Zeventig kaarsjes voor William Sweetlove: “Ik wil kunst maken voor de eeuwigheid”

© Pieter Clicteur
Hannes Hosten

Kunstenaar William Sweetlove werd op 18 juli 70 jaar. Zijn kleurrijke dieren en andere figuren reizen de wereld rond. Net als zijn ideeën. Sweetlove waarschuwt onophoudelijk voor de opwarming van de aarde, overconsumptie en het dreigende tekort aan drinkwater. In zijn geboortestad Oostende kreeg hij dan weer nooit voet aan wal. Maar dat zou veranderen.

William Sweetlove loopt er gelukkig bij op de Mercator. Een groep jonge kunstenaars werkte een hommagetentoonstelling uit voor de 70-jarige in kunsthuis CAS in Oostende. “Het moest een verrassing blijven, maar dat is niet gelukt”, lacht Sweetlove. “Het enthousiasme was zo groot dat het me toch aan de oren is gekomen. Maar hun initiatief heeft me gepakt.”

Je bent nochtans Oostendenaar.

(knikt) “Ik woonde 40 jaar in Oostende, maar vertrok door een liefdeshistorie. Een nieuw lief is een nieuw dorp, hé (lacht). Als kunstenaar kreeg ik nooit echt voet aan wal in Oostende, behalve een klein beetje met wijlen Willy Van den Bussche, de conservator van het toenmalige PMMK, nu Mu.ZEE. Hij maakte tentoonstellingen waar 430.000 mensen op af kwamen. De Oostendenaars begrijpen niet dat dat ook een economische factor is. Die mensen eten of drinken hier, kopen iets, nemen vakantie… Maar er is licht aan het einde van de tunnel. Cultuurschepen Bart Plasschaert zocht me op en we zijn van plan de plooien glad te strijken.”

Heb je een haat-liefdeverhouding met je geboortestad?

“Ik beleefde hier gouden tijden. Maar nu niet meer. Het is verziekt. Ik treed niet in politieke debatten, maar Oostende heeft heel veel verloederde buurten. Na verloedering is er altijd hoop naar beter. Aan de overkant van de havengeul komt wel een nieuwe stad op de Oosteroever. Die is nog in evolutie, maar dat zal wel heel iets anders worden. Maar andere kwartieren, die voor kleinere mensen waren, zijn er erg aan toe. Ik kom trouwens uit zo’n klein gezin.”

Waarom ik kunstenaar ben geworden? Daar zitten een pak frustraties tussen. En de drang naar vrijheid

Je bedoelt: geen rijke mensen.

“Minder dan gewone mensen. Ik woonde met mijn moeder en vader in de Kroonlaan, in een huis met een kelderverdieping. Daar woonden onze grootouders. De wc was een gat met een deksel op, anders stonk het te veel. In de winter was het koud. Als het vroor, bleef je kont plakken aan de plank. En het wc-papier, dat was gazettepapier. Dat was De Zeewacht, die we verfrommelden (lacht luid).”

Je komt uit een onderwijsgezin?

“Mijn moeder was onderwijzeres in de bewaarschool. Mijn vader werkte in de drukkerij van de familie. Hem namen ze tijdens de Tweede Wereldoorlog mee naar Duitsland, omdat hij aan politieke spionage had gedaan. Hij keerde pas in 1945 terug. Hij was een Engelsman: zijn moeder was Engelse, zijn vader stamde uit Oostende, maar de eerste Sweetlove was rond 1870 ook vanuit Engeland in Oostende neergestreken. Net als de vader van Ensor trouwens.”

Als William voor lange tijd op reis zou gaan…

Naar de windmolens

“Het hoeft niet ver te zijn, hoor. Ik neem enkele wetenschappers mee, biologen, professoren die bezig zijn met recyclage en het leven in water, en een waterschout die bezig is met het zuiveren van water voor gebruik. Allemaal mensen die ik ken. En ik zou met de Mercator varen naar de windmolens voor onze kust. Achter de boot slepen we een glazen kooi waar we in kunnen zitten, zodat we regelmatig eens kunnen kijken naar de evolutie. Daar groeit nieuw leven: planten, koralen, schelpen, alle soorten vissen… maar er ligt ook veel plastic dat alles aan het vernietigen is.”

Rust van kindertijd

“Wat ik zou missen op een verre reis? De rust van toen ik kind was. Ik kan me dat niet meer voorstellen. Wij gingen nooit op reis, omdat we geen geld hadden. Ik ben opgegroeid op het strand. Dat was voor mij de nieuwe wereld. Eerst met een schepnetje. Later, zoals iedereen, achter de meisjes zitten (schatert). Dat mis ik eigenlijk altijd. Een strandcabine zou ik eigenlijk nog willen hebben. Maar ik heb er geen tijd voor.”

Oostende

“Ik zie me nog terugkeren naar Oostende, ja. Als het verandert. Uitgaan zoals vroeger! Mo joeng toch! ‘t Was een plezier. Wij deden geen baldadigheden. We gingen om 6 uur ‘s morgens te voet over het strand naar huis, zongen een liedje en waren gelukkig. Het is allemaal veranderd. De kleine handelaar verdwijnt en het zal nog verergeren als ze het verkeer in het centrum lam leggen zoals in Gent. Daarvan moeten de centen komen, hé. Met de bakfiets zal je het niet halen! Dat is waanzin en dictatuur. Ik ben bezig met ecologie, maar niet op zo’n manier! Het is aan het verloederen. Kijk naar de Gaanderijen. De glorie van Oostende! Leopold II heeft fouten gemaakt, maar zonder hem was er niets in Oostende! Wat heeft die man allemaal niet gebouwd? Hij kapte handjes af, maar waar gebeurde dat niet? Moet je daarom blijven kappen op hem? Dat gebrek aan respect, daar kan ik niet over.”

Wie is William Sweetlove?

Privé

Geboren in Oostende op 18 juli 1949. Woonde tot zijn 40ste in Oostende, sindsdien in Oostduinkerke. Twee keer getrouwd, nu samenwonend. Drie kinderen: zonen Douglas (38) en Woody (36), bekend van Charcuterie Mazure in de Kapellestraat in Oostende, en dochter Eady (20).

Loopbaan

Onderwijzer, regent plastische opvoeding, zelfstudie tot beeldend kunstenaar. Lesgever op alle niveaus. Winnaar La Jeune Peinture Belge (1974), Europaprijs stad Oostende (1984) en Provinciale Prijs Schilderkunst (1985).

Vrije tijd

Uitvinden. “Alles moet nog worden uitgevonden in de kunst”, is zijn overtuiging.

Was het een inspirerende thuis?

“Ik liet in 1999 een psychoanalyse van mezelf maken aan de Universiteit van Gent. Ik wou mijn muze vinden, weten waarom ik kunstenaar ben geworden. Daaruit bleek dat er een heel pak frustraties tussen zitten. De drang naar vrijheid. Omdat ze zelf te veel meegemaakt hadden, was de oplossing van mijn moeder: manneke, jij zal onderwijzer worden. Haar broers waren ook allemaal onderwijzer. Ze wilden me te veel beschermen. De onderwijzersmentaliteit hé. Schoolmeesters. Ik ben onderwijzer geworden, maar toen ik mijn diploma had, wou ik meer. Universiteit konden ze financieel niet aan, maar ik volgde dan het regentaat plastische opvoeding in Gent. Dat was in 1968-1969.”

De tijd van de studentenrevolte.

“Als student werd ik groot op de barricaden. En niet van de braafste (grinnikt). We bezetten drie maanden de school, tot we moèsten stoppen. Het was Pasen, tijd voor de examens. Het waren de stoute jaren: antipolitiek, anti-autoritair, seksuele vrijheid… We waren tegen alles. Ook tegen religie. Wie wil dat eigenlijk wel? Ik stuurde eens een berichtje naar boven (kijkt de lucht in): Is there plastic upstairs? Please call me. Ik kreeg nog geen antwoord.”

Hoe begon je als kunstenaar?

“Ik was nog student, toen in de haven van Oostende twee jonge Duitse ingenieurs aanspoelden, die in een klein atelier boten maakten in polyester. Het was de beginperiode van dat product, dat afkomstig is van aardolie. En aardolie is een organisch fossiel, ontstaan door samenpersing van plant en dier. Als je de molecule kraakt, heb je aan de ene kant brandstoffen, aan de andere kant synthetische koolstofverbindingen, waar je duizenden nieuwe producten mee kan maken: mijn brilmontuur, de knopen van mijn hemd, schoenzolen, plastic, verf… Het zijn neofossielen, niet afbreekbaar. En daar ben ik ook mee gaan werken.”

Zeventig kaarsjes voor William Sweetlove:
© Pieter Clicteur

Fossielen zijn de rode draad door je carrière.

“Van in het begin wou ik kunst maken met een fossiel product. Voor de eeuwigheid. Ik wou in het museum raken met uniek werk. Mezelf bewijzen. Maar wat doen ze in een museum? Bewaren. Zodra je er binnenkomt, ben je een fossiel. Mijn verhaal gaat over bewaren, conserveren. In een museum krijgt dat een andere betekenis: het bewaart niet alleen het materiële, maar ook het verstandelijke, de evolutie van de mens.”

Maar wie bepaalt wat in een museum terechtkomt?

“Conservators en curators. Die hebben een machtspositie, net zoals in de politiek. Het zijn de eerste ministers van de kunst. Maar ik slik niet zomaar wat zij voorkauwen en daarom ben ik niet echt geliefd in de kunstwereld. In België toch niet. Ze hebben schrik om mij in een vakje te steken. Omdat ik in geen enkel vakje pas en het ook durf zeggen. Ik zit al twaalf jaar in de gevangenis van Mu.ZEE, in de kelders. Er zal nu een nieuwe conservator komen, maar of die mijn werken uit de kelder zal halen? I don’t know.”

Wat waren je eerste werken?

“Ik nam een brood en legde daar 10, 20 lagen polyester op. Het brood droogde uit, maar het omhulsel bleef bestaan. Ik had een fossiel gemaakt. Later deed ik polyester rond bananen, rond mijn onderbroek… en rond foto’s van mijn grootmoeder, de vrouw die mij heeft opgevoed. Zij poseerde in alle mogelijke gedaanten, zelfs als indiaan. Ik legde die foto’s op fakirbedden – plankjes met nagels – om er polyester rond te doen. Ik kon niet anders, want het polyester is erg plakkerig. Al die foto’s van haar zijn fossielen geworden, die niet meer kunnen vergaan.”

Mijn ultieme doel is om met mijn Christusbeeld in het Vaticaan te raken

Is de boodschap niet het belangrijkste bij jou?

“Zeker. Het moet altijd iets meer zijn. Het was de tijd van de conceptuele kunst: het idee is belangrijker dan het resultaat. Ik heb nooit iets puur esthetisch gemaakt. Maar de mensen begrepen dat niet altijd. Ze dachten dat ik een communist was. Nee! Ik ben een realist, die niet behoort tot enig kamp. Maar ik ben wel altijd een beetje revoltair gebleven.”

Vanaf de jaren 2000 kwam je met klonen op de proppen.

“Ik liep veel in universiteiten rond, ook in labo’s waar ze aan genetische manipulatie deden. Daar ontdekte ik het klonen. Dat bracht me bij de problematiek van de koeien. In plaats van ze hormonen te geven, kan je er ook de beste uithalen en kunstmatig reproduceren. Zo deden alle soorten dieren hun intrede, hele reeksen met dezelfde kleur en dezelfde grootte. Honden, geiten, schapen, kikkers, pinguïns… Ik maakte de dieren ofwel groter, ofwel kleiner dan in het echt. Ze kregen laarzen, omdat ze hun voeten niet zouden verbranden, een rugzak om te overleven en de laatste jaren ook een petfles met water op de rug. Zo bracht ik de boodschap van de klimaatopwarming en de voedsel- en drinkwaterproblematiek in mijn werk.”

Hoe bekend ben je intussen in het buitenland?

“Mijn haring bakt meer outside dan inside. Ik ben geleidelijk aan naar het buitenland gesprongen. Ik kon hier toch niet blijven zitten en wachten, hé? Vijf containers met werk van mij vertrokken naar Uruguay. Eén Sweetloveke bleef staan op de luchthaven van Montevideo. Mijn werk reisde de wereld rond: de States, Zuid-Afrika, Antarctica. Rijk ben ik er niet van geworden, dat hoeft ook niet. Het grootste deel van de opbrengst is om te herinvesteren. Mijn werken zijn niet duur genoeg om er rijk van te worden. Ze kosten maximum 10.000 euro. Of minder. Maar ik heb niets te kort.”

Je maakt nu ook Christusbeelden met een waterfles?

“Ik kloonde een Christusfiguur van 1,20 meter, de grootte van de oermens, met een waterfles. Als de paus mijn boodschap overneemt, dan bereik ik in twee weken 2 miljard gelovigen over de hele planeet. Dat is statistiek en marketing. Niet van een product, maar van een idee. Mijn ultieme streefdoel is met dit beeld in het Vaticaan te raken. Dat is nog niet gelukt, maar ik heb er wel al twee verkocht aan de basiliek van Koekelberg.”

Hommage William Sweetlove is nog dit weekend te zien, van 15 tot 18 uur, in CAS, Frans Musinstraat 19 in Oostende.

Als William voor lange tijd op reis zou gaan…

Naar de windmolens

“Het hoeft niet ver te zijn, hoor. Ik neem enkele wetenschappers mee, biologen, professoren die bezig zijn met recyclage en het leven in water, en een waterschout die bezig is met het zuiveren van water voor gebruik. Allemaal mensen die ik ken. En ik zou met de Mercator varen naar de windmolens voor onze kust. Achter de boot slepen we een glazen kooi waar we in kunnen zitten, zodat we regelmatig eens kunnen kijken naar de evolutie. Daar groeit nieuw leven: planten, koralen, schelpen, alle soorten vissen… maar er ligt ook veel plastic dat alles aan het vernietigen is.”

Rust van kindertijd

“Wat ik zou missen op een verre reis? De rust van toen ik kind was. Ik kan me dat niet meer voorstellen. Wij gingen nooit op reis, omdat we geen geld hadden. Ik ben opgegroeid op het strand. Dat was voor mij de nieuwe wereld. Eerst met een schepnetje. Later, zoals iedereen, achter de meisjes zitten (schatert). Dat mis ik eigenlijk altijd. Een strandcabine zou ik eigenlijk nog willen hebben. Maar ik heb er geen tijd voor.”

Oostende

“Ik zie me nog terugkeren naar Oostende, ja. Als het verandert. Uitgaan zoals vroeger! Mo joeng toch! ‘t Was een plezier. Wij deden geen baldadigheden. We gingen om 6 uur ‘s morgens te voet over het strand naar huis, zongen een liedje en waren gelukkig. Het is allemaal veranderd. De kleine handelaar verdwijnt en het zal nog verergeren als ze het verkeer in het centrum lam leggen zoals in Gent. Daarvan moeten de centen komen, hé. Met de bakfiets zal je het niet halen! Dat is waanzin en dictatuur. Ik ben bezig met ecologie, maar niet op zo’n manier! Het is aan het verloederen. Kijk naar de Gaanderijen. De glorie van Oostende! Leopold II heeft fouten gemaakt, maar zonder hem was er niets in Oostende! Wat heeft die man allemaal niet gebouwd? Hij kapte handjes af, maar waar gebeurde dat niet? Moet je daarom blijven kappen op hem? Dat gebrek aan respect, daar kan ik niet over.”