Yannis Anastasiou: “Mijn periode bij Anderlecht was een van de belangrijkste in mijn carrière”

Yannis Anastasiou kijkt dit weekend met KV Kortrijk zijn ex-club Anderlecht in de ogen. © Belga
Christof Decraene

Zaterdagavond ontvangt KV Kortrijk landskampioen Anderlecht. Voor coach Yannis Anastasiou wordt dat een speciaal duel. De Griekse Belg speelde anderhalf seizoen voor paars-wit, dat zijn eerste buitenland avontuur was. “Die periode bij Anderlecht is voor mij heel belangrijk geweest.”

In januari 1999 trok Yannis Anastasiou de deur van OFI Kreta achter zich dicht. Na bijna negen jaar in Griekenland – hij speelde er voor Preveza, Ethnikos Piraeus en Kreta – vond hij de tijd rijp om een eerste toptransfer te realiseren. Dat werd Anderlecht. Anastasiou zou uiteindelijk nooit meer als speler naar Griekenland terugkeren.

In welke mate wordt het duel met Anderlecht speciaal voor jou?

“Het wordt speciaal omdat ik nooit meer tegen Anderlecht heb gevoetbald sinds ik er als speler ben vertrokken. De voorbije jaren ging ik wel geregeld naar matchen kijken. Ik ken er ook nog veel mensen: Herman Van Holsbeek, voorzitter Roger Vanden Stock, Philippe Colin… Als ik er een wedstrijd meepik, gebeurt het vaak dat ik even in de bestuurskamer binnenloop. En ook met een aantal spelers houd ik nog altijd contact.”

“Enkele maanden geleden ben ik gaan eten met Bart Goor en Tomasz Radzinski. En in juli van dit jaar ben ik op uitnodiging van Tomasz naar een golftornooi geweest, waar ook Geert De Vlieger, Glen De Boeck, Lorenzo Staelens en Marc Degryse waren.”

Is dat typisch voor Anderlecht dat spelers nadien zulke goede contacten onderhouden?

“Wellicht niet, maar wij beschikten in die periode over een heel hechte en goede groep. Al vind ik dat zoiets voornamelijk aan de spelers zelf ligt. Ik ben een sociaal iemand, ik wil alle contacten warm houden. Vroeger trokken spelers met elkaar op, nu hebben voetballers meer aandacht voor sociale media, zitten ze in de bus met een koptelefoon op…”

Dit is een andere generatie, met andere gewoontes. Maar zo is de afstand tussen de spelers onderling wel groter. En dat merk je vaak ook op het veld als er voor elkaar geknokt moet worden.”

Je loopt nog altijd hoog op met Anderlecht en dat terwijl jouw passage er puur sportief niet zo’n bijster groot succes was?

“Anderlecht was mijn eerste club in het buitenland en was een grote naam in Europa. Ik herinner me nog altijd wedstrijden van Anderlecht die ik als kleine jongen op televisie zag. Ik ben er goed ontvangen geweest, iedereen was er aardig. Ik ben daar gevoelig voor. Ik had alleen de pech dat Jan Koller en Tomasz Radzinski op dat moment een héél goed duo vormden en dat ik dus met hen moest concurreren voor een plaats in de spits.”

Nochtans gaf je na je transfer van Anderlecht naar Roda wel kritiek. Je zei dat je meer respect van club en trainer had verwacht en dat je qua voetbal niks had bijgeleerd.

“Dat herinner ik me niet meer, maar het zou kunnen dat ik dat heb gezegd. (lacht) In mijn tweede seizoen bij Anderlecht kwam ik in de heenronde weinig aan spelen toe. In de wintermercato toonde Levante interesse. De Spaanse club wilde mij voor zes maanden huren, maar ik mocht niet vertrekken. Natuurlijk was ik toen boos, want ik wilde voetballen. Ik was altijd fair geweest, had me altijd volledig gegeven op training en tijdens mijn invalbeurten. Maar ik besefte dat het moeilijk was om Koller en Radzinski uit de ploeg te spelen.”

“Bij Anderlecht had ik de pech dat ik met het duo Koller-Radzinski moest concurreren”

“En toch gaf de coach (Aimé Anthuenis, red.) zijn fiat niet voor een uitleenbeurt. Ik heb die zaken toen wellicht uit frustratie gezegd. Maar achteraf was ik toch blij dat ik gebleven ben. Ik heb er uiteindelijk nog een pak matchen mogen spelen, heb enkele belangrijke goals gescoord en werd landskampioen.”

Je was er in elk geval een graag geziene kerel bij de supporters. Toen je na je vertrek naar Roda daar jouw eerste goals scoorde, scandeerden de Anderlechtfans meteen jouw naam.

“Echt waar? Dat wist ik niet. Maar ik heb in elke club waarin ik heb gespeeld of waarvoor ik heb gewerkt goede contacten overgehouden. Ik lieg ook nooit. Ik wil altijd eerlijk zijn en geef telkens het volle pond. Dat willen de supporters ook zien: een speler die zijn truitje nat maakt voor hun club. Zij betalen al veel geld voor hun ticket of abonnement, het is als speler het minste wat je voor hen kunt terugdoen.”

Als je terugblikt op dat anderhalf jaar Anderlecht: wat onthoud je dan het meest uit die periode?

“Dat we kampioen zijn geworden. En ik ben er mentaal sterker geworden. Als je veel en hard traint, maar niet speelt… Dat voelt aan alsof je niet beloond wordt voor de inspanningen die je hebt geleverd. Dat was een harde tijd, maar ik ben er wel sterker door geworden. Die periode bij Anderlecht is zowat de belangrijkste in mijn leven geweest.”

Na Anderlecht speelde je met Ajax voor nog een echte topclub, maar ook daar kwam je weinig in actie. Ervaar je dat als een smetje op jouw palmares?

“Neen. Bij Anderlecht botste ik op het duo Koller-Radzinski, bij Ajax was ik de back-up voor Zlatan Ibrahimovic. Toen ik voor Ajax tekende, wist ik dat het niet voor een rol als basisspeler zou zijn. Maar ik wilde die kans niet laten schieten. Op dat moment wist ik al dat ik trainer wou worden en dan is de Ajaxschool ideaal om bij te leren qua voetbal, trainingen, manier van spelen, organisatie…”

Verzorgde opbouw, korte passing, direct voetbal. Dat is de stijl waar je als trainer voor staat, maar dat was ook die van Anderlecht. Heb je die manier van spelen bij paars-wit opgepakt?

“Voor een deel, al leerde ik bij Anderlecht vooral hoe je aan een hoog tempo moet spelen en hoe je een wedstrijd moet domineren. Qua voetbalvisie heeft Anderlecht mij geïnspireerd, bij Ajax pikte ik meer details op, vooral op tactisch vlak dan.”

Je wist snel dat je trainer wou worden. Vind je het trainerschap niet ondankbaar?

“Neen. Je weet vooraf wat je als trainer te wachten staat. En ik ben nooit bang om verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb mijn visie, ik weet waarmee ik bezig ben. Dat probeer ik op mijn spelers over te brengen. Sommigen willen perfectie zien, maar dat zie je alleen bij de absolute topploegen.”

“Daarom zal je mij ook quasi nooit horen schreeuwen. Ik blijf altijd rustig. Dat zal zaterdag tegen Anderlecht ook weer het geval zijn. Het is mijn ex-ploeg, maar ik zal daarom mijn spelers niet extra opnaaien of die wedstrijd op een andere manier voorbereiden. Ik wil rust uitstralen, zodat zij alvast geen extra druk moeten ervaren.”