Dirk Demol: “Zonder die zege in Paris-Roubaix had mijn leven er helemaal anders uitgezien”

© BELGAIMAGE
Tom Vandenbussche

Toen Dirk Demol eind 1999 in de Verenigde Staten als de nieuwe ploegleider van US Postal werd voorgesteld, keken de Amerikanen eens raar op. Tot ze te horen kregen dat die onbekende Belg wel Paris-Roubaix had gewonnen. Zoveel jaren later moet Demol, 58 jaar intussen en ploegleider bij Trek-Segafredo, er nog altijd smakelijk om lachen. “Zonder die zege in Paris-Roubaix had mijn leven er helemaal anders uitgezien, daar ben ik zeker van.”

Vrijdag 23 december 1981 zal altijd in het geheugen van Dirk Demol gegrift blijven. De laatste dag in mijn leven dat ik gewerkt heb, haalde hij in het verleden al in meerdere interviews aan. Demol kan een glimlach niet onderdrukken als we met die datum ons interview in de lobby van Hotel Weinebrugge openen. “Ik zie het nog zo voor me. Het zag er een beetje uit zoals de parking van het hotel hier. Ik verliet de fabriek, reed weg met mijn auto, draaide me net voor ik de parking afreed nog eens om en dacht: hier kom ik nooit meer terug. (lacht) Het is nog werkelijkheid geworden ook. In 1982 maakte ik mijn profdebuut bij DAF Trucks en nooit heb ik nog moeten werken, ook later als ploegleider niet. (grijnst) Althans, zo heeft het nooit aangevoeld.”

Weverij in Kuurne

Veertien was Demol toen hij in de weverij van Kuurne begon te werken. Dat hield hij acht jaar vol, dag in dag uit. Het zou zijn verdere leven dermate bepalen. “Ik mag gerust zeggen dat ik bij de jeugd een goeie renner was. Bij de nieuwelingen en juniores won ik mijn wedstrijden en ook in mijn eerste seizoen als liefhebber in 1979 presteerde ik heel goed. Ik was toen zelfs de enige eerstejaars in de nationale ploeg, won zes koersen en werd derde in de Ronde van Vlaanderen.”

“Achteraf gezien heb ik bij de jeugd een groot deel van mijn zeges op kasseien behaald”

Dirk Demol:
© KRANT VAN WEST-VLAANDEREN

“Maar toen heb ik een fout gemaakt: ik wilde nog een stap vooruit zetten en ging de winter erna nog harder trainen. Werken in de fabriek van zeven tot drie, ervoor een uur lopen en erna fietsen. En dan ging ik ook nog zwemmen en crossen. Al in het begin van het nieuwe seizoen werd duidelijk dat er iets niet klopte. Gevolg: geelzucht en drie maanden aan de kant. Ik was oververmoeid. Ik had me vergaloppeerd en er was niemand die zei dat ik verkeerd bezig was. Die periode heeft me gevormd. Als renner en als ploegleider, want vanaf toen heb ik me automatisch om de jonge gasten in mijn ploeg bekommerd. Iets wat ik nog altijd doe met Jasper Stuyven of Mads Pedersen, die ik net als Stijn Devolder rustig laat doorgroeien.”

Maar terug naar Paris-Roubaix. Al in 1980 stond Demol er voor de eerste keer aan de start. In de editie voor amateurs welteverstaan. Hij werd prompt tweede na Stephen Roche, zeven jaar later wereldkampioen en eindwinnaar van Tour en Giro. Demol kan het zich nog zo voor de geest halen. “En toeval of niet: ook toen waren we al voor de eerste kasseistrook met dertien weggereden. We zijn met twee overgebleven en hebben voor de zege gesprint. Jammer genoeg maakte ik op de piste twee domme fouten. Roche had op dat moment nog niet de naam van nu, maar de maand ervoor had ik met hem de Sealink Race gereden en toen had zijn Ierse coach tegen supporters van mij gezegd: let maar op, want Roche is een toptalent. Hij heeft gelijk gekregen.”

Dirk Demol is tegenwoordig ploegleider bij Trek-Segafredo, de ploeg van John Degenkolb, Jasper Stuyven en Mads Pedersen. (Foto Davy Coghe)
Dirk Demol is tegenwoordig ploegleider bij Trek-Segafredo, de ploeg van John Degenkolb, Jasper Stuyven en Mads Pedersen. (Foto Davy Coghe)© Davy Coghe

We overlopen de top twintig van 1980. Demol fronst zijn wenkbrauwen, want er blijken enkele opvallende namen tussen te staan. “Marc Gomez, die twee jaar later Milaan-Sanremo won, Noël Segers, Marc Sergeant, Roland Van Avermaet zelfs (vader van Greg, red.), Alain Bondue… Weet je wat ik me ook nog goed herinner? Dat ik enorm enthousiast was toen ik van de bond een brief met mijn selectie ontving. Ik ga niet zeggen dat ik graag op kasseien reed, maar ik kon het wel goed. Je moet weten dat er toen in Vlaanderen heel wat kasseiwegen waren. Neem nu de koers in mijn eigen Hulste. Dat parcours lag vol met slechte kasseien. Als junior waren er daar vier wedstrijden en ik won ze alle vier. Toen stond ik daar niet bij stil, maar achteraf gezien heb ik een groot deel van mijn zeges op kasseien behaald.”

De Cauwer op bezoek

Toen Demol in 1988 aan zijn tweede seizoenen bij ADR begon, had hij al zes campagnes als prof achter de rug. Zonder noemenswaardige overwinningen. De kermiskoersen van Desselgem en Geraardsbergen, dat wel. En een podiumplaats in Kuurne-Brussel-Kuurne. Demol: “José De Cauwer, toen mijn ploegleider, is die winter bij mij thuis gekomen. Je zou nu toch eens een grote koers moeten kunnen winnen, probeerde hij me te overtuigen. We hadden het dan niet over Roubaix, hé. Wel eerder over pakweg Kuurne. Ik was als coureur dan wel een twijfelaar, maar zou er 28 worden. De Cauwer heeft mij toen overtuigd. Hij had gelijk: het was hoog tijd.”

Dirk Demol:
© BELGA

“Ik ben er zeker van dat ik zonder die zege in Roubaix nooit ploegleider bij US Postal was kunnen worden”

“Bij ADR zaten we voor de klassiekers met vier kopmannen: Eddy Planckaert, Fons De Wolf, Frank Hoste en René Martens. Voor de overige vier plaatsen waren er elf renners. Ik hoorde daarbij, maar de vrijdag van Parijs-Nice werd ik ziek. Ik reed uit, maar heb daarna vier dagen mijn fiets niet aangeraakt. Bronchitis. De Cauwer liet me dan ook uit de ploeg voor Milaan-Sanremo, maar intussen was ik weer aan het trainen, meteen met een goed gevoel. Ik werd achtste in de Ronde van Friesland en tweede in de Witter Donderdagprijs in Bellegem waar ik ploegmaat Marnix Lameire naar de zege loodste. En op de dag van de Ronde van Vlaanderen, gewonnen door Planckaert, trainde ik zeven uur.”

“De dag erna heb ik naar De Cauwer gebeld om te zeggen dat ik klaar was voor Roubaix en op een selectie hoopte. Diezelfde avond belde hij terug: het was goed. Donderdag reed ik nog de Grote Prijs van Denain. Ik werd vierde en trainde na afloop bij tot 320 km. Een dag later sprak ik met Pol Verschuere af om los te rijden. Je kent dat wel, zo’n koffieritje. Maar na één kilometer zei Pol al: rijd es wat trager. Ik voelde gewoon niets van de dag ervoor.”

Dirk Demol Parijs-Roubaix 1988. (Foto Wiemu)
Dirk Demol Parijs-Roubaix 1988. (Foto Wiemu)

220 km in de aanval

Zondag 10 april 1988, de 86ste Paris-Roubaix zal ingaan als één van de meest memorabele edities ooit. De krijtlijnen: twee vroege vluchters rijden 222 kilometer (!) in de aanval en sprinten in Roubaix voor winst. “Ik had die dag twee opdrachten”, herinnert Demol zich. “Eén: proberen mee te gaan in de vroege vlucht, omdat wij na de zege van Planckaert als topfavoriet waren gestart. Twee: eenmaal mee met de ontsnapping zoveel mogelijk op reserve rijden om nog overschot te hebben als de kopmannen zouden komen aansluiten.”

“Alles kwam die dag precies samen. Roger De Vlaeminck, mijn allereerste kopman als prof, was die dag de enige die écht iets tegen me zei”

“Na 44 km reden we met dertien man weg en op 90 km van de aankomst schoot Allan Peiper eraf. Ik weet nog dat ik toen dacht: hoe rap rijden wij niet als zelfs Peiper moet lossen. We bleven met vijf over: Thomas Wegmüller, Gerard Veldscholten, Corne van Rijen, de snelle Stephan Joho en ik. Met nog 30 km te gaan reed Roger De Vlaeminck, als chauffeur van de wagen van Sport 90, ons voorbij. Komaan, hé, Molje. Ze komen niet meer terug. Dit is jouw kans. (denkt even na) Alles kwam die dag precies samen. Roger De Vlaeminck, mijn allereerste kopman als prof. Monsieur Paris-Roubaix, hé. En die dag de enige die écht iets tegen me zei, want ploegleider De Cauwer is tot de slotkilometers bij kopman Planckaert gebleven.”

Geen Frans begrijpen

“Op Carrefour de l’Arbre gaf Wegmüller er een enorme patat op. Ik was de enige die kon volgen. Ideaal, want ik moest de snelle Joho kwijtspelen en dat was me gelukt. Even verder kwam Christian Rumeau, de Franse ploegleider van Wegmüller, naast mij rijden. Tot drie keer toe. Hij zei dat ze wilden winnen. On doit gagner. (grijnst) Ik deed alsof ik hem niet begreep en antwoordde in het Vlaams. Jaren later ben ik hem nog eens tegengekomen tijdens de Tour de l’Ain. Rumeau was van Bourg-en-Bresse. Hij groette me. Ennu begrijp je wel Frans zeker? Waarop ik zei: bien sûr, monsieur. (lacht) Hij zag er wel de humor van in.”

Dirk Demol:
© BELGA

Even later behaalde Demol de grootste overwinning uit zijn carrière. Niet op de piste van Roubaix, wel in de Avenue des Nations-Unie en voor de gebouwen van hoofdsponsor La Redoute. Een experiment dat drie jaar duurde. “Twee dingen vind ik nog altijd jammer. Dat die editie niet op de piste aankwam. En natuurlijk ook de plastieken zak die op twee km van de finish in de derailleur van Wegmüller was terechtgekomen. Daardoor waren er mensen die zegden dat ik alleen daardoor had kunnen winnen. Dat klopt niet. Kijk, ik ben de eerste om toe te geven dat Wegmüller die dag veruit de sterkste was. Maar Thomas was in de sprint een strijkijzer. En hij had die dag alles gegeven.”

“Jammer dat die editie van Paris-Roubaix niet op de piste aankwam”

“Typisch voor hem overigens. Zijn motto was niet voor niets alles kaputt machen. Toen Jacky Durand in 1992 na een monstervlucht de Ronde van Vlaanderen won, was dat ook aan Wegmüller te danken. Ik weet nog goed dat ze op een bepaald moment 17 minuten voorsprong hadden en ik tegen mijn kopman Johan Museeuw zei: we moeten eraan beginnen, want het is wel Wegmüller, hé. Johan vond echter dat er nog tijd genoeg was, omdat ze maar met vier voorop reden. (glimlacht) We hebben hen nooit meer teruggezien. Durand won en Wegmüller werd andermaal tweede.

“Ik ben hem nadien nog geregeld tegengekomen. Nu is het wel al een tijdje geleden, omdat ik de Ronde van Zwitserland de laatste acht jaar niet meer gedaan heb. Thomas organiseert nu fietskampen op Cyprus. Onlangs kreeg ik de groeten van iemand die bij hem op vakantie was geweest.”

Vlug Engels leren

Demol geeft het grif toe: zonder die zege in Paris-Roubaix had zijn leven er helemaal anders uitgezien. “Overal waar ik nu kom, word ik erover aangesproken, zelfs in Dubai. En eigenlijk op alle wedstrijden. Er is een groot verschil tussen winnen en tweede worden. Ik ben er bijvoorbeeld zeker van dat ik anders nooit ploegleider bij US Postal was kunnen worden. Ik zou wel in de koers actief gebleven zijn, maar dan eerder bij de jeugd, zoals ik bij de Kortrijkse Groeningespurters (waar hij onder meer Tom Boonen en Stijn Devolder onder zijn hoede had, red.) begonnen was. Tot ik telefoon kreeg van Johan Bruyneel. Hij vroeg me om bij US Postal ploegleider voor de klassiekers te worden. Eén probleem: ik kon geen Engels. Waarop Johan zei: je hebt nog vier maanden tot het eerste trainingskamp in december. Ik twijfelde, maar deed het toch. Ik heb er geen spijt van gehad, want ik had alle vrijheid met mijn ploeg voor de klassiekers. Met Hincapie, Ekimov en later ook Devolder en Hoste.”

Dirk Demol:
© BELGA

“Voor Johan Bruyneel is het momenteel niet makkelijk. We hebben nog geregeld contact. Ja, hij blijft de koers op de voet volgen”

Ook toen aanwezig bij US Postal: de veelbesproken Lance Armstrong. “Ik had weinig contact met hem en zag Lance enkel op trainingskampen en tijdens de Tour”, benadrukt Demol. “Ik focuste me op de klassieke ploeg en had weinig te maken met de renners voor het rondewerk.” Intussen is het al vijf jaren geleden dat Armstrong en Bruyneel als de grootste bedriegers uit de wielergeschiedenis aan de schandpaal werden genageld. De Texaan bekende en verloor zijn Tourzeges, in tegenstelling tot zowat al zijn generatiegenoten. “Niet eerlijk”, blijft Demol overtuigd. “Ze moeten zich niet heiliger willen voordoen dan ze zijn. Ik blijf erbij: Lance was de sterkste atleet die ik heb bezig gezien, zowel fysiek als mentaal. Alleen heeft hij doorheen de jaren zo’n leger aan vijanden opgebouwd dat het hem uiteindelijk ook fataal is geworden.”

Dirk Demol:
© BELGA

Sms’en van Bruyneel

“Ook voor Johan is het niet makkelijk. Hij woont nu weer in Madrid en we hebben nog geregeld contact. Ik hoor nog eens graag zijn mening. (glimlacht) Ja, hij blijft de koers op de voet volgen. Zoals vorig jaar met die eerste aankomst bergop tijdens de Tour. Johan stuurde me een sms: Alberto (Contador, red.) staat er niet. En inderdaad, Alberto was niet in orde. Of met de tijdrit tijdens zijn laatste Vuelta. Schone coup de pédale, stuurde Johan me. Het koersoog, hé. Maar het is moeilijk voor Johan. Hij mag bij wijze van spreken op geen enkele koers meer komen en dat is jammer.”

“Horner won zijn Vuelta op snickers en cola”

Dirk Demol zag de voorbije 22 jaar als ploegleider heel wat grote namen de revue passeren, maar vooral met Stijn Devolder zal hij altijd een speciale band behouden. “Ik heb nog weinig contact met hem, maar dat is Stijn. Als ik hem zelf niet bel, hoor ik hem niet. Afgelopen winter ben ik wel naar zijn supportersfeest gegaan. Ik vroeg hem of hij er nog een jaartje ging bijdoen? Waarop hij zei: het is niet mijn laatste jaar, hoor. Ik vind dat hij gelijk heeft. Als het gedaan is, is het gedaan. Hij koerst nog graag en zolang dat het geval is, moet hij zeker niet stoppen. Kijk naar Valverde.”

McDonald’s

“Of enkele jaren geleden Chris Horner bij mijn ploeg. Die won verdorie de Vuelta op Snickers en cola. Als een ploegmaat door de oortje zei dat hij achter bidons zou komen, duurde het drie, vier seconden tot Horner zei: and bring me a snicker and cola. Vier, vijf keer per rit, hé. Oké, het waren kleine colaatjes, maar toch. En als zijn vrouw op bezoek was, bracht ze van de McDonald’s twee van die Big Macs mee. Chris was daarmee opgegroeid. Om maar te zeggen: veel zit in je hoofd.” (TVB)