Zij doorbreken het taboe: zes West-Vlamingen over hun zorgen bij de rusthuisfactuur

Zes West-Vlamingen getuigen in ons dossier over de zorgen die ze zich maken over de stijgende rusthuisfacturen. © Olaf Verhaeghe
Olaf Verhaeghe

Praten over geld. Het is nog altijd een taboe, zo blijkt uit ons onderzoek naar hoe betaalbaar de West-Vlaamse woonzorgcentra zijn. Maar veel meer dan een taboe is het een probleem dat almaar groter lijkt te worden. Kinderen en partners getuigen over de kopzorgen, de slapeloze nachten en het gat tussen het pensioen en de rusthuisfactuur. “Het spaargeld is genoeg voor een half jaar. Ik vraag me af wat er dan gebeurt.”

Is het woonzorgcentrum nog betaalbaar voor de West-Vlamingen? In een nieuwe KW Onderzoekt gaat De Krant van West-Vlaanderen op zoek naar antwoorden op de geldvragen die bij een rusthuis komen kijken. Ontdek het hele dossier via KW.be/rusthuisfactuur

Tientallen reacties kregen we op onze oproep rond de factuur van het woonzorgcentrum. Van partners van mensen die er verblijven, van kinderen wiens ouders in een rusthuis zitten en van mensen die heel binnenkort of pas over enkele jaren verhuizen naar een wzc. Wij spraken uitgebreid met zes van hen. Over de zorgen die ze zich maken. Vandaag of morgen.

Marcel* uit Brugge: “Als ik het huis verkoop, is dat geld er in luttele jaren volledig door. En dan? Ik ben amper 71”

Marcel (een fictieve naam, red.) uit Brugge.
Marcel (een fictieve naam, red.) uit Brugge. © Olaf Verhaeghe

“Gelukkig hebben we ons eigen huis, maar ook daar zit ik de jongste weken vaker aan te denken”, zucht Marcel. “Tien jaar aan 25.000 euro kosten voor het woonzorgcentrum. Als ik het huis verkoop, is dat geld er in luttele jaren volledig door. En wat als het voor mij ook nodig zal zijn? Wat doen we dan? Ik denk niet dat ik 100 jaar zal worden, maar ik ben nu amper 71 jaar. En Agnes is er nog maar 75.”

Lees hier het volledige verhaal.

Johan uit Roeselare: “Een maatschappij die er niet in slaagt om te zorgen voor haar jeugd en haar ouderen kan zich nooit beschaafd noemen”

“Mijn vader – gewerkt van aan zijn 14 jaar tot zijn 65ste in de metaalfabriek – heeft nu een pensioentje van een kleine 1.270 euro per maand”, schetst Johan. “Tel daar alle mogelijke tegemoetkomingen en zorgbudgetten bij en hij komt aan een inkomen van 1.630 euro. Als ik de factuur van het woonzorgcentrum daarnaast leg, zitten we met een maandelijks tekort van zo’n 100 euro. “Gelukkig heeft mijn vader reserves. Reserves die hij verzamelde door heel zijn leven kei- en keihard te werken en zwaar te sparen. En na zijn vertrek naar het woonzorgcentrum konden we zijn huis verhuren om het verschil bij te passen. Maar mijn vader is een van de gelukzakken. Als ik rondkijk op zijn afdeling, kan ik je garanderen dat er velen dat geluk niét hebben.

Lees hier het volledige verhaal.

Georgette en Linda uit Izegem: “Als er een bezoek aan de kapper nodig is, moeten we opleggen uit het spaargeld”

Georgette Verlinde uit Izegem.
Georgette Verlinde uit Izegem. © Olaf Verhaeghe

“We zijn nooit prijzen gaan vergelijken”, zegt Linda. “We voelden ons het best bij De Plataan. Zowel wij, als mijn moeder. Of we geschrokken zijn van de eerste facturen? We wisten dat het veel zou zijn natuurlijk. Een woonzorgcentrum is duur en met het pensioentje dat ze heeft, komen we niet toe. Als je de verschillende premies meetelt, lukt het net om het verblijf te betalen. Maar als er een kappersbezoek of nieuwe kleren bijkomen, dan moeten we opleggen.”

Lees hier het volledige verhaal.

Tabitha uit Brugge: “Je hoopt bijna dat het nog lang duurt voor er een kamer vrijkomt. Net door de prijs”

Ze noemt het geen noodkreet, maar de nood is er wel. “Eigenlijk zouden mijn ouders al in een woonzorgcentrum moeten zitten. Voor hun eigen gezondheid, voor hun eigen welzijn. Maar tegelijk hopen we dat het nog lang duurt vooraleer er een kamer vrijkomt. Net door die prijs. Spaargeld hebben ze niet. Mijn papa is gestopt met werken op zijn 50ste. Na zijn hersenbloeding krijgt hij een medisch pensioen. Mijn mama heeft altijd halftijds gewerkt. Als ze morgen moeten verhuizen, komen ze 1.000 euro per maand tekort. En ik ben zelf niet in de mogelijkheid om bij te springen. Hoe graag ik dat ook zou willen.”

Lees hier het volledige verhaal.

Dirk uit Ieper: “Ik vrees de dag dat ik tegen pa moet zeggen dat ook hij naar het rusthuis moet”

Dirk Titeca uit Ieper.
Dirk Titeca uit Ieper. © Olaf Verhaeghe

“Kijk”, zegt Dirk, “op dit blaadje heb ik zitten uitrekenen wat mijn ouders financieel zouden aankunnen. We moesten in onze zoektocht wel rekening houden met die financiële kant. Dat kon niet anders. Mijn ouders hebben altijd een benzinestation uitgebaat. Jaren hard gewerkt, met één sluitingsdag per week. Maar het is krap nu, met een pensioentje van 1.800 euro. Voor twee, hé. Per maand betalen we nu zo’n 1.900 euro voor het woonzorgcentrum. Dat pensioen gaat volledig naar mijn ma, mijn pa leeft van de zorgpremies die ze krijgen.”

Lees hier het volledige verhaal.

A. uit Zedelgem: “Zij cashen, maar ouderen zijn de dupe”

De factuur – ruim 1.100 euro – volgde niet veel later. Voor twaalf dagen verblijf in het woonzorgcentrum én een boete van zes keer de dagprijs erbovenop. “Bovendien verbleef in de kamer van mama tijdens die boetedagen al aan iemand anders”, aldus dochter A. verder. “Twee keer cashen ze. Twee keer een week die dagprijs. . De zorg zelf was heel goed, de mensen op de vloer doen hun werk super. Zij doen hun uiterste best met de middelen die ze krijgen. Maar het gaat mij om het systeem. Het systeem van die commerciële woonzorgcentra, waar ouderen en kwetsbaren de dupe van zijn.”

Lees hier het volledige verhaal.