“In 2015 ben ik even door een dal gegaan. Het is een goede leerschool geweest”

© Davy Coghe
Tom Vandenbussche

Nog 31 maanden en het is weer zover: de Olympische Spelen van Tokio 2020. Ook al lijken discuswerper Philip Milanov en zeilster Emma Plasschaert West-Vlaanderens grootste medailletroeven, vooral baanwielrenster Nicky Degrendele (21) is aan een opvallende opmars bezig. In 2014 werd ze nog wereldkampioene bij de juniores, dit jaar behaalde ze brons op het WK bij de elite. En dat in de keirin, een discipline waar wij, Belgen, tot voor kort geen kaas van hadden gegeten. Het verhaal van een lange weg naar de top. Met ups, maar ook veel downs.

De voorbije vier jaar maakte Nicky Degrendele deel uit van het vrouwenteam van eerst Topsport Vlaanderen en vervolgens Sport Vlaanderen. Die ploeg kapt er nu mee en dus moest Nicky op zoek naar iets nieuws. Als buitenbeentje in het vrouwenpeloton we kunnen keirin en sprint moeilijk alledaagse disciplines noemen lag de keuze voor de hand: privésponsoring. Met EK-zilver en WK-brons in een olympische discipline zou de zoektocht ernaartoe zonder al te grote obstakels verlopen, leek de logische redenering. Niets van. Vader Joachim zucht eens als hij eraan terugdenkt. “Zo had ik een gesprek met een potentiële, kapitaalkrachtige sponsor, iemand die al jaren nauw bij de piste betrokken is. Maar zijn eerste vraag was: wat is keirin?Tja. (haalt de schouders op) Wat moet je daar dan op zeggen, hé?”

Profstatuut

Neen, Nicky’s weg naar de top – lees: een olympische medaille behalen – loopt niet over rozen. Topsport is meedogenloos en haast dagelijks moet ze, fysiek én mentaal, nieuwe obstakels overwinnen. Ups en downs zijn dus nooit ver af, maar gelukkig nemen de goede momenten voorlopig nog altijd de bovenhand. Zo wordt Nicky sinds kort ondersteund door Shifting Gears, een bekende fietsenzaak in Brugge. En nog belangrijker: dankzij haar uitstekende prestaties van het voorbije jaar – zilver op het EK in Parijs (oktober 2016), brons op het WK in Hongkong (april 2017) – dwong ze een profcontract bij Sport Vlaanderen af. Om misverstanden te vermijden: niet de ploeg, wel de Vlaamse overheid. Nicky krijgt nu – Jolien D’hoore, Ann-Sophie Duyck en Lotte Kopecky gingen haar al voor – maandelijks een loon, op basis van het behaalde diploma, in Nicky’s geval dat van het secundair dus.

Sprint versus keirin of explosief versus durf

Sprint

Discipline puur op kracht en snelheid, waarin tactiek ook heel belangrijk is.

Loopt over twee dagen. Je kunt tot zes keer per dag in actie komen. Kwalificaties met 32 rensters waarbij je met twee tegen elkaar sprint. De 24 snelste tijden gaan door naar de 1/16de finale. Na een verloren 1/8ste finale kun je via herkansingen toch naar de halve finale. Wie in de finale twee sprints naar zich toetrekt, is winnares.

Keirin

Discipline waarin durf heel belangrijk is.

Je rijdt met zes eerst drierondenachter de derny en vervolgens drie ronden zonder. Startpositie wordt door lottrekking bepaald. Na kwalificaties volgen de halve finale en finale.

© Davy Coghe

Je bent vaak maanden van huis weg, ver weg van familie en vrienden. Dat lijkt me niet zo evident.

Degrendele: “Het hoort erbij. Het positieve is dat ik in België niet zoveel vrienden heb. Die wonen meestal aan de andere kant van de wereld. En al heb ik hier wel wat kennissen, ik heb mijn familie en dat vind ik nog altijd het belangrijkste. (grijnst) Daar kun je niet aan ontkomen, hé. Mijn nicht, mijn zus, haar vriend… allemaal leeftijdsgenoten en dan is er al vlugger een klik.”

Maar terwijl zij frieten en ijsjes kunnen eten, moet jij wel op je voeding letten. Leuk is dat toch niet?

Degrendele: (haalt de schouders op) “Als ik thuis ben, hebben de mensen rondom mij daar respect voor. Eigenlijk is het simpel: zij eten wat zij willen eten. Ik zal in plaats daarvan een slaatje bestellen. En als zij frieten willen eten: ook goed. Ik zal wel iets anders vinden op de menu. (lacht) Neen, ik wil niet de lastigaard zijn.”

“Later mijn passie delen met jonge sporters”

In november 2012 vertelde Nicky Degrendele, in haar tweede interview ooit met deze krant, dat ze later graag sportlerares of kinesiste wilde worden. “Maar nog liever zou ik het heel ver willen schoppen als baanwielrenster”, voegde ze er fijntjes aan toe. Vijf jaar later moet de Varsenaarse lachen als we haar eraan herinneren. “Kinesiste? Dat idee heb ik laten vallen. Je weet in die fase gewoon niet wat dat inhoudt. Sportlerares: idem. Daar heb ik niets in te bieden. Neen, ik zou graag met jonge – en later misschien ook met oudere – sporters samenwerken en mijn passie met hen delen. Ik kan hen iets bijleren over de wereld.”

“Kijk, zelf heb ik zonder veel hulp de overgang naar de elite moeten maken. Als meisje in haar puberjaren, wat op zich al moeilijk genoeg is. Ik had een moeilijk karakter. (glimlacht) Op vlak van competitiesport dan toch. Ik babbel niet makkelijk en zal het niet vlug zeggen als er iets op mijn lever ligt. Al mijn coaches waren indertijd mannen en konden beter omgaan met mannelijke renners. Die weten niet hoe vrouwen in elkaar zitten. En al zeker niet in je puberjaren. Toen kon ik heel moeilijk met kritiek omgaan. Ik luisterde wel, maar deed er niets mee. Toen ik de overgang van juniores naar elite maakte, wist ik zelf niet wat ik wilde. Voor mij was dat de moeilijkste periode. Het was een leerproces.”

Drie keer de Spelen

Degrendele heeft een concreet doel voor ogen. “Ik zou minimum twee keer de Spelen willen meemaken, maximum drie keer. Tokio 2020, Parijs 2024, Los Angeles 2028… Het ideale scenario is dat ik dus vanaf 2028 de jonge renners en rensters kan bijstaan. (glimlacht) Maar nu zijn we natuurlijk in een wel heel voorwaardelijke wijs aan het praten.”

Dat het aantal koersende meisjes sinds het olympische brons van Jolien D’hoore in Rio toegenomen is, heeft Degrendele ook al vastgesteld. “Ja, er is een stijging. Er is de voorbije jaren al zo vaak in de media geschreven dat de piste de ideale basis voor een wegcarrière is. Wel, eindelijk begint dat door te dringen. Ook in de keirin en de sprint? Dat is anders. En mensen zijn bang van anders, bang van veranderingen. Ik ben momenteel de enige dame, naast twee of drie jongens (onder meer Thibo Destatsbader uit Lendelede, red.). Ook in het verleden hadden we al sprinters, zoals Michel Vaarten en Eric Schoefs. Maar we hebben daar jammer genoeg geen sprintcultuur op kunnen voortbouwen.”

© Davy Coghe

Ook je twee laatste kampioenschappen, het EK voor beloften in juli en het EK voor elite in oktober, waren geen succes. Was er een reden voor die mindere prestaties?

Degrendele: (droog) “Het EK bij de beloften was een nederlaag. Als je brons pakt op een WK bij de elite en drie maanden later pas vierde wordt op een EK voor beloften, is het heel moeilijk om uit de put te geraken. Met de jaren leer je wel met ontgoochelingen om te gaan, maar als topsporter mag je gewoon niet tevreden zijn met plaats vier. Zo eenvoudig is het.”

“Omdat ik toen geen medaille had behaald, heeft men in Aigle voor een andere aanpak gekozen en ook een andere trainer aangesteld. Die liet mij anderhalve maand lang een wegblok afwerken. Om mij als renster te resetten. Dagelijks trainde ik minimum twee en maximum vijf uur op de weg. Ja, ook in de Zwitserse bergen. Zo beklom ik de Col de la Croix (23 km lang, 1.778 meter hoog, red.), een beest van een klim.”

“In keirin rijden de beste en de slimste meisjes meestal voor de medailles”

“Ik had na het EK voor beloften echter maar drie maanden de tijd om naar het EK bij de elite op te bouwen. Niet haalbaar met dat trainingsblok. Ik had dan wel aan kracht gewonnen, maar tegelijkertijd aan explosiviteit ingeboet. En laat dat in mijn disciplines nu net het belangrijkste zijn. Maar goed, ik hoop dat alle arbeid op termijn zal lonen. Te beginnen met het WK, eind februari in Apeldoorn.”

Tot dan blijf je in België om te trainen. En dus niet in Aigle…

Degrendele: (knikt) “Sinds half november ben ik me in Gent aan het voorbereiden. Twee keer per dag, telkens alleen. Drie keer per week op de piste en daarnaast ook op de weg, in de gym en op de rollen. (wikt haar woorden) In België is er niemand om mee samen te trainen, omdat er weinigen voor sprint kiezen. In Aigle waren we met vijf. Als enige meisje, maar het was een goeie groep waarin we elkaar motiveerden. (korte stilte) Het is wat het is. De focus ligt nu op het WK in Apeldoorn en tot dan train ik hier in België.”

© Davy Coghe

Het klopt dat jij meer kansen op een medaille hebt in de keirin dan in de sprint?

Degrendele: (knikt) “Die discipline ligt me beter, omdat ik geen schrik heb. Maar ik ben nog jong en het is zo dat in de sprint een hogere leeftijd voordelig is. Je blijft altijd bijleren. Ervaring is in die discipline heel belangrijk.”

Stel: de Spelen beginnen morgen. Hoeveel medaillekandidates zijn er in de keirin?

Degrendele: “Iedereen! (proest het uit) Het is simpel. Als er vier heats van zes meisjes zijn, kwalificeert er zich eentje van elke heat rechtstreeks, maar na herkansingen blijven er nog altijd twaalf over. Dat is 50 procent. Daar zit de olympische kampioene bij, daar zitten enkele wereldkampioenes bij… De beste en de slimste meisjes rijden meestal voor de medailles. Als er dus 24 dames deelnemen, schat ik dat er pakweg 18 medaillekansen hebben.”

Sprint versus keirin of explosief versus durf

Sprint

Discipline puur op kracht en snelheid, waarin tactiek ook heel belangrijk is.

Loopt over twee dagen. Je kunt tot zes keer per dag in actie komen. Kwalificaties met 32 rensters waarbij je met twee tegen elkaar sprint. De 24 snelste tijden gaan door naar de 1/16de finale. Na een verloren 1/8ste finale kun je via herkansingen toch naar de halve finale. Wie in de finale twee sprints naar zich toetrekt, is winnares.

Keirin

Discipline waarin durf heel belangrijk is.

Je rijdt met zes eerst drierondenachter de derny en vervolgens drie ronden zonder. Startpositie wordt door lottrekking bepaald. Na kwalificaties volgen de halve finale en finale.

© Davy Coghe

Je bent vaak maanden van huis weg, ver weg van familie en vrienden. Dat lijkt me niet zo evident.

Degrendele: “Het hoort erbij. Het positieve is dat ik in België niet zoveel vrienden heb. Die wonen meestal aan de andere kant van de wereld. En al heb ik hier wel wat kennissen, ik heb mijn familie en dat vind ik nog altijd het belangrijkste. (grijnst) Daar kun je niet aan ontkomen, hé. Mijn nicht, mijn zus, haar vriend… allemaal leeftijdsgenoten en dan is er al vlugger een klik.”

Maar terwijl zij frieten en ijsjes kunnen eten, moet jij wel op je voeding letten. Leuk is dat toch niet?

Degrendele: (haalt de schouders op) “Als ik thuis ben, hebben de mensen rondom mij daar respect voor. Eigenlijk is het simpel: zij eten wat zij willen eten. Ik zal in plaats daarvan een slaatje bestellen. En als zij frieten willen eten: ook goed. Ik zal wel iets anders vinden op de menu. (lacht) Neen, ik wil niet de lastigaard zijn.”

“Later mijn passie delen met jonge sporters”

In november 2012 vertelde Nicky Degrendele, in haar tweede interview ooit met deze krant, dat ze later graag sportlerares of kinesiste wilde worden. “Maar nog liever zou ik het heel ver willen schoppen als baanwielrenster”, voegde ze er fijntjes aan toe. Vijf jaar later moet de Varsenaarse lachen als we haar eraan herinneren. “Kinesiste? Dat idee heb ik laten vallen. Je weet in die fase gewoon niet wat dat inhoudt. Sportlerares: idem. Daar heb ik niets in te bieden. Neen, ik zou graag met jonge – en later misschien ook met oudere – sporters samenwerken en mijn passie met hen delen. Ik kan hen iets bijleren over de wereld.”

“Kijk, zelf heb ik zonder veel hulp de overgang naar de elite moeten maken. Als meisje in haar puberjaren, wat op zich al moeilijk genoeg is. Ik had een moeilijk karakter. (glimlacht) Op vlak van competitiesport dan toch. Ik babbel niet makkelijk en zal het niet vlug zeggen als er iets op mijn lever ligt. Al mijn coaches waren indertijd mannen en konden beter omgaan met mannelijke renners. Die weten niet hoe vrouwen in elkaar zitten. En al zeker niet in je puberjaren. Toen kon ik heel moeilijk met kritiek omgaan. Ik luisterde wel, maar deed er niets mee. Toen ik de overgang van juniores naar elite maakte, wist ik zelf niet wat ik wilde. Voor mij was dat de moeilijkste periode. Het was een leerproces.”

Drie keer de Spelen

Degrendele heeft een concreet doel voor ogen. “Ik zou minimum twee keer de Spelen willen meemaken, maximum drie keer. Tokio 2020, Parijs 2024, Los Angeles 2028… Het ideale scenario is dat ik dus vanaf 2028 de jonge renners en rensters kan bijstaan. (glimlacht) Maar nu zijn we natuurlijk in een wel heel voorwaardelijke wijs aan het praten.”

Dat het aantal koersende meisjes sinds het olympische brons van Jolien D’hoore in Rio toegenomen is, heeft Degrendele ook al vastgesteld. “Ja, er is een stijging. Er is de voorbije jaren al zo vaak in de media geschreven dat de piste de ideale basis voor een wegcarrière is. Wel, eindelijk begint dat door te dringen. Ook in de keirin en de sprint? Dat is anders. En mensen zijn bang van anders, bang van veranderingen. Ik ben momenteel de enige dame, naast twee of drie jongens (onder meer Thibo Destatsbader uit Lendelede, red.). Ook in het verleden hadden we al sprinters, zoals Michel Vaarten en Eric Schoefs. Maar we hebben daar jammer genoeg geen sprintcultuur op kunnen voortbouwen.”

© Davy Coghe

Ook je twee laatste kampioenschappen, het EK voor beloften in juli en het EK voor elite in oktober, waren geen succes. Was er een reden voor die mindere prestaties?

Degrendele: (droog) “Het EK bij de beloften was een nederlaag. Als je brons pakt op een WK bij de elite en drie maanden later pas vierde wordt op een EK voor beloften, is het heel moeilijk om uit de put te geraken. Met de jaren leer je wel met ontgoochelingen om te gaan, maar als topsporter mag je gewoon niet tevreden zijn met plaats vier. Zo eenvoudig is het.”

“Omdat ik toen geen medaille had behaald, heeft men in Aigle voor een andere aanpak gekozen en ook een andere trainer aangesteld. Die liet mij anderhalve maand lang een wegblok afwerken. Om mij als renster te resetten. Dagelijks trainde ik minimum twee en maximum vijf uur op de weg. Ja, ook in de Zwitserse bergen. Zo beklom ik de Col de la Croix (23 km lang, 1.778 meter hoog, red.), een beest van een klim.”

“In keirin rijden de beste en de slimste meisjes meestal voor de medailles”

“Ik had na het EK voor beloften echter maar drie maanden de tijd om naar het EK bij de elite op te bouwen. Niet haalbaar met dat trainingsblok. Ik had dan wel aan kracht gewonnen, maar tegelijkertijd aan explosiviteit ingeboet. En laat dat in mijn disciplines nu net het belangrijkste zijn. Maar goed, ik hoop dat alle arbeid op termijn zal lonen. Te beginnen met het WK, eind februari in Apeldoorn.”

Tot dan blijf je in België om te trainen. En dus niet in Aigle…

Degrendele: (knikt) “Sinds half november ben ik me in Gent aan het voorbereiden. Twee keer per dag, telkens alleen. Drie keer per week op de piste en daarnaast ook op de weg, in de gym en op de rollen. (wikt haar woorden) In België is er niemand om mee samen te trainen, omdat er weinigen voor sprint kiezen. In Aigle waren we met vijf. Als enige meisje, maar het was een goeie groep waarin we elkaar motiveerden. (korte stilte) Het is wat het is. De focus ligt nu op het WK in Apeldoorn en tot dan train ik hier in België.”

© Davy Coghe

Het klopt dat jij meer kansen op een medaille hebt in de keirin dan in de sprint?

Degrendele: (knikt) “Die discipline ligt me beter, omdat ik geen schrik heb. Maar ik ben nog jong en het is zo dat in de sprint een hogere leeftijd voordelig is. Je blijft altijd bijleren. Ervaring is in die discipline heel belangrijk.”

Stel: de Spelen beginnen morgen. Hoeveel medaillekandidates zijn er in de keirin?

Degrendele: “Iedereen! (proest het uit) Het is simpel. Als er vier heats van zes meisjes zijn, kwalificeert er zich eentje van elke heat rechtstreeks, maar na herkansingen blijven er nog altijd twaalf over. Dat is 50 procent. Daar zit de olympische kampioene bij, daar zitten enkele wereldkampioenes bij… De beste en de slimste meisjes rijden meestal voor de medailles. Als er dus 24 dames deelnemen, schat ik dat er pakweg 18 medaillekansen hebben.”

Sprint versus keirin of explosief versus durf

Sprint

Discipline puur op kracht en snelheid, waarin tactiek ook heel belangrijk is.

Loopt over twee dagen. Je kunt tot zes keer per dag in actie komen. Kwalificaties met 32 rensters waarbij je met twee tegen elkaar sprint. De 24 snelste tijden gaan door naar de 1/16de finale. Na een verloren 1/8ste finale kun je via herkansingen toch naar de halve finale. Wie in de finale twee sprints naar zich toetrekt, is winnares.

Keirin

Discipline waarin durf heel belangrijk is.

Je rijdt met zes eerst drierondenachter de derny en vervolgens drie ronden zonder. Startpositie wordt door lottrekking bepaald. Na kwalificaties volgen de halve finale en finale.

© Davy Coghe

Je bent vaak maanden van huis weg, ver weg van familie en vrienden. Dat lijkt me niet zo evident.

Degrendele: “Het hoort erbij. Het positieve is dat ik in België niet zoveel vrienden heb. Die wonen meestal aan de andere kant van de wereld. En al heb ik hier wel wat kennissen, ik heb mijn familie en dat vind ik nog altijd het belangrijkste. (grijnst) Daar kun je niet aan ontkomen, hé. Mijn nicht, mijn zus, haar vriend… allemaal leeftijdsgenoten en dan is er al vlugger een klik.”

Maar terwijl zij frieten en ijsjes kunnen eten, moet jij wel op je voeding letten. Leuk is dat toch niet?

Degrendele: (haalt de schouders op) “Als ik thuis ben, hebben de mensen rondom mij daar respect voor. Eigenlijk is het simpel: zij eten wat zij willen eten. Ik zal in plaats daarvan een slaatje bestellen. En als zij frieten willen eten: ook goed. Ik zal wel iets anders vinden op de menu. (lacht) Neen, ik wil niet de lastigaard zijn.”

Nicky Degrendele (rechts) behaalde in april brons op het WK keirin, na de Duitse olympisch kampioene Kristina Vogel en de Colombiaanse Martha Bayona Pineda. (Foto Belga)
Nicky Degrendele (rechts) behaalde in april brons op het WK keirin, na de Duitse olympisch kampioene Kristina Vogel en de Colombiaanse Martha Bayona Pineda. (Foto Belga)© AFP

Wie is Nicky Degrendele?

Privé

Werd geboren op 11 oktober 1996. Woont in Varsenare. Dochter van Joachim Degrendele (dokwerker) en de Britse Michelle Hills (verpleegster). Zus van Bjorn en Emily.

Carrière

Sinds november 2011 actief als baanwielrenster in de olympische disciplines sprint en keirin. Heeft momenteel profstatuut bij Sport Vlaanderen. Rijdt in 2018 voor Shifting Gears-Geldhof.

Palmares

Juniores 2013: zilver WK sprint, zilver EK sprint, zilver EK keirin, brons EK teamsprint. Juniores 2014: goud EK keirin, goud WK keirin, brons EK sprint, brons EK teamsprint, brons WK sprint. Elite 2015: 5de EK keirin U23, 5de EK teamsprint U23. Elite 2016: zilver EK keirin, zilver EK keirin U23, 4de EK sprint, 4de EK sprint U23. Elite 2017: brons WK keirin, 4de EK keirin U23, 7de EK sprint U23, 9de EK keirin.

Degrendele: “Maar om dat profstatuut te behouden, moet ik wel prestaties kunnen voorleggen. De voorwaarden zijn duidelijk: top vijf op het EK, top acht op het WK én bepaalde limiettijden halen. Als ik echter met andere dames vergelijk – ik heb het dan vooral over weg en cross – blijft het financieel moeilijk. Ik denk spontaan aan Elke Vanhoof, onze beste BMX’ster. In dat straatje zit ik ongeveer. Elke en ik zijn gewoon nog niet bekend genoeg.”

Je zult in 2018 je wedstrijden afwerken voor de nieuwe ploeg van Shifting Gears-Geldhof. En wordt zowaar ploegmaat van ex-profrenner Joeri Calleeuw. Opmerkelijk.

Degrendele: (grijnst) “Ik kan het goed vinden met Joeri. Altijd lachen geblazen, hé. Onlangs heb ik hem trouwens nog geholpen met het schilderen van zijn appartement.”

De tijd gaat snel. Amper drie jaar geleden werd je in Zuid-Korea nog wereldkampioene bij de juniores, voor de Russische Tatiana Kiseleva en Poolse Julita Jagodzinska. Waar staan jouw concurrentes van toen nu?

Degrendele: “Als ik enkel naar mijn leeftijd kijk, zit ik nog altijd in de top drie à vijf. Meer zelfs, ik ben de enige die op mijn leeftijd al medailles behaalde op een EK, een WK of een Wereldbeker. Er zijn er ook al een paar van mijn generatie gestopt. Op zich doe ik het dus niet slecht. Maar ik bekijk het niet zo. Je mag het zo ook niet bekijken. Iedereen groeit op haar manier. Ik kan alleen maar zeggen dat sommige concurrentes van mijn leeftijd fysiek al enorm ontwikkeld zijn, terwijl ik voor mezelf nog progressiemarge zie. Althans, dat gevoel heb ik toch.”

“Als topsporter mag je niet tevreden zijn met plaats vier. Zo eenvoudig is het”

Je bent intussen al zes jaar als sprintster actief. Hoe heb jij jezelf zien evolueren?

Degrendele: “Bij de jeugd heb ik het relatief makkelijk gehad. Dat daarna, bij mijn overstap naar de elite, een terugslag volgde, is logisch. Het niveauverschil is enorm. In 2014 was ik als juniore nog wereldtop, maar het jaar erna heb ik even mijn hoofd laten hangen en niets gepresteerd. Dat zag je ook aan mijn testresultaten. Die waren minder goed. (denkt even na) Zo’n moeilijke periode komt er sowieso. Maar als je erdoor kunt geraken, is er iets mogelijk. En dat is mij in 2016 gelukt.”

© Davy Coghe

Keirin en sprint lijken me ook geen evidente disciplines op mentaal vlak. Hoe ben je daarin geëvolueerd?

Degrendele: “Het ligt allemaal zo dicht bij elkaar en dat maakt het er een stresserende sport van. Maar het voorbije anderhalf jaar heb ik in Aigle (ze verbleef er in het vermaarde trainingscentrum, red.) een uitstekende band kunnen creëren met de mensen rondom mij. Mijn trainer Scott Bugden, een Brit die vroeger tweevoudig olympisch kampioen ploegenachtervolging Joanne Rowsell trainde, was als een mental coach voor mij. Hij heeft mij veel bijgebracht. Over hoe ik naar mezelf moet kijken. Over hoe ik kan evolueren. Ja, hij heeft me geholpen om mezelf te vinden. Ik ben in 2015 even door een dal gegaan en dat is, achteraf gezien, een goede leerschool geweest. Op zich is zo’n tegenslag eens goed. Altijd maar presteren is leuk, maar niet realistisch.”

“Later mijn passie delen met jonge sporters”

In november 2012 vertelde Nicky Degrendele, in haar tweede interview ooit met deze krant, dat ze later graag sportlerares of kinesiste wilde worden. “Maar nog liever zou ik het heel ver willen schoppen als baanwielrenster”, voegde ze er fijntjes aan toe. Vijf jaar later moet de Varsenaarse lachen als we haar eraan herinneren. “Kinesiste? Dat idee heb ik laten vallen. Je weet in die fase gewoon niet wat dat inhoudt. Sportlerares: idem. Daar heb ik niets in te bieden. Neen, ik zou graag met jonge – en later misschien ook met oudere – sporters samenwerken en mijn passie met hen delen. Ik kan hen iets bijleren over de wereld.”

“Kijk, zelf heb ik zonder veel hulp de overgang naar de elite moeten maken. Als meisje in haar puberjaren, wat op zich al moeilijk genoeg is. Ik had een moeilijk karakter. (glimlacht) Op vlak van competitiesport dan toch. Ik babbel niet makkelijk en zal het niet vlug zeggen als er iets op mijn lever ligt. Al mijn coaches waren indertijd mannen en konden beter omgaan met mannelijke renners. Die weten niet hoe vrouwen in elkaar zitten. En al zeker niet in je puberjaren. Toen kon ik heel moeilijk met kritiek omgaan. Ik luisterde wel, maar deed er niets mee. Toen ik de overgang van juniores naar elite maakte, wist ik zelf niet wat ik wilde. Voor mij was dat de moeilijkste periode. Het was een leerproces.”

Drie keer de Spelen

Degrendele heeft een concreet doel voor ogen. “Ik zou minimum twee keer de Spelen willen meemaken, maximum drie keer. Tokio 2020, Parijs 2024, Los Angeles 2028… Het ideale scenario is dat ik dus vanaf 2028 de jonge renners en rensters kan bijstaan. (glimlacht) Maar nu zijn we natuurlijk in een wel heel voorwaardelijke wijs aan het praten.”

Dat het aantal koersende meisjes sinds het olympische brons van Jolien D’hoore in Rio toegenomen is, heeft Degrendele ook al vastgesteld. “Ja, er is een stijging. Er is de voorbije jaren al zo vaak in de media geschreven dat de piste de ideale basis voor een wegcarrière is. Wel, eindelijk begint dat door te dringen. Ook in de keirin en de sprint? Dat is anders. En mensen zijn bang van anders, bang van veranderingen. Ik ben momenteel de enige dame, naast twee of drie jongens (onder meer Thibo Destatsbader uit Lendelede, red.). Ook in het verleden hadden we al sprinters, zoals Michel Vaarten en Eric Schoefs. Maar we hebben daar jammer genoeg geen sprintcultuur op kunnen voortbouwen.”

© Davy Coghe

Ook je twee laatste kampioenschappen, het EK voor beloften in juli en het EK voor elite in oktober, waren geen succes. Was er een reden voor die mindere prestaties?

Degrendele: (droog) “Het EK bij de beloften was een nederlaag. Als je brons pakt op een WK bij de elite en drie maanden later pas vierde wordt op een EK voor beloften, is het heel moeilijk om uit de put te geraken. Met de jaren leer je wel met ontgoochelingen om te gaan, maar als topsporter mag je gewoon niet tevreden zijn met plaats vier. Zo eenvoudig is het.”

“Omdat ik toen geen medaille had behaald, heeft men in Aigle voor een andere aanpak gekozen en ook een andere trainer aangesteld. Die liet mij anderhalve maand lang een wegblok afwerken. Om mij als renster te resetten. Dagelijks trainde ik minimum twee en maximum vijf uur op de weg. Ja, ook in de Zwitserse bergen. Zo beklom ik de Col de la Croix (23 km lang, 1.778 meter hoog, red.), een beest van een klim.”

“In keirin rijden de beste en de slimste meisjes meestal voor de medailles”

“Ik had na het EK voor beloften echter maar drie maanden de tijd om naar het EK bij de elite op te bouwen. Niet haalbaar met dat trainingsblok. Ik had dan wel aan kracht gewonnen, maar tegelijkertijd aan explosiviteit ingeboet. En laat dat in mijn disciplines nu net het belangrijkste zijn. Maar goed, ik hoop dat alle arbeid op termijn zal lonen. Te beginnen met het WK, eind februari in Apeldoorn.”

Tot dan blijf je in België om te trainen. En dus niet in Aigle…

Degrendele: (knikt) “Sinds half november ben ik me in Gent aan het voorbereiden. Twee keer per dag, telkens alleen. Drie keer per week op de piste en daarnaast ook op de weg, in de gym en op de rollen. (wikt haar woorden) In België is er niemand om mee samen te trainen, omdat er weinigen voor sprint kiezen. In Aigle waren we met vijf. Als enige meisje, maar het was een goeie groep waarin we elkaar motiveerden. (korte stilte) Het is wat het is. De focus ligt nu op het WK in Apeldoorn en tot dan train ik hier in België.”

© Davy Coghe

Het klopt dat jij meer kansen op een medaille hebt in de keirin dan in de sprint?

Degrendele: (knikt) “Die discipline ligt me beter, omdat ik geen schrik heb. Maar ik ben nog jong en het is zo dat in de sprint een hogere leeftijd voordelig is. Je blijft altijd bijleren. Ervaring is in die discipline heel belangrijk.”

Stel: de Spelen beginnen morgen. Hoeveel medaillekandidates zijn er in de keirin?

Degrendele: “Iedereen! (proest het uit) Het is simpel. Als er vier heats van zes meisjes zijn, kwalificeert er zich eentje van elke heat rechtstreeks, maar na herkansingen blijven er nog altijd twaalf over. Dat is 50 procent. Daar zit de olympische kampioene bij, daar zitten enkele wereldkampioenes bij… De beste en de slimste meisjes rijden meestal voor de medailles. Als er dus 24 dames deelnemen, schat ik dat er pakweg 18 medaillekansen hebben.”

Sprint versus keirin of explosief versus durf

Sprint

Discipline puur op kracht en snelheid, waarin tactiek ook heel belangrijk is.

Loopt over twee dagen. Je kunt tot zes keer per dag in actie komen. Kwalificaties met 32 rensters waarbij je met twee tegen elkaar sprint. De 24 snelste tijden gaan door naar de 1/16de finale. Na een verloren 1/8ste finale kun je via herkansingen toch naar de halve finale. Wie in de finale twee sprints naar zich toetrekt, is winnares.

Keirin

Discipline waarin durf heel belangrijk is.

Je rijdt met zes eerst drierondenachter de derny en vervolgens drie ronden zonder. Startpositie wordt door lottrekking bepaald. Na kwalificaties volgen de halve finale en finale.

© Davy Coghe

Je bent vaak maanden van huis weg, ver weg van familie en vrienden. Dat lijkt me niet zo evident.

Degrendele: “Het hoort erbij. Het positieve is dat ik in België niet zoveel vrienden heb. Die wonen meestal aan de andere kant van de wereld. En al heb ik hier wel wat kennissen, ik heb mijn familie en dat vind ik nog altijd het belangrijkste. (grijnst) Daar kun je niet aan ontkomen, hé. Mijn nicht, mijn zus, haar vriend… allemaal leeftijdsgenoten en dan is er al vlugger een klik.”

Maar terwijl zij frieten en ijsjes kunnen eten, moet jij wel op je voeding letten. Leuk is dat toch niet?

Degrendele: (haalt de schouders op) “Als ik thuis ben, hebben de mensen rondom mij daar respect voor. Eigenlijk is het simpel: zij eten wat zij willen eten. Ik zal in plaats daarvan een slaatje bestellen. En als zij frieten willen eten: ook goed. Ik zal wel iets anders vinden op de menu. (lacht) Neen, ik wil niet de lastigaard zijn.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier