Net als Jens Debusschere rijdt ook Julien Vermote als eenmansploeg rond: “Ik hoop dat ik voor volgend jaar weer een ploeg kan vinden”

© Katrienfotografie.be
Tjorven Messiaen
Tjorven Messiaen Reporter

Julien Vermote (33) is nog steeds profrenner. Afgelopen winter vond hij geen nieuwe ploeg nadat zijn contract bij Alpecin-Deceuninck niet verlengd werd, maar dat hield hem evenwel niet tegen om te blijven trainen en fietsen. De afgelopen weken dook hij zelfs weer op in het peloton tijdens enkele kermiskoersen. Als het van hem afhangt, zit zijn carrière er dan ook nog lang niet op. “Ik weet dat ik nog het niveau heb om iets te betekenen in het peloton.”

Julien Vermote was de afgelopen dagen op stage in de Ardennen. Hij wilde er nog kilometers malen met het oog op het Belgisch kampioenschap, dat over twee weken doorgaat in Izegem. Vermote deed dat in goed gezelschap, want hij trainde er onder meer met lotgenoot Jens Debusschere en collega’s Gerben Thijssen en Tom Devriendt. Tussen het fietsen door maakte hij evenwel tijd voor een babbel.

Julien, het is enkele maanden windstil rond jou geweest. Hoe is het nu met je?

Ça va. Ik heb in mei weer enkele kermiskoersen gereden en dat deed me wel deugd. Het gaf me opnieuw een doel om te trainen, want ook al had ik geen ploeg, toch bleef ik de afgelopen periode steeds trainen. In het ijle trainen, zonder concreet doel, is echter toch mentaal lastig. Heel veel wedstrijden kan ik dan wel niet rijden, maar het is beter dan niets. Ik ben vooral content dat ik weer in het peloton kan zitten en dat ik mezelf opnieuw doelen kan stellen. Momenteel werk ik bijvoorbeeld toe naar het BK. Daar wil ik goed zijn.”

De afgelopen maanden zullen waarschijnlijk niet de makkelijkste geweest zijn.

“Nee, klopt. In het begin van het jaar hoopte ik wel nog een ploeg te vinden – ook omdat er nog contacten waren, maar dat is uiteindelijk niet gelukt. Het moment dat je dan beseft dat er geen aanbieding meer zal komen, is erg confronterend. Je houdt ergens wel rekening met dat scenario en je beseft naarmate de weken vorderen dat het steeds moeilijker wordt, maar eens het doordringt dat er écht niets meer zal komen, krijg je toch opnieuw een reality check. Net daarom hielp het dat ik ben blijven trainen. Aanvankelijk trainde ik nog op hoop, nadien omdat ik besefte dat het leven verdergaat en ikzelf ook verder moet. Eens je het loslaat is het immers heel moeilijk om ooit nog weer op niveau te komen. Nog steeds krijg ik iedere week mijn trainingsschema’s van mijn trainer Sander Cordeel en dat helpt me enorm. In januari en maart ging ik zelfs op stage naar Spanje, kwestie van de sleur eens te doorbreken. Die routine van trainingen heeft me de afgelopen periode toch een zekere houvast gegeven.”

“Ik ben vooral content dat ik weer in het peloton kan zitten”

Pieker je je dan niet suf?

“Goh, piekeren helpt niet, hé. Leuk is het natuurlijk niet, maar het is nu eenmaal zo. Vorig jaar hebben mijn broer, mijn schoonbroer en ik een fietswinkel overgenomen in Harelbeke en af en toe spring ik daar wel eens binnen om mijn gedachten te verzetten en met iets anders bezig te zijn. Maar uiteindelijk wil ik toch gewoon blijven koersen. Het zou enorm jammer zijn om nu te stoppen, want ik koers niet zomaar om te koersen, maar wel omdat ik het nog steeds enorm graag doe en weet dat ik nog steeds iets kan betekenen in het peloton.”

Heb je een verklaring waarom de ploegen dan blijkbaar niet meer op je rekenen?

“Een verklaring heb ik niet, maar het toont wel hoe relatief het allemaal is, want vorig jaar reed ik nog een heel sterke Ronde van Vlaanderen en heb ik ook in andere wedstrijden zeker mijn ding gedaan. En dat nadat ik door corona en een toxoplasmose-infectie een jaar niet had kunnen koersen. Dan kan je niet zeggen dat het puur om het sportieve draait. Het hangt soms ook af van de goodwill van de ploegen. Als je koersen wint en een ploeg UCI-punten oplevert, ben je belangrijk. Zo niet, zien ze je meer als opvulling en is het allemaal snel vergeten wat je gepresteerd hebt. Maar goed, dat is nu eenmaal het leven.”

“Een plan B? Daar wil ik nog niet te veel bij stilstaan”

Financieel lijkt me dat ook wel een zware dobber als je zonder inkomen valt en alles zelf moet bekostigen.

“Evident is het inderdaad niet. Het leven is duur en als je inkomsten wegvallen, gaat het snel. Maar ondertussen word ik wel betaald, hoor. Ik vroeg een proflicentie aan om op zijn minst kermiskoersen en het BK te kunnen rijden, maar daarvoor heb je een profcontract nodig. Daarom heb ik net als Jens Debusschere een eenmansploeg opgericht. Eerstdaags komt normaal gezien die aankondiging en stel ik mijn nieuwe trui voor. De sponsors heb ik al, nu is het enkel nog wachten tot de kledij aankomt. Dankzij de sponsors heb ik dus wel een loon. Het grote geld is dat niet, maar dat maakt me niet uit, want uiteindelijk koers ik omdat ik het nog heel graag doe. Geld is daarbij van ondergeschikt belang. Ik heb ook het geluk dat ik qua omkadering goed ondersteund word. Zo maakt Sander Cordeel nog steeds mijn trainingsschema’s, terwijl ik via Vitori, het sportmedisch centrum waarvan mijn broer Alphonse medeoprichter is, alle ondersteuning en omkadering voorhanden heb die je als renner nodig hebt. Ook op dat vlak zit het dus wel goed.”

In Gullegem reed Vermote al met een prototype van zijn nieuwe trui rond, maar binnenkort stelt hij zijn eenmansploeg officieel voor: “Eerstdaags komt normaal gezien die aankondiging en stel ik mijn nieuwe trui voor.”
In Gullegem reed Vermote al met een prototype van zijn nieuwe trui rond, maar binnenkort stelt hij zijn eenmansploeg officieel voor: “Eerstdaags komt normaal gezien die aankondiging en stel ik mijn nieuwe trui voor.” © Katrienfotografie.be

Hoe is het gesteld met je niveau?

“Ik moet zeggen dat ik conditioneel wel in orde ben. Dat voelde ik ook al in de koersen die ik de afgelopen weken reed. Aanvankelijk miste ik nog wat koershardheid – vooral de eerste twee koersen heb ik serieus afgezien – maar daarna ging het steeds beter. Ik kan al meer koers maken. Ik reed vier koersen op tien dagen en telkens kon ik beter meedoen vooraan. In Puyvelde werd ik zelfs zesde, wat toch al iets zegt, want in een kermiskoers wordt er altijd hard gereden. Ik voel en merk dus ook al verbetering. Al zou ik nog meer progressie boeken, mocht ik nog meer kunnen koersen.”

Voor Debusschere wordt het BK over twee weken zijn laatste kunststukje. Geldt dat voor jou ook?

“Nee. Ik zou graag nog even doorgaan. Ook na dit seizoen. Voorlopig heb ik nog niets, maar ik hoop voor volgend seizoen wel opnieuw een ploeg te vinden. Het is dubbel. Enerzijds wil ik dit seizoen overbruggen om mijn niveau te behouden of zelfs nog wat beter te worden, anderzijds is het ook om mezelf een doel te geven. Ik weet niet wat de toekomst zal brengen, maar ik hoop wel dat er voor volgend jaar nog iets komt. Al kijk ik niet te veel vooruit. Ik probeer nu gewoon mijn best te doen, zo goed mogelijk te trainen en die koersen te rijden en dan zien we wel. Ik leef van dag tot dag.”

Julien Vermote kijkt al uit naar het BK in Izegem: “In eigen streek kan je altijd iets meer.”
Julien Vermote kijkt al uit naar het BK in Izegem: “In eigen streek kan je altijd iets meer.” © (gf)

Maar heb je dan al een plan B?

“Secteur (de naam van de fietsenwinkel, red.) is zeker een optie voor de toekomst. Ook bij Vitori zou ik met mijn ervaring in de koers misschien wel iets kunnen bijbrengen. Maar ik wil daar nu nog niet te veel bij stilstaan, want ik koers gewoon nog te graag en nogmaals: ik weet dat ik het niveau nog heb om iets te betekenen in het peloton. Ik weet dat er na de koers een ander leven begint en dat is zeker ook mooi, maar als ik stop met koersen, is het ook effectief gedaan en is er no way back. Daar ben ik nog niet aan toe. Ik weet dat ik het veel te hard zou missen, mocht ik nu stoppen.”

Slotvraag: mogen we op het BK een move van het duo Debusschere-Vermote verwachten?

(lacht) “We zullen er alleszins ons best voor doen. We zijn er naartoe aan het werken en het zou mooi zijn mochten we ons kunnen tonen. Gemakkelijk wordt het evenwel niet, want we hebben eigenlijk te weinig gekoerst om top te zijn. Maar we zien wel. We bereiden ons alleszins goed voor en in eigen streek kan je altijd iets meer.”