Drievoudig winnaar Johan Museeuw telt af naar zondag: “De Ronde blijft de moeilijkste koers ter wereld”

© Christophe De Muynck
Philippe Verhaest

Je kan er onmogelijk naast kijken: de koers is opnieuw in het land! De eerste voorjaarsklassiekers hebben we al achter de kiezen, zondag zitten we collectief klaar voor de hoogmis van de wielersport: de Ronde van Vlaanderen. Johan Museeuw, de beste ééndagsrenner van zijn generatie, mocht drie keer Vlaanderens Mooiste als winnaar afsluiten en geniet nu vooral van alles wat het leven te bieden heeft. Komende zomer wil hij op de flanken van de Oude Kwaremont een eigen ‘cycling house’ openen: ‘In het Hol van de Leeuw’. “Met koersfanaten de baan op gaan en herinneringen ophalen, ik kijk er nu al naar uit!”

“Laat ons in het Peloton Café van het Centrum Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde afspreken. Daar zitten we op ons gemak”, stelt Johan Museeuw ons voor. Op ons gemak voor De Leeuw van Vlaanderen, dat betekent om de vijf minuten iemand die even aan ons tafeltje goeiedag komt zeggen en Museeuw een schouderklopje geeft.

Hij mag dan op 2 mei 2004 zijn fiets aan de haak gehangen hebben, achttien jaar na zijn afscheid blijft Johan Museeuw überpopulair. “Dat doet me écht deugd”, geeft hij toe. “Vooral het feit dat ook kinderen en jonge gasten me nog herkennen.”

Hoe gaat het op vandaag met Johan Museeuw?

“Goed! Oprecht goed, zelfs. Ik heb mijn weg in het leven opnieuw gevonden. Ik ben adviseur bij Minerva Cycling Team, het wielerteam van mijn beste vriend Filip Carpentier, ik word regelmatig gevraagd voor fotoshoots en reclameopdrachten en ben stilaan ook tot een soort van influencer uitgegroeid. Zelf zie ik me zo niet, maar ik zie het aantal volgers op Instagram alleen maar toenemen. Gek, maar het zij zo. En nu, tijdens het Vlaamse voorjaar, krijg ik een pak interviewaanvragen en mag ik de koers analyseren. Dat doe ik doodgraag.”

We zitten volop in het klassieke wielerseizoen. Doet dat je bloed nog altijd wat sneller stromen?

Vaneigens! Net voor ik naar hier kwam, heb ik nog een ritje op mijn koersfiets gemaakt. Ik ben onderweg op Oliver Naesen gebotst. We hebben elkaar wat gezelschap gehouden en de wedstrijden van de komende weken onder de loep gehouden. Heerlijk is dat.”

Kon je Oliver volgen?

(lacht) “Mijn conditie zit nog snor, hoor. Ik sta misschien niet meer zo scherp als tijdens mijn gloriejaren, maar ze rijden me nog altijd niet zo makkelijk uit het wiel.”

Is dit de mooiste periode van het jaar?

“Als coureur is Vlaanderen tijdens de lente de max. De natuur ontwaakt, het weer wordt beter… Ik denk dan ook automatisch terug aan mijn eigen rennersjaren. Ik passeerde recent nog door de Ronde van Vlaanderenstraat in Kluisbergen. Mijn eigen naam daar drie keer op het wegdek geschilderd zien, het doet nog altijd iets met me.”

“Ik stam nog uit de jaren dat ze ons enkele uren voor de koers een biefstuk naar binnen deden werken”

Johan Museeuw

Welke herinnering schiet er spontaan door je hoofd als je aan je carrière terugdenkt?

“De eerste keer dat ik de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix won, respectievelijk in 1993 en 1996. Dan is alles nog nieuw, hé. Wat daarna op je afkomt, moet je echt nog ontdekken. Pas op, mijn latere overwinningen schat ik minstens even hoog in, maar dan weet je al wat er op je zal afkomen. Die eerste keren voel je nog die verwondering. Plus: nadien komt er ook een zekere druk op je schouders. Als oud-winnaar aan de start krijg je meteen de favorietenrol in de schoenen geschoven. Alles minder dan winst wordt dan als gefaald beschouwd. Het is van moeten.”

Je hebt de Ronde drie keer gewonnen, maar het konden er ook vier geweest zijn. Dan was je de absolute recordhouder.

“Je doelt op de editie van 1994, waar Gianni Bugno me op de meet klopte? Tja, het zou erg mooi geweest zijn, maar ik ben met mijn drie overwinningen niet minder content. Er zijn maar zes renners (Achiel Buysse, Fiorenzo Magni, Eric Leman, Tom Boonen, Fabian Cancellara en Johan Museeuw, red.) die daar ooit in geslaagd zijn, daar sta ik toch mooi tussen. Die sprint met Bugno zie ik nog haarfijn voor me. Ik reed toen bij GB-MG en had zo’n pastelgroene Bianchi-fiets…”

Waarom is Vlaanderens Mooiste ook écht de mooiste koers ter wereld?

“Omdat het de moeilijkste is. Geen enkele ééndagskoers is lastiger. Zelfs Eddy Merckx wist hier maar twee keer te winnen. Dat zegt veel, vind ik. De Ronde, dat is een en al stress, vanaf de eerste kilometer. Er zijn veel wedstrijden die technisch en tactisch een erg hoog niveau halen, maar de Ronde is hors catégorie. Overal waar je kijkt, staat het dik van het volk. Het enthousiasme langs het parcours vind je nergens anders terug. En ik kan het weten, want ik heb overal gekoerst.”

Je bent al een kleine twintig jaar met wielerpensioen. Is het wereldje fel veranderd?

“Dat valt niet meer te vergelijken. Er gaat nu veel meer geld in om, wat alleen maar toe te juichen is. En net als de gewone wereld gaat het er veel sneller en harder aan toe. Om nog van de professionaliteit te zwijgen. Niet dat wij onvoorbereid aan de start kwamen, maar nu is koers pure wetenschap geworden. Het codewoord is wattage. Daar had ik bij het begin van mijn carrière, eind jaren tachtig, nog nooit van gehoord.”

Ik kan me voorstellen dat het in jouw tijd net iets minder zakelijk was.

“Dat klopt wel. Nu wordt elk detail tientallen keren omgedraaid en is toeval haast onbestaand. Stages, trainingen: allemaal tot in de puntjes voorbereid. En wat de renners naar binnen werken, is tot op de gram afgewogen.”

© Christophe De Muynck

Een weegschaal kwam er bij jou destijds niet aan te pas.

(schatert) “Ik zou zó’n ogen getrokken hebben. Neen, dan zou ik maar weinig reden tot lachen gehad hebben. Ik had – en heb nog altijd – het geluk dat ik een goed werkend metabolisme had. Een deurejager, op zijn West-Vlaams. Ik stam nog uit de jaren dat ze ons enkele uren voor de koers een biefstuk naar binnen deden werken. Dat er nu een pak meer medische kennis is, komt de sport op zich alleen maar ten goede. Maar daarmee gaat ook een deel van de charme verloren.”

Zou jij vandaag graag wielrenner geweest zijn?

“Een moeilijke vraag. Je moet alles in het juiste kader bekijken. Toen lag de focus op andere accenten, maar vergis je niet: de basis is nog altijd dezelfde. Hard trainen, veel werken en vooral snel rijden. Vroeger ging het er wel amicaler aan toe, daar ben ik van overtuigd. Ik herinner me dat iemand als Fever (Patrick Lefevere, red.) na een koers gewoon bij de renners op de kamer wat kwam zeveren en ontspannen. Dat zie ik nu niet zo snel meer gebeuren. Wielerploegen zijn iets meer bedrijven geworden.”

Steekt er in het huidige peloton iemand met jouw kwaliteiten?

“Ik herken mezelf wel in Wout van Aert. Toch op het niveau van de klassieke wedstrijden, want die kerel kan veel en veel meer. Ik had ook een redelijk goeie sprint in de benen, maar wat Wout presteert, vind ik fenomenaal. Het is een topsprinter, maar hij kan evengoed een lange vlucht overleven en met sprekend gemak de Mont Ventoux oprijden. Dat is alleen de allergrootsten gegund. Toen ik tijdens de Ronde van Frankrijk mezelf een weg doorheen de Alpen of de Pyreneeën moest banen, was dat al schudden en beven. Het moest, anders zag ik Parijs niet. Weet je wie net hetzelfde profiel als ik had? Tom Boonen. Vandaag moet een wielrenner veel polyvalenter zijn. Een homo universalis op twee wielen.”

“De Ronde is voor Mathieu van der Poel. Schrijf maar op! En Parijs-Roubaix gaat naar Van Aert”

Johan museeuw

Volg je de koers nog?

“Op de voet. Ik neem zelfs ritten op die ik niet live kan bekijken. Het blijft me fascineren. Vorige week was ik tijdens de Classic Brugge-De Panne nog koersdirecteur. De koers stroomt door mijn aderen. Dat zal nooit meer veranderen. Ik heb de sector eerst, door omstandigheden, verlaten, maar ik ben erg blij dat ik terug ben. En bij Minerva Cycling Team krijg ik de kans om mijn vleugels uit te spreiden.”

Wat doe je er exact?

“Als adviseur kan ik mijn ervaring doorgeven, maar het gaat ook over het grotere geheel. We hebben een mooie ploeg uitgebouwd met een goeie mix tussen beloften en profs en ik krijg er de kans om de naambekendheid mee op te bouwen. Minerva geniet al een mooie reputatie als producent van elektrische fietsen, ik wil helpen om het merk nóg meer in de markt te zetten. Daar is de koers een sterke tool voor. Kijk naar het Quick-Step-verhaal. Iedereen, maar dan ook iedereen, associeert kliklaminaat vandaag met Quick.Step. Zelfs wanneer het over een ander merk gaat. Mochten we zoiets kunnen bereiken…”

Stoute ambities.

“Ik mik graag hoog, dat deed ik tijdens mijn actieve wielercarrière ook. Trouwens, dankzij de koers hebben we al één groot order binnen. Hard werken is de boodschap, maar ik amuseer me.”

Een beeld van 2 april 1995. Johan Museeuw wint zijn tweede Ronde van Vlaanderen en wordt op het podium geflankeerd door Fabio Baldato (links) en Andrei Tchmil (rechts).
Een beeld van 2 april 1995. Johan Museeuw wint zijn tweede Ronde van Vlaanderen en wordt op het podium geflankeerd door Fabio Baldato (links) en Andrei Tchmil (rechts). © Belga

De naam Johan Museeuw opent ook deuren. Hoe vaak word jij nog over je carrière aangesproken?

“Wekelijks meerdere keren. En niet alleen door mensen van mijn generatie. Onlangs passeerde ik te voet aan een schooltje, hier in Oudenaarde. Het was speeltijd en plots hoorde ik de jonge ventjes mijn naam roepen. Schitterend, toch? Het doet me nog altijd wel iets als mensen me komen begroeten. Ergens streelt dat toch je ego, daar moeten we niet flauw over doen. Ik ben ook trots op wat ik op de fiets gepresteerd heb. Mijn palmares oogt mooi, maar daar heb ik ook hard voor gewerkt. Als coureur heb ik hoge pieken gekend, maar ook erg diepe dalen. Zo zit het leven in elkaar.”

Wat beschouw je als je mooiste overwinning?

“Mijn twee revalidaties. Geen enkele trofee of kassei kan daar tegenop. Ik heb twee keer moeten vechten voor mijn leven. Dat ik evenveel keer ben teruggekeerd én nog koersen wist te winnen, dát is de kers op de taart van mijn wielerloopbaan.”

Hebben die tegenslagen je ook veranderd?

“Ik sta nu wat losser in de wereld. Positiever ook. Ik heb echt leren relativeren. Op mijn 56ste weet ik stilaan wat écht belangrijk is. En besef ik dat het helemaal anders had kunnen lopen. Na mijn motorongeval (op 13 augustus 2000 raakte Museeuw zwaargewond toen hij tijdens een ritje met zijn Harley Davidson in aanrijding kwam met een wagen, red.) kon mijn leven er volledig anders uitgezien hebben. Ik lag toen acht dagen in coma.”

En dan hebben we het nog niet over het moment waarop gevreesd werd dat je linkerbeen moest geamputeerd worden.

“In 1998, tijdens Parijs-Roubaix, brak ik in het Bos van Wallers mijn knieschijf. Een virus kostte me toen inderdaad bijna mijn linkerbeen. Maar ook daar: ik ben teruggekeerd. Enkele maanden geleden ontmoette ik tijdens een etentje een arts die me destijds behandeld heeft. Hij noemt me nog altijd een medisch wonder. Mocht ik toen geen topsporter geweest zijn, dan was het nu een compleet ander verhaal. Mijn lichaam was toen ijzersterk, dat was mijn redding. Plus het feit dat ik hierboven of waar dan ook een goeie engelbewaarder heb.”

Je zoon Stefano is in je voetsporen getreden. Welke carrière dicht je hem toe?

“Stefano heeft mijn passie voor de koers, maar een iets kleinere moteur. Mijn andere zoon Gianni heeft dat volume wél, maar zijn hart klopt iets minder voor het wielrennen. Ik ben op allebei erg trots. Gianni heeft een mooie functie binnen het online gokverhaal van de Nationale Loterij, Stefano doet zijn stinkende best bij Minerva Cycling Team.”

Denk je niet dat zijn achternaam hem soms parten speelt?

“Neen. Stefano profileert zich ook nooit als de zoon van. En ik ben in zijn koersverhaal gewoon een bezorgde en betrokken papa. Toen hij zijn contract moest onderhandelen, heb ik me bewust afzijdig gehouden. Ach, we zien wel waar zijn schip strandt. Hij moet zich vooral amuseren. En dat doet hij, bij een goeie Belgische, West-Vlaamse ploeg.”

Had jij eigenlijk een plan B? Wat als je geen profrenner was geworden?

“Dan was ik nu garagist. Mijn vader Eddy runde in Gistel Garage Museeuw en ik was zijn gedoodverfde opvolger. Alles stond in stelling om de zaak over te nemen, maar toen is José De Cauwer me haast letterlijk vanonder een auto komen wegplukken.”

Johan Museeuw, de garagist. Moeilijk in te beelden.

“En toch was het bijna zo. Auto’s waren toen mijn grote liefde. Of ik nu nog zou meekunnen in de sector, is een ander verhaal. Ik rijd ondertussen met een elektrische auto. Daar kan ik al zéker niet meer aan sleutelen.”

© Christophe De Muynck

Je woont nu in Oudenaarde. Mis je Gistel niet?

“Neen. Hier zit ik pal in de Vlaamse Ardennen, de streek waar ik enkele van mijn grootste successen boekte. Ik ben mijn vriendin naar hier gevolgd, maar kom nog vaak in Gistel en omgeving. Dan ga ik op bezoek bij mijn zonen of mijn ouders, die in Oostende wonen. Mijn leven ligt hier. Ik heb hier ook mijn Johan Museeuw Cycling Experience. Daarmee begeleid ik groepen, organiseer ik fietsvakanties… Het is zelfs al gebeurd dat een vrouw me inhuurde om haar jarige man te verrassen.”

Zie je jezelf de rest van je leven in deze streek slijten?

“Waarom niet? Deze zomer hoop ik op een van de flanken van de Oude Kwaremont mijn eigen cycling house te openen, een gastenverblijf voor fietsfanaten. Daar kijk ik nu al naar uit, met gelijkgestemde zielen de baan op gaan en herinneringen ophalen, dat wordt fantastisch. In het Hol van de Leeuw zal het heten, en de Leeuw zelf zal er ook gaan wonen. We hebben er twee aanpalende panden gekocht en verhuizen straks naar de mythische helling. Château Planckaert, maar dan in het klein.”

Een rol die je op het lijf geschreven lijkt.

“Ik zal er de hospitality voor mijn rekening nemen. Mensen verwelkomen, ze wegwijs maken, een bbq’tje organiseren, flesje wijn erbij… De volledige Vlaamse Ardennen-experience. Elke kamer zal naar een van mijn overwinningen verwijzen. Dit moet mijn laatste grote project worden. Nog tien, vijftien jaar vol gas geven en dan verhuis ik misschien wel naar Spanje. On verra.”

Maar eerst de Heilige Wielerweken. Wie wint zondag?

“De Ronde is voor Mathieu van der Poel. Schrijf maar op! Die is net op tijd weer in bloedvorm. Parijs-Roubaix gaat naar Wout van Aert, al kan Pogacar in beide koersen voor de verrassing zorgen. De grote winnaar wordt evenwel het publiek. Eindelijk mogen we weer, dát is wat telt!”