Thomas Broucke gaat voluit voor een olympisch ticket: “Windsurfen geeft je een gevoel van vrijheid”

Windsurfer Thomas Broucke heeft de Olympische Spelen in Parijs als doel. © ACR
Redactie KW

Thomas Broucke is sinds twee jaar een senior in het windsurfen en maakt in ons land als enige Belg deel uit van het Olympic Talent Team met als doel de Spelen in Parijs in 2024. “De snelheid ligt bij iedereen ongeveer hetzelfde. Ik wil mij nu vooral tactisch verbeteren, want alles ligt zo dicht bij elkaar. De minste seconde of het kleinste verkeerd maneuver kan je een plaats kosten.”

Voor de Bredenaar is een kwalificatie voor de Spelen in Frankrijk zijn grootste uitdaging. “Ik heb geen idee hoever ik nu van dat niveau verwijderd ben”, opent hij.

“Je moet tot de top acht landen in Europa behoren om in 2024 te mogen deelnemen aan de Olympische Spelen in Parijs. De eerste kwalificatiewedstrijd is volgend jaar in Scheveningen op het WK. Als ik goed vaar ligt dit wel binnen mijn mogelijkheden.”

Om zijn olympische droom te kunnen realiseren is Thomas in Nederland aan het trainen met verschillende internationale topwindsurfers. In Rio de Janeiro mochten 36 surfers meedoen, in Tokyo werd dit teruggebracht naar 27. Het is nu nog onduidelijk hoeveel er in Parijs het water op mogen. “Er worden ook wildcards toegekend. Er is één Belg die mag gaan, maar het is daarom niet gemakkelijker om je te kwalificeren”, vindt Broucke. “Je moet in aanloop echt wel presteren. Ik ga er alvast alles voor doen.”

Elkaar motiveren

Midden de jaren tachtig werd windsurfen een olympische discipline, met onder andere de Brugse Sigrid Rondelez als uithangbord die in 2000, 2004 en 2012 aan ’s werelds grootste tornooi deelnam, in de Mistral- en de RS:X-klasse. “Windsurfen geeft je toch een bijzonder gevoel, van vrijheid. Nu zeker met die foil. Je hoort niets. Je zweeft over het water. En binnen die groep Nederlanders hebben wij met ons tienen een hechte band. We maken veel plezier en kunnen elkaar voortdurend motiveren om beter te doen.”

Op reis met zijn ouders in Fuerteventura maakte de vierjarige Thomas door zijn vader, die al aan windsurfen deed, kennis met de sport. Vier jaar later surfte hij individueel en op zijn 12de volgden zijn eerste wedstrijden. Ondertussen maakt de kustjongen deel uit van de Belgische ploeg, maar omdat er niet meer landgenoten zijn, traint hij samen met het Nederlands team.

“In 2018 was ik daar nog aangesloten, voor twee jaar binnen de RS:X, de vorige olympische klasse. Door corona en omdat Steven Broeckhoven erbij kwam en de IQFoil klasse olympisch werd, trainde ik binnen de Belgische federatie onder een Belgische coach. Ik oktober kwam daar opnieuw verandering in en train ik opnieuw met het Nederlands team.”

Het is een beetje vergelijkbaar met de Tour de France, maar dan op het water

Daar zijn er vanaf juni trainingen in Scheveningen, de thuisbasis van de Nederlanders. ’s Winters zijn er vooral buitenlandse trainingsstages gepland, zoals op Aruba en Lanzarote. “We kunnen daar ook fietsen, aan onze conditie werken en alles wat met fysiek te maken heeft.”

Interesse in windsurfen is er ons land wel. In Nederland ligt het niveau stukken hoger, met als resultaat drie keer goud op de voorbije Spelen. “Je moet vooral veel steun krijgen van je ouders, naar wedstrijden gaan, wat belangrijk is om vooruitgang te boeken. Plus: het is geen goedkope sport. Op die manier is het jammer dat niet meer jongeren dit kunnen doen.”

Iedereen die aan windsurfen doet lijkt weg te zijn van die zogenaamde IQFoil. “Bij een normale surfplank heb je onderin een vin, tot 60 cm. Bij die foil zit er als het ware een klein vliegtuigje onder je board. De wings liften je omhoog zodat je boven het water kan zweven. Gemakkelijker is het niet, maar wel veel leuker. Maar in de eerste plaats moet je heel goed in je trapeze en voetbanden staan.”

Thomas heeft alvast veel moeten trainen om die foil onder de knie te krijgen. “Vooral in Spanje, heb ik er twee jaar geleden veel uren mee volgemaakt. Ook in Aruba, waar je elke dag kan varen en heel veel kan opsteken. Het is dus heel belangrijk om urenlang op die plank te staan, zodat je alle handelingen tot in het extreme kan toepassen want bij het minste foutje verlies je echt heel veel.”

Adrenaline

“We gaan ongeveer tot 55 km per uur in de down wind en up wind ligt dat op 30 tot 35 km per uur. Het voelt wel sneller aan omdat je een beetje boven het wateroppervlak hangt. Dit zorgt voor extra adrenaline. En met minder wind toont zo’n IQFoil ook spectaculairder. Vroeger moest je voortdurend aan je zeil pompen om vooruit te geraken. Nu ga je met weinig wind tegen 40 km per uur over het water.”

Dit is één van de redenen waarom deze discipline voor Parijs erkend werd, want het oog wil ook wat. “Mentaal en fysiek moet je top zijn om elke dag ongeveer zes uur te kunnen varen. Zes dagen lang zijn er ongeveer zes races en dan ben je aan het einde van de week stikkapot. Het is een uitputtingsslag, een beetje vergelijkbaar met de Tour de France, maar dan op het water.”

Ook de wind wil de surfer nog beter onder controle krijgen en hier van bij de start op anticiperen. “Die donkere plekken die over het water komen, daar willen wij zoveel mogelijk inzitten”, besluit Thomas die in voorbereiding is van de World Cup in april in Palma. Midden mei volgt dan het EK in Italië.

(Alain Creytens)