Marathonlopers Fred Vandervennet en Koen Naert: “Op de Spelen gebeuren altijd rare dingen”

Koen Naert en Fred Vandervennet: toppers op de marathon. © Montage KW/Belga
Tom Vandenbussche

Fred Vandervennet (68) maakte naam en faam als coach van de jonge Remco Evenepoel, maar de uitgeweken Tieltenaar was ook een uitstekende marathonloper die in 1984 in Tokio een persoonlijk record van 2u12’09” liep. Koen Naert (31) werd in 2018 in die discipline Europees kampioen en loopt dit weekend de marathon op de Spelen in Tokio. Wij brachten hen samen voor een dubbelinterview. Via WhatsApp en met dank aan een krakkemikkige internetverbinding tussen Diest en Kenia. “Koen weet perfect wat hij moet doen om top te zijn.”

“Ik ken Fred van in de gazet!” Koen Naert proest het uit als we hem en Fred Vandervennet onze openingsvraag stellen. “Persoonlijk kennen we elkaar niet, maar ik heb veel over hem zien passeren toen hij Remco Evenepoel trainde en natuurlijk wist ik ook dat hij een heel goeie marathonloper is geweest.”

We leggen het kort even uit: Vandervennet, die na zijn universitaire studie in Leuven in Vlaams-Brabant bleef wonen, werd de persoonlijke trainer van Evenepoel toen die in het voorjaar van 2017 zijn voetbalschoenen aan de haak hing en begon te koersen. Onder impuls van Vandervennet werd Evenepoel in 2018 als junior eerst Europees kampioen op de weg en in het tijdrijden, waarna hij in Innsbruck ook de wereldtitel in tijd- en wegrit veroverde.

In januari 2019 werd hij op 18-jarige leeftijd prof bij Deceuninck-Quick-Step. Sindsdien werkt Evenepoel met ploegtrainer Koen Pelgrim samen. Toch blijft Vandervennet zijn poulain van weleer op de voet volgen. En dat doet hij ook met zijn eigen passie van weleer. “Ik ken Koen van in de krant en vanop tv, want we hebben elkaar nog nooit ontmoet. Ik heb zijn carrière wel op de voet gevolgd en heb enorm veel respect voor wat hij tot nu toe heeft gepresteerd, zeker in dit landje. Ik weet maar al te goed hoe weinig steun je in België als marathonloper krijgt en hoe weinig er in deze sport te verdienen valt.”

Jullie zijn beiden West-Vlamingen en uitstekende marathonlopers. Toeval?

Naert: “Ik denk het niet. West-Vlamingen zijn noeste werkers. En dat heb je nodig om een goeie marathonloper te zijn.”

Vandervennet: (knikt) “Je krijgt van thuis uit een bepaalde filosofie mee. In West-Vlaanderen is dat keihard werken. Als je er als marathonloper wil geraken, moet je twee keer per dag trainen. En dat hebben West-Vlamingen ervoor over.”

Op 12 februari 1984 liep Fred zijn beste marathon ooit. Koen, weet jij waar dat was en welke tijd hij neerzette?

Naert: “2u12′, maar het aantal seconden en de plaats weet ik niet.”

Vandervennet:(glimlacht) “2u12’09”. In Tokio.”

Naert: “Kijk, ik ging zeggen: 2u12’21” in Tokio, maar ik was aan het twijfelen. Ik dacht dat Aurèle Vandendriessche in Tokio had gelopen (dat klopt ook, op de Spelen van 1964, red.).”

Vandervennet: “In mijn tijd was het een droom om naar Japan te gaan, al was 2u12’ niet mijn limiet. In een marathon loop je in het begin wat op reserve. Ik heb dat één keer niet gedaan in Kortrijk-Brugge en bij het binnenkomen van Brugge was het gedaan en moest ik wandelen. (Naert grijnst) Weet je, in Tokio had ik eerst geen goed gevoel. Ik heb na mijn aankomst daar vier dagen gesukkeld. Die jetlag…”

Onder impuls van Fred Vandervennet werd Remco Evenepoel in 2018 als junior eerst Europees kampioen op de weg en in het tijdrijden, waarna hij in Innsbruck ook de wereldtitel in tijd- en wegrit veroverde.
Onder impuls van Fred Vandervennet werd Remco Evenepoel in 2018 als junior eerst Europees kampioen op de weg en in het tijdrijden, waarna hij in Innsbruck ook de wereldtitel in tijd- en wegrit veroverde. © BELGA

Naert: “Grappig om te horen, Fred. Toen ik in 2019 in Rotterdam mijn persoonlijk record liep, dacht ik na vijftien kilometer: ai, ai, ai… Maar ik kwam erdoor en liep nog 2u07’. Het is blijkbaar niet altijd een slecht teken als je je in het begin niet zo goed voelt. Fijn om te horen dat dit bij jou ook het geval was.”

Waar lag jouw limiet, Fred?

Vandervennet: “Op dat moment tussen 2u10’ en 2u11’. Ik heb eens 2u12’35” gelopen in Melbourne, waar ik met mijn vingers in de neus won. Maar ik liep op kop, had drie minuten voorsprong en wilde geen risico’s nemen.”

Vergelijk een marathon in de jaren 80 eens met een marathon nu?

Naert: “Ik was er nog niet in de jaren tachtig, maar ik ga ervan uit dat ze toen ook al de basis van trainingsleer kenden. Al vermoed ik wel dat alles geëvolueerd is: voeding, training…”

Vandervennet: “Ik ben van opleiding licentiaat in de lichamelijke opvoeding en heb daar toen dus wel degelijk bij stilgestaan. Je hebt twee mogelijke manieren om te trainen: ofwel veel kilometers doen, ofwel minder en heel intensief. Ik koos voor dat laatste. Specifieke voeding was er toen ook al, maar die is nu veel gesofisticeerder. Ik werkte ook voltijds. Dat wil zeggen dat ik ’s ochtends om 6.30 uur mijn acht kilometer en tien versnellingen deed en om 17 uur aan mijn tweede sessie begon. Voor de rest zal er niet zoveel verschil zijn, denk ik. Wat we wel weten, is dat men nu beter kan meten, testwaardes inschatten en prognoses maken. Toen bestond dat ook allemaal, maar nog niet zo precies..”

Er is de laatste jaren ook een evolutie op vlak van schoenen.

Naert: “Drie jaar lang was er een kloof tussen atleten van Nike en de rest. Dat was vervelend, maar goed… Ik ben wel voorstander van de nieuwe loopschoenen, want die zijn beter voor mijn gevoelige achillespezen. Een positieve evolutie, want anders zou ik mijn carrière niet zolang kunnen doortrekken. Ik vind het wel vervelend dat zoveel mensen zeggen dat het mechanische doping is. Dat is niet correct. Het is niet hetzelfde als een fiets met een motor in of die speciale zwempakken. Die fietsers en zwemmers worden vooruitgestuwd, zelfs als ze niet trappen of zwemmen. Als ik Vaporfly’s aanheb en mijn voeten niet beweeg, ga ik niet vooruit.”

Journalist Tom Vandenbussche interviewt Fred en Koen digitaal.
Journalist Tom Vandenbussche interviewt Fred en Koen digitaal.

Vandervennet: “Ik liep ook met Nike, Koen, en was daar heel hard mee bezig. Ik deed mijn trainingen met de schoenen waarmee ik mijn wedstrijden deed. Nike Fighter heette dat, het lichtste schoentje dat er toen was. Heel dun. En altijd doorschuiven, hé. Ik liep ze in op training en gebruikte ze daarna in mijn marathons. En misschien een tip voor Koen: ik had op het vliegtuig altijd één paar schoenen mee in mijn handbagage.”

Naert:(lacht) “Dat ken ik. Mijn coach Raymond Van Paemel is met zijn vrouw ook naar Kenia gekomen, maar haar bagage was er niet bij toen ze geland waren. Ik noem dat altijd mijn survivalpakket: kledij, schoenen, eten, vocht… Dat neem ik allemaal mee als handbagage. Alles wat ik nodig heb om drie, vier dagen te overleven, in het geval mijn echte bagage niet op de juiste plaats terechtkomt.”

Koen, jij trok voor een maand op hoogtestage naar Kenia. Fred, deed jij dat vroeger ook?

Vandervennet: “Ikzelf heb nooit een hoogtestage gedaan, bij gebrek aan tijd en financiële middelen. Ik ging werken en dan had je natuurlijk ook nog mijn gezin waarmee ik rekening moest houden. Het is heel individueel. Je hebt er die hoog slapen en hoog trainen. Je hebt er die hoog slapen en laag trainen. Sommigen kunnen meteen na de hoogtestage presteren, anderen hebben een week tijd nodig om te recupereren.”

Naert: “Het is extreem individueel. Een hoogtestage is niet iets wat je van een ander kan kopiëren. In het begin moet je uittesten. Wanneer haal je na een hoogtestage je beste niveau? Op dag één? Op dag drie? Op dag vier? Dat is zo individueel. Ik herinner me nog goed een hoogtestage in Arizona, waarna ik een 10.000 meter in Stanford liep. Dat moest voor mij op dag vier na de stage zijn, maar het probleem was toen dat ik daar met Jeroen D’hoedt en zijn trainer Dirk De Maesschalck was. Voor hem moest die 10.000 meter op dag drie na de hoogtestage vallen, maar als ik op dag drie liep, was ik superslecht. Een jaar later heb ik eens apart van hen gereisd en op dag vier na mijn hoogtestage gelopen. Toen ging het wel goed, dus ben ik dat sindsdien altijd zo blijven doen.”

“Wat Raymond en ik trouwens ook op hoogte doen: wij trainen nooit anaeroob (boven de verzuringsgrens, red.). Altijd aeroob en dus gaan we nooit in het rood. Dat is ook een verschil met andere atleten. Daarom kiezen we ervoor om al iets vroeger naar zeeniveau terug te komen en dan nog enkele anaerobe prikkels in te lassen. Ook dat hebben we moeten uitzoeken en uittesten. Het is heel individueel. Ik ben al sinds mijn achttiende met topsport bezig en deed een pak kampioenschappen. Elke keer opnieuw leer je bij.”

Wat deden of doen jullie de laatste dag voor de marathon?

Naert: “Dan loop ik ’s ochtends eerst los en ga ik in de namiddag wandelen, zodat ik niet de hele dag in mijn bed lig. Nochtans doen sommige atleten dat wel, maar bij mij werkt dat niet.”

Vandervennet: “Ik had dezelfde gewoontes als Koen. Op bed liggen, deed ik zeker niet. Toen ik in Londen 2u13’01” liep, heb ik de dag ervoor met Miel Puttemans de hele namiddag in de dierentuin rondgelopen.”

Koen: “Toen ik in 2018 in Berlijn Europees kampioen werd, hebben mijn vrouw en ik de de dag ervoor hele namiddag gewandeld. (glimlacht) Het was niet in de zoo, maar wel in het park naast een zoo.”

Vandervennet: “De zinnen verzetten en even in beweging zijn. En dan maar hopen dat je de dag erna goed bent, hé.”

Naert: (grijnst) “Zo is dat.”

In de nacht van zaterdag op zondag, om 00.00 uur Belgische tijd, is het zover. Welke wedstrijd mogen we in Sapporo verwachten?

Naert: “Moeilijk te voorspellen. Op de Spelen gebeuren er altijd rare dingen. Maar met een Eliud Kipchoge in je pronostiek kan je er nooit ver van zitten. Wat mezelf betreft: ik kan heel goed pieken. Ik weet dat ik geen 365 dagen goed kan zijn en gedraag me daar ook naar. Als ik over de meet kom, tegen mezelf kan zeggen dat ik een goeie race heb gelopen en er alles aan gedaan heb, zal ik tevreden zijn. Of dat nu als achtste, zestiende of vierentwintigste in de uitslag is.”

Vandervennet: “Ik kan eigenlijk maar één tip aan Koen geven: loop helemaal achterin je groep, zodat je zo weinig mogelijk wind vangt. Dat heb ik zelf te weinig gedaan.”

Koen, jouw persoonlijk record bedraagt 2u07’39”. Wil je nog sneller zijn?

Naert: “Toch wel. Ik heb altijd gezegd: 2u08’30” is mijn top. Nooit had ik gedacht sneller te kunnen lopen. Maar nu zit ik daar een minuut onder, dat is al straf. Maar het wordt almaar moeilijker om daaronder te duiken. Ik ben nu bijna 32. Als marathonloper is dat de leeftijd waarop je op je top komt. Fysiek ben ik sterker dan ooit. Alleen heb ik al heel wat jaren als topsporter achter de rug. Ik moet heel waakzaam zijn en niets aan het toeval overlaten. Het is niet zomaar dat ik naar Kenia een kinesist voor mezelf meenam. Ik heb nu opnieuw enkele maanden blessurevrij kunnen doortrainen. Dat zal ook nodig zijn om in de toekomst nog sneller te gaan.”

Vandervennet: “Waar Koens limieten liggen, kan ik niet zeggen. Ik liep met wereldtoppers als Gaston Roelandts en Miel Puttemans en heb de indruk dat Koen, op basis van wat hij me vertelt, daar net onder zit. Hij moet het doen zoals hij het zelf aangeeft: proberen top te zijn op de dag van het kampioenschap. Ik was ook zo. Ik wist perfect wat ik moest doen tijdens mijn voorbereiding en heb de indruk dat Koen dat ook weet.”

Fred, ga jij vanaf middernacht voor de buis klaarzitten?

Vandervennet: “Natuurlijk.

Met een pintje en zak chips?

Vandervennet: “Neen, hoor. In de zetel. Alleen, rustig en vol concentratie. Het gevoel creëren dat ik vroeger zelf tijdens mijn marathons had.”