Vluchtende Wevelgemse nonnen en Ierse bevrijders

Het Gullegemse klooster in 1918 dat de nonnetjes dienden te verlaten. Onder de bezetting deed het dienst als Feldlazarett (Veldhospitaal). Ook de kerkotren werd zwaar geraakt, de herstellingen zijn vandaag nog zichtbaar. © De Meiboom
Stefaan Lernout

De wreedheid van de oorlog, de gevolgen en de menselijke verhalen nodigen uit om te wroeten in het verleden. Op zoek naar een grootoom, een vergeten Engelse soldaat of het verhaal van een plotse dood. Bart Seynhaeve en Willy Naesens zijn geboeid door dit stukje geschiedenis en hebben hun verhalen neergeschreven in de tijdschriften De Meiboom en Wibilinga van de respectieve heemkundige kringen.

“Dat niemand aan de oorlog ontsnapt bewijst het verhaal van de Gullegemse kloosterzusters”, vertelt Bart Seynhaeve. “Het was al snel duidelijk dat het Duitse leger zich niet zomaar zou laten wegzetten, het beloofde nog een harde strijd te worden. Vooral artillerie en mitrailleurvuur konden voor veel slachtoffers zorgen. Daarom werden de inwoners aangemaand om de regio te verlaten.

Ook de kloosterzusters die in het centrum van Gullegem woonden, kregen het bevel op maandag 30 september 1918 om zeven uur ‘s morgens om het klooster te ontruimen. Met hen de bewoners van het ‘oude mannenhuis’ en het ‘oude vrouwenhuis’. Na een tussenstop in Hulste waar het hele konvooi een slaapplek kreeg in het stro, trokken ze verder, geladen in vijf karren. De bestemming was Nevele waar twee kloosters van hun congregatie Sint-Vincentius gevestigd waren. Geallieerden zagen de vijf karren aan voor een Duits transport en dropten een paar bommen. Gelukkig zonder erg.”

Een Ierse held

Nog waren ze niet veilig, want op zondag 20 oktober leverden de Fransen zware gevechten met de Duitsers in de omgeving van die kloosters, waarbij een zuster – Antoinette Coucke – om het leven kwam. Opnieuw trokken de nonnetjes verder, naar Poesele, Lotenhulle en Poeke waar ze de oudjes moesten achterlaten. Zelf gingen ze verder naar Ruiselede. Toen ze op 26 oktober het nieuws ontvingen dat Gullegem bevrijd was, keerden ze na een maand omzwervingen op 30 oktober naar Gullegem terug.

Bart Seynhaeve van 'De Meiboom' zocht op wie de bevrijders van Moorsele en Gullegem waren.
Bart Seynhaeve van ‘De Meiboom’ zocht op wie de bevrijders van Moorsele en Gullegem waren.© SLW

Een bijzonder verhaal is dat van Alan Lendrum (1889 – 1920), de Ierse kapitein die de leiding had over de D-compagnie van de Royal Inniskilling Fusiliers die in de morgen van 15 oktober 1918 de aanval op Gullegem inzetten. “Het was geen gewone gast“, weet Bart Seynhaeve. “Lendrum had gevochten in Kameroen en Kongo waar hij malaria opliep. Dokters raadden hem aan om koudere streken op te zoeken. Zo kwam hij in de loopgravenoorlog aan de Somme en in Vlaanderen terecht waar hij uiteindelijk de bevrijding van Gullegem forceerde.”

Ondanks de zware Duitse beschietingen en een brede prikkeldraadversperring trok kapitein Lendrum vooruit en vond hij een doorgang richting centrum Gullegem, waarna het centrum kon bevrijd worden van de Duitsers. Na de oorlog ging Alan Lendrum aan het werk als politierechter in het woelige Ierland, in 1920 werd hij daar ontvoerd door de IRA en vermoord.

“In het laatste jaar van WO I aarzelden de Duitse troepen niet om fosgeen te gebruiken”

Willy Naesens uit Wevelgem ging vooral op zoek naar de burgerslachtoffers die in de laatste dagen van de oorlog het leven lieten. De bevrijding verliep niet zonder slag of stoot. Dat toont het verhaal van de kinderen Darras aan. “De familie Darras woonde op de Vinkenhoek maar was gevlucht naar Lauwe”, vertelt Willy. “Om de een of andere reden wou de vader op 14 oktober nog even terug naar huis, zijn kinderen Godelieve (9) en Gerard (7) gingen mee. Toen bleek dat dit te gevaarlijk was, stuurde vader Darras zijn kinderen terug naar hun onderkomen in Lauwe. Aan het station werden ze echter dodelijk getroffen door helse artilleriebeschietingen.”

Willy Naesens van Wibilinga maakte een lijst op van de burgerslachtoffers. Velen onder hen vielen in de laatste dagen van WOI.
Willy Naesens van Wibilinga maakte een lijst op van de burgerslachtoffers. Velen onder hen vielen in de laatste dagen van WOI.© SLW

Gas

“In het laatste jaar van de oorlog aarzelden de Duitse troepen niet om fosgeen te gebruiken. Een verraderlijk gas dat zwaarder was dan lucht en zo de schuilkelders binnen kon dringen”, vertelt Willy Naesens. “De Vlassersfamilie Buyck was zoals zovelen gevlucht uit Wevelgem voor het verwacht treffen en de verschrikkelijke beschietingen. Ze bereikten Ooigem waar ze meenden veilig te zijn, maar dat was zonder het gas gerekend. Zes leden van de familie Buyck stierven door verstikking.”

Feiten

Moorsele en Gullegem werden bevrijd door Britse troepen. Het bevrijdingsoffensief door de geallieerden startte op 28 september. Drie dagen later was Dadizele bevrijd maar daar stokte de machine. De logistiek, bevoorrading en artillerie kon de troepen niet volgen. Pas op 14 oktober werd het offensief verdergezet. De morgen van 30 september gebood de Duitse bezetter om de regio Wevelgem te ontruimen, zo zouden de inwoners niet onder zwaar artillerievuur komen te zitten. Bovendien zouden ze ook geen hulp kunnen bieden aan de oprukkende Britten. De Duitsers trokken zich terug achter de Leie. Moorsele werd bevrijd op 14 oktober, Gullegem en Wevelgem op 15 oktober. Tijdens de bevrijding vielen de meeste burgerslachtoffers, velen toen ze hun huis waren ontvlucht zoals was opgedragen en elders een onderkomen hadden gezocht.