Ex-Clubspeler Jelle Bataille staat met Antwerp voor bijzonder beladen match: “Antwerpenaren dikke nekken? Dat klopt niet”

Jelle Bataille: “Die rivaliteit leeft echt in Antwerpen. Als ze in de competitie van één ploeg absoluut willen winnen, dan is het van Club Brugge, als Beerschot niet meedoet natuurlijk.” (foto Belga) © BRUNO FAHY BELGA
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Sportjournalist

Terwijl Club in play-off 1 na nederlagen tegen Genk en Union al tot een figurantenrol is veroordeeld, sprong uitdager Antwerp met zeges tegen diezelfde tegenstanders naar de leiding. Zondag staan de grote rivalen tegenover elkaar in een ongetwijfeld weer stomende Bosuil. Jelle Bataille kijkt ernaar uit. “Mijn familieleden zijn bijna allemaal Clubfans. Ze supporteren voor mij. Maar niet voor Antwerp.”

Al op de eerste speeldag van de Champions’ play-offs zette Jelle Bataille (23) op bezoek bij Union bij een snelle omschakeling zijn turbo aan, Michel-Ange Balikwisha gaf hem gepast de bal mee en hij schilderde met zijn linker de openingsgoal op de knikker van Jurgen Ekkelenkamp. Een topgevoel voor de offensieve rechtsback die bij Antwerp vaak op links wordt uitgespeeld. “We trainen heel vaak op die overlap, omdat dat heel moeilijk te verdedigen is”, aldus Bataille. “Als ik op snelheid kom en de verdediger staat stil, kan hij mij nooit bijbenen. “Met de zege op Union, met scherp en goed voetbal, zorgde Antwerp voor een statement.

“We zullen meedoen voor de titel, ja. Win je daarna ook thuis tegen Genk en word je leider, dan zit je op een wolk. Nu is het kwestie van door te gaan, want met slechts één punt verschil kan het komend weekend alweer helemaal anders zijn.”

Hoe verklaar je die sterke start van Antwerp?

“Je neemt natuurlijk het vertrouwen van die bekerfinale mee, maar we zitten gewoon met een hele goeie groep. Ik denk dat je in de matchen ziet dat we één geheel zijn en dat is ook zo op het trainingsveld. We gaan voor elkaar door het vuur en kennen elkaars kwaliteiten. Iedereen houdt de voetjes op de grond. Ook in de periode dat het moeilijk ging en we veel kritiek kregen, werd er niet gepanikeerd. Ik heb onze coach nog nooit nerveus gezien en hij kan die rust ook op de groep overbrengen.”

Wim De Coninck zei deze week dat bij Antwerp de klootzakjes niet op het veld staan maar in de tribune zitten. Ervaar je dat ook zo?

“Het echte type klootzakje hebben wij niet, neen, maar we zijn wel voldoende klootzak. En inderdaad: die tribune stond vanaf minuut één achter ons tegen Genk, dat gaf ons een boost en voor de tegenstander is dat intimiderend.”

Wat versta je onder ‘het echte type klootzakje’?

“Iemand die constant probeert te provoceren, de tegenstander uitdaagt en veel kleine, opzettelijke foutjes maakt. Ik denk niet dat dat in ons spel zit.”

Birger Verstraete kreeg vorig seizoen de analisten over zich heen omdat hij jullie opriep om indien nodig iemand over de platen te sjotten. Is hij ‘het echte type klootzakje’?

“Birger is een goeie klootzak.” (lacht)

Nu jullie als leider twee keer het al uitgerangeerde Club Brugge treffen, is de perceptie: Antwerp is titelfavoriet! Ja, toch?

“Met maar één punt voorsprong vind ik dat gevaarlijk om te zeggen. Antwerp-Club Brugge is en blijft iets speciaals. Dat is meer dan een gewone voetbalmatch tegen Union of Genk. Er zit meer achter, emotie ook, zeker voor de fans. En zij hebben natuurlijk ook nog altijd kwaliteiten.”

Jullie hebben Club dit seizoen nog niet kunnen kloppen: twee keer een gelijkspel.

“Zoals ik al zei: bij sommigen zit er emotie achter en dan wordt soms het voetbalgedeelte vergeten en ga je mee in de strijd. Aan ons om het voetbal te laten primeren en de drie punten thuis te houden.”

Voel je in Antwerpen die rivaliteit?

“Ja. Als ze in de competitie van één ploeg absoluut willen winnen, dan is het van Club Brugge, als Beerschot niet meedoet natuurlijk. Dat voel je, die rivaliteit, en dat is ook mooi, vind ik. Zolang het puur om zingen en sfeer rond het veld gaat; en op het veld om een goeie match met af en toe een goeie tackle ertussen. Dat hoort bij het voetbal. Maar het haatbericht dat Toby (Alderweireld, red.) vorige zondag kreeg, heeft niets met voetbal te maken. Wie zoiets doet, is niet goed bij zijn hoofd én achterbaks.”

Je speelde twee jaar in de jeugd van Club, bij de U13 en de U14: heb je nog iets met Club?

“Neen. Ik ben er alleen naartoe gegaan omdat Oostende gezakt was en ze weer provinciaal jeugdvoetbal gingen spelen tegen Bredene en Diksmuide. Alle respect voor die ploegen, maar daar zou ik niet beter van geworden zijn. Toen ik mij bij Club Brugge niet meer amuseerde, ben ik naar boven gegaan om te zeggen dat ik weer naar Oostende wou en dat niemand mij op andere gedachten zou kunnen brengen. Het is wel zo dat er in mijn familie nogal wat Club Brugge-fans zitten en dat het in de groepschat van de familie leuk is om elkaar wat te jennen. Ze supporteren allemaal wel voor mij, maar niet voor Antwerp. Die rivaliteit laat dat niet toe.”

In welke zin verschil je na twee jaar topvoetbal bij Antwerp van de speler die je bij KV Oostende was?

“Dit seizoen maakte ik de grootste evolutie. Op verdedigend vlak zette ik niet één maar een paar stappen vooruit. Ik toonde dat ik nu ook in topmatchen verdedigend mijn mannetje kan staan.”

Hoe komt dat?

“Puur door training. Door de aanwijzingen van de trainers, die mij ook met beelden laten zien wat ik in welke situatie moet doen.”

Je hebt het profiel van een wingback, maar ook als back in de viermansdefensie van Antwerp kun je veel blijven aanvallen.

“Zeker nu er een goed systeem staat. Als ik hoog op het veld ga, sluiten de andere drie verdedigers en moet ik niet bang zijn dat mijn man vrij staat. Trésor stond zondag constant vrij wanneer ik weg was, maar dat werd opgevangen door het middenveld of door Toby of Pacho. Dat geeft mij vertrouwen om te gaan.”

Denk je wel eens aan de nationale ploeg?

“Ik krijg die vraag vaak van familie en vrienden, maar zelf ben ik daar totaal niet mee bezig. Ik ben niet iemand die in de toekomst denkt. Mocht dat ervan komen, dan zal ik enorm trots zijn. Maar mijn hoofddoel is goeie matchen spelen om prijzen te pakken met Antwerp.”

Waaraan heb je als West-Vlaming het meest moeten wennen in Antwerpen?

“Je hoort in West-Vlaanderen wel eens dat het in Antwerpen dikkenekken zijn, maar ofwel bevalt het mij hier zo goed dat ik daar niks van merk ofwel klopt het niet wat ze bij ons zeggen. Ik denk dat het dat laatste is. We wonen op het Eilandje en ik ben hier enorm graag, liever dan in West-Vlaanderen zelfs. Ik zou hier perfect kunnen blijven wonen. De enige reden dat ik nog naar huis ga, is om mijn ouders, mijn hondje en mijn vrienden te zien.”

Waarom precies ben je liever in Antwerpen dan in West-Vlaanderen?

“In de eerste plaats omdat het voetbal hier enorm leeft. Je merkt ook aan alles dat het een wereldstad is. Er is van alles te doen en ik vind de mensen enorm vriendelijk en aanspreekbaar. Dat mis ik in Oostende wel eens: je komt op straat iemand tegen en die kijkt weg in plaats van een goeiedag te zeggen. Ook de horeca vind ik in Antwerpen gastvrijer. Ik kan niet anders zeggen dan dat je je hier direct welkom voelt.”

“KVO is al zijn charme kwijt”

KV Oostende, de club waar Jelle Bataille als jeugdspeler naar het profvoetbal doorstroomde, zakt naar 1B en dat laat hem niet onberoerd. “Ik heb dit seizoen maar twee wedstrijden van KVO gemist”, zegt hij. “Iedere week dacht ik: nu gaat het beteren… Ik stel vast dat er van het familiale aspect, dat wat KVO typeert, niets meer overschiet. Jammer, want het is zo’n mooie club. Hopelijk kunnen ze nu een nieuwe start nemen en weer het oude charmante Oostende worden. Het goeie is dat de beloften in 1B misschien meer speelkansen zullen krijgen. Mijn vader is hun trainer. Ze speelden kampioen, er zit dus zeker potentieel in.”

Zijn vader is ook trainer van KSV Bredene, dat kampioen speelde in 2de provinciale B met onder meer zijn broer en ex-KVO-profs Sébastien Siani (36) en Michiel Jonckeere (33). Dat is niet de fin de carrière die hij voor zichzelf in gedachten heeft. “Bredene heeft een kunstgrasveld, maar ik ben al enkele keren meegegaan op verplaatsing en dan denk ik: toch liever niet. Je maakt het mee dat het gras veel te hoog staat, met het excuus dat de grasmachine kapot is, maar dat doen ze met opzet omdat ze weten dat er bij Bredene goeie voetballers lopen. Dan sluit ik liever mijn carrière af zoals Brecht Capon: tot je 35ste bij Oostende voetballen.”

Welk advies heeft hij voor talentrijke voetballertjes die ook prof willen worden? “1) Ook voor de ouders: niets overhaasten. Als je het op je zestiende nog niet bent, daar geen drama van maken. 2) Het plezier erin houden, maar wel hard werken. 3) Niet elk weekend uitgaan met je maten, geen fastfood, geen alcohol en geen sigaretten. Op mijn zestiende was ik ook een kleine rebel, maar mijn ouders hielden mij binnen. Je omkadering, je ondersteuning thuis. Dat is het belangrijkste.”