Ziggy Vanryckeghem raakte zwaar verbrand bij drama bij Pouleyn: “Getekend voor het leven”

Ziggy Vanryckeghem in betere tijden. Nu wil de jongeman liever niet op de foto. "Ik word dagelijks met de gevolgen van die ontploffing geconfronteerd." © gf
Redactie KW

Bijna vier maanden geleden beleefden vier trouwe werknemers van de Oostrozebeekse ruimdienst Cannie de hel op aarde bij het ramen- en deurenbedrijf Pouleyn in Vichte. Eén dode en drie zwaargewonden, dat was de zware tol van een explosie en brand in een silo. Ziggy Vanryckeghem liep hevige brandwonden op, maar verliest de moed niet. “Het liefst wil ik zo snel mogelijk weer aan het werk”, zegt hij. “Maar het is bijzonder bitter dat wij gestraft zijn voor iets waar we zelf geen schuld aan treffen.”

Donderdag 24 januari 2019. De werknemers van de bekende ruimdienst Cannie houden in het Oostrozebeekse café ‘t Pleintje een late nieuwjaarsreceptie. “Het ging er erg gezellig aan toe”, weet Ziggy Vanryckeghem (21) nog. “Plots kreeg onze baas Stefaan een telefoontje van Pouleyn uit Vichte. Of we daags nadien om 5.30 uur een van hun silo’s konden reinigen. Dat was uiteraard geen enkel probleem en ikzelf en mijn collega’s Matthias Vuylsteke (24), Alexander Bauwens (29) en Axel Vroman (21) waren netjes op tijd op de afspraak, klaar om er in te vliegen.”

Mijn drukmasker houdt me niet tegen om buiten te komen. Maar op een avond dacht de politie dat iemand met een bivakmuts een overval wilde plegen…

Niets deed toen beseffen dat de vier jonge kerels er hun noodlot tegemoet gingen… “We zijn meteen gestart met de bewuste silo te kuisen. We kregen nog te horen dat het werk zo snel mogelijk moest gebeuren, want het bedrijf had de silo echt nodig. Over een eerdere brand werd met geen woord gerept.”

Wat herinner je je nog van die dag?

“Letterlijk alles. Ik zie ons nog de silo betreden en met een soort pikhouweel aan de slag gaan. En dan was er plots die steekvlam en explosie. We vielen enkele meters naar beneden, maar ergens vond ik nog de kracht om naar buiten te klauteren. Ik voelde de brandwonden steken en rolde meteen in de sneeuw. Daarna ben ik hulp gaan zoeken. Op adrenaline. Die eerste minuten na het drama gebeurden gewoon op automatische piloot, maar dan zag ik plots dat delen van mijn huid los hingen. Ik had meteen door dat de situatie heel ernstig was. De hulpdiensten hebben me nog ter plaatse in een kunstmatige coma gebracht, maar de hele nachtmerrie heb ik glashelder beleefd.”

Je lag uiteindelijk vier dagen in coma. Hoe hard was de schok toen je ontwaakte?

“Ik heb mezelf uit die kunstmatige coma gehaald. Mijn karakter, zeker? Het was effectief stevig schrikken: ik werd meteen weer met de bittere realiteit geconfronteerd. Ik had heel zware brandwonden op mijn beide armen en handen, mijn onderrug, mijn rechterbeen en mijn gezicht. Vooral met die laatste plek heb ik problemen. Ik ben van nature redelijk ijdel en zie er graag goed uit. Dan wil je gewoon geen brandwonden, laat staan in je gelaat. Dat is nog altijd erg moeilijk om te aanvaarden. Ik heb me al duizend keer afgevraagd waarom dit net mij en mijn collega’s moest overkomen. Dit hele verhaal is ronduit oneerlijk. Het is bijzonder bitter dat wij gestraft zijn voor iets waar we zelf geen schuld aan treffen. We wísten gewoon niet dat er een dag eerder een brand had gewoed in die bewuste silo. Dan hadden we die ook nooit betreden. Nóóit. Ook Stefaan Cannie wist daar niks van af. Dat doet echt pijn.”

Volgende week laat ik de naam van mijn verongelukte collega Matthias tatoeëren. Ik wil hem nooit vergeten

Het valt me op dat je bijzonder strijdvaardig bent.

“Ik weiger om de handdoek te gooien. Zo zit ik niet in elkaar. Vanaf de eerste dag heb ik besloten om te vechten. Ik moet en zal er weer bovenop komen, al is de weg allesbehalve makkelijk. Ik heb drie maanden op de brandwondenafdeling van het UZ Gent doorgebracht en daar heb ik gezien hoeveel ellende er in de wereld is. Elke dag kwamen er nieuwe patiënten aan. Ik heb er de beste zorgen gekregen, echt waar, maar toen ik naar huis mocht, was dat toch wat aanpassen. Ik moest opnieuw een stuk zelfstandiger leren zijn. Nu gaat het al bij al goed met me.”

Je kan je verwondingen ook niet zomaar verbergen. Heb je het daar lastig mee?

“Ik moet tot anderhalf jaar na het ongeval een zwart drukmasker dragen en ook mijn armen en benen zijn elke dag stevig ingepakt. Zonder die hulpmiddelen zou de pijn niet te harden zijn. Leuk is dat niet, maar er is gewoon geen andere optie. Ik schaam me er ook niet voor. Waarom zou ik ook?”

Houdt het je tegen om onder de mensen te komen?

“In geen geval! Ik ga opnieuw twee tot drie keer per week fitnessen op de Watewy in Tielt, waar mijn papa Kurt pal naast woont, en ik rij ook alweer zelf met de auto. Maar dat betekent niet dat ik soms geen lastige momenten heb. Mensen staren me vaak aan, vragen zich af waarom ik zo ingepakt ben. Ergens begrijp ik dat wel, maar leuk is anders. Onlangs wilde ik een film meepikken in de Kinepolis in Kortrijk, maar nadien kreeg ik de politie aan huis bij mijn mama in Izegem. Mensen hadden de ordediensten verwittigd omdat ze dachten dat iemand met een bivakmuts de bioscoop wilde overvallen. Ik dus…”

Heb je nog een lange revalidatie te gaan?

“Sowieso. Ik moet nu om de drie weken op controle naar het UZ Gent en alles verloopt gunstig, maar ik ben me er tegelijk van bewust dat ik nooit meer de Ziggy van voor het ongeval zal zijn. Op uiterlijk vlak, toch. Ik zal dit een plaats moeten geven, want die explosie bij Pouleyn heeft me getekend voor het leven. Letterlijk en figuurlijk.”

Je collega Matthias Vuylsteke overleefde het ongeval niet. Denk je nog vaak aan hem?

“Elke dag. Hij schiet constant door mijn hoofd. We vormden bij Cannie een kleine familie. Mijn collega’s, dat zijn tegelijk mijn vrienden. Het is alsof we een deel van onszelf verloren zijn, met de dood van Matthias. Ergens mag ik nog van geluk spreken. Ik kan alles nog navertellen, mijne maat is er niet meer. Hartverscheurend. Volgende week laat ik, samen met Matthias’ vriendin, zijn naam op mijn arm tatoeëren. Als eerbetoon, maar ook omdat hij altijd deel zal uitmaken van mijn leven. Ik wil hem nooit vergeten. Weet je waar ik tegenop zie? De eerste verjaardag van het ongeval. Dat wordt sowieso een emotionele dag.”

Hoe gaat het met Alexander en Axel, je collega’s die eveneens zwaar verbrand raakten?

“Ze zitten ook op de goeie weg. Axel is al thuis in Wakken en Alexander is ondertussen overgebracht naar het OLV van Lourdesziekenhuis in Waregem. We horen en zien elkaar heel regelmatig en leven enorm met elkaar mee. Door het ongeval zijn we nog dichter naar elkaar toe gegroeid. En ook met Stefaan Cannie is de band hechter geworden. Hij neemt elke dag de moeite om ons eens te bellen of te sms’en. Een gouden kerel. Ik weet dat hij zich heel schuldig gevoeld heeft, maar de fout ligt niet bij hem. Verre van, zelfs. Stefaan stond nog de dag van het ongeval aan mijn ziekenhuisbed. Dergelijke zaakvoerders vind je niet overal.”

En wat met Pouleyn? Namen zij al contact op?

“Niks. Geen telefoontje, geen bezoekje, zelfs geen eenvoudig kaartje om ons spoedig herstel te wensen. Dat is frustrerend voor ons als slachtoffers. Het is voor het bedrijf in kwestie een kleine moeite, maar blijkbaar is het niet mogelijk. Een wereld van verschil met de manier waarop Stefaan Cannie en zijn vrouw met ons begaan zijn.”

Ben je al teruggekeerd naar de plek?

“Neen, daarvoor is het nog veel te vroeg. Misschien later, wanneer we er allemaal weer bovenop zijn. Ik weet het niet. Hoe dan ook zal dat bedrijf voor mij altijd synoniem staan met het verlies van Matthias.”

Zie je jezelf nog opnieuw aan de slag gaan bij Cannie?

“Liever vandaag dan morgen, al besef ik dat ik nog heel wat geduld zal moeten oefenen. Ik hoop om dit najaar of in het voorjaar van 2020 weer van start te kunnen gaan. Stefaan wil ons ook alle drie terug bij hem. Dat doet wel deugd. Hij heeft al regelmatig gezegd dat hij ons mist. Maar sowieso zal er altijd iemand te kort zijn.”

Ben je niet bang dat je schrik zal hebben?

“Totaal niet. Al zal ik misschien wel twee keer nadenken voor ik aan de slag ga. Voor het ongeval dreef ik op jeugdig enthousiasme. En silo’s zal ik vanaf nu wel vermijden. Dat is zeker.”

Welke lessen trek je uit dit hele verhaal?

“Dat je moet dankbaar zijn voor wat je hebt. Mijn mama Lesley Desmet, mijn papa Kurt, mijn vriendin Phaedra Vanhastel… Ze staan de laatste maanden de klok rond voor me klaar. Dat is heel veel waard. Ik heb nu ook mijn echte vrienden leren kennen, daar trek ik me wel aan op. En ik zal nooit vergeten wat ze in het UZ Gent voor me gedaan hebben. Daar verrichten ze wonderen. Sowieso wil ik nog van het leven genieten. Die belofte heb ik mezelf gemaakt. Met of zonder littekens van wat er bij Pouleyn gebeurd is.” (Philippe Verhaest)