

75 jaar

Vandaag is Robert Vermeire, die ook nog een tijdje bondscoach was, 75 jaar. Hij volgt het veldrijden nog op de voet. En zal dit weekend allicht weer langs het parcours staan. Vermeire wordt jammer genoeg al te vaak veronachtzaamd wanneer men het over de voornaamste coryfeeën van de cross heeft.