Zangeres en schrijfster Hannelore Bedert: “Plots is de geur uit zijn kussen verdwenen”

© Christophe De Muynck
Olaf Verhaeghe

“Hier gaat alles goed, alleen niet zoals het moet.” Die ene zin in ‘Kom naar huis’, het nieuwste nummer van Hannelore Bedert (36), vat haar hele leven sinds die noodlottige 17e februari 2019. Op die dag verloor ze heel onverwacht haar Stijn, haar man, haar zielsverwant en de prachtige vader van haar twee kinderen aan een hartaanval. Anderhalf jaar later vond ze de kracht terug om muziek uit te brengen. En hoe. “Ik denk en leef nog altijd in functie van de kinderen, maar af en toe voel ik het. Ik durf stilletjes opnieuw genieten.”

Een druilerige donderdagochtend in het drukke Sint-Amandsberg, op een boogscheut van station Gent-Dampoort. Met drie dampende koppen koffie verjaagt zangeres en schrijfster Hannelore Bedert de eerste herfstkou. We zijn bij haar thuis. De thuis waar ze in haar nieuwste nummer Kom naar huis over zingt. De thuis die sinds het plotse en veel te vroege overlijden van haar Stijn niet meer volledig voelt. Maar het is wel de thuis waar ze samen met haar kinderen Polly (4,5) en Hoppe (bijna 10) stap voor stap aan morgen denkt.

“36 jaar”, antwoordt ze op de altijd ietwat onwennige vraag die je aan een vrouw stellen moet. “36 jaar oud. Ik voel me, door alles wat het voorbije anderhalf jaar is gebeurd, tien jaar ouder, ja. Ik ben niet meer de dertiger die ik was. Maar dat is logisch. Denk ik.”

Iets meer dan anderhalf jaar geleden, op 17 februari 2019, verloor Hannelore Bedert haar man Stijn Sterckx aan een hartaanval, het gevolg van het Brugada-syndroom. Hij was op haar aan het wachten, had hij net nog gesms’t. Maar toen ze thuiskwam, vond ze Stijn middenin de kamer. Reanimeren hielp niet meer. Hannelore was haar man kwijt, Hoppe en Polly hun vader. Stijn Sterckx moest nog 41 worden.

“West-Vlaams zingen? Ik kan het niet meer”

Hannelore Bedert zingt in het Nederlands, maar heeft op haar oudere albums ook een aantal West-Vlaamse nummers. “Er zijn mensen die me vragen wanneer ik nog eens zo’n liedje maak”, glimlacht ze. “Maar dat zou heel fout aanvoelen, om nu te pretenderen dat ik goed West-Vlaams kan. Ik kan het gewoon niet meer. Onder West-Vlaamse vrienden voel ik wel dat dat wat terugkeert, maar nooit helemaal. Al blijf ik wel struikelen over de g en de h.

“Ik ken Wannes (Cappelle, de frontman van Het Zesde Metaal, red.) goed en ik vind wat hij doet prachtig. Maar ik voel die drang niet om iets gelijkaardigs te doen. Nee gij.”

“Ik zeg wel nog altijd, ook al woon ik al tien jaar in Gent, dat ik van West-Vlaanderen ben. De trots is er absoluut. Ik kan met heel veel liefde en trots zeggen dat ik van Deerlijk ben. Deerlijk, van aan de afrit tussen Kortrijk en Waregem, voeg ik meestal wel toe. (lacht luid) Ik heb daar een keischone jeugd gehad, heel veel vrienden aan overgehouden. Deerlijk is gewoon een heel toffe, warme gemeente. Niels Destadsbader heeft dat ook, denk ik. Die trots. En weet je wat ik heel mooi en zelfs aandoenlijk vind? Deerlijk is ook trots op ons, dat voel je aan alles. En het is niet op een hey, wij hebben bekende mensen-manier, het is iets schoons. Wat Niels en ik doen, kan bijna niet verder uit elkaar liggen, maar je voelt dat respect voor ons allebei. Echt die Deirlikse band.” (lacht luid)

Wie is Hannelore Bedert?

Hannelore Bedert (36) groeide op in Deerlijk en woont vandaag samen met haar twee kinderen Hoppe (bijna 10) en Polly (4,5) in Sint-Amandsberg bij Gent. Ze is de weduwe van Stijn Sterckx, die op 17 februari 2019 op 40-jarige leeftijd overleed aan een hartstilstand. Over die periode bracht ze eind september het prachtige Kom naar huis uit. Hannelore Bedert studeerde kleinkunst aan het Herman Teirlinck Instituut in Antwerpen. In 2007 won ze de Nekka-wedstrijd, om een jaar later haar debuutalbum Wat als uit te brengen. Sindsdien heeft ze met Uitgewist (2011), Iets dat niet komt (2013) en de ep Vanaf nu doe ik alles wat ik wil (2017) nog drie cd’s uit. Twee jaar geleden verscheen haar debuutroman LAM, waarvoor ze in 2019 werd bekroond met de publieksprijs van De Bronzen Uil. In het kader van de nieuwste campagne van Te Gek?! werd op 1 oktober ook de novelle Bruna gepubliceerd.

Over de doden niets dan goeds, hoor je soms. Maar ik zweer het je, bij Stijn is het zo zoeken naar de kleine kantjes. Echt waar. Oké, hij vergat altijd alles en hij kwam overal te laat, maar dat was het dan ook. (glimlacht) Onlangs is in dezelfde vriendengroep weer iemand overleden, een van Stijns beste vrienden. Ook een jonge veertiger, ook een hartaanval, ook man en vader van. Fuck jong, waar verdienen wij dat aan?, hebben we ons al luidop afgevraagd. Terwijl je weet dat daar geen antwoord op komt. Of zelfs kan komen.”

Mag ik zeggen dat ‘Kom naar huis’ een nummer is over leegte en gemis, maar tegelijk ook over hoop en kijken naar de toekomst?

(glimlacht) “Het is grappig dat je dat zegt. Mensen die mij niet kennen, zeggen allemaal dat er hoop in naar voren komt. Mensen die mij, die ons gezin kennen, zeggen: wij voelen enkel de pijn. Mijn moeder bijvoorbeeld zei al dat ze er op dit moment nog niet naar kan luisteren. Zij weten natuurlijk als geen ander hoe alles was. En nog altijd is. Het nummer is ergens wel geschreven vanuit die hoop, anders kan je dat niet brengen. Mocht het allemaal vanuit verdriet komen, dan is het te dichtbij, te kwetsbaar. Uiteindelijk doen we het ook wel goed. Het gaat goed met ons, alleen gaat het niet zoals het zou moeten gaan. Er is een groot aspect dat niet klopt. Maar ik besef dat ik daar niet mag blijven in hangen. Dat ik vooruit moet.”

https://www.youtube.com/watch?v=UeuQXt9wrQI

Is dit de eerste muziek die je maakte na het overlijden van Stijn? Of de eerste muziek waarmee je naar buiten wil komen?

“Het eerste dat ik maakte, ja. Ik had wel wat flarden, maar die deden me niets. Het waren ook nooit dingen die ik wilde afwerken. Bij Kom naar huis heb ik amper nagedacht. Ik wist wat het voor mij moest worden en wat de rest van de wereld dacht: je m’en fou. Ik wist ook dat Arne (Leurentop, een goede vriend van Stijn en Hannelore, red.) het strijkersarrangement zou moeten maken. Hij kende Stijn, hij voelde wat ik zocht. Riet Muylaert doet de backings, zij is deze zomer haar mama verloren. Bassist Simon Casier verloor zijn broer vlak voor Stijn stierf. Op de een of andere manier voelde je bij de opnames dat iedereen snapte wat iemand missen betekent.”

Je hebt heel lang geen muziek gemaakt.

“Dat ging gewoon niet. Puur fysiek. Je kan je niet inbeelden hoe vaak ik hier aan de piano zat met bevende handen. Er waren momenten waarop ik me afvroeg of ik er ooit vanaf zou raken. En zingen, goh. Mijn stembanden wilden gewoon niet mee. Er zat altijd een heel foute vibrato in. Ik begon daardoor ook heel snel te wenen. Het is pas bij de opname van Wij zullen doorgaan voor het Radio 1-programma tijdens de lockdown dat ik hét weer voelde. Dat ik weer genoot. Niet per se de reacties, maar het opnemen zelf. Geef het tijd, zeiden de mensen altijd, dat keert wel terug. En dat is wel zo. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan zeker? (lacht) Maar het podium…”

Zie je dat terugkeren?

“Ik weet het niet.”

Wil je het zien terugkeren?

“Zelfs dat. Ik weet het niet. Iedereen vraagt me wanneer ik weer zal optreden. Als ik er klaar voor ben. Of nooit meer. Wie weet voel ik me er nooit meer klaar voor. En dan is dat maar zo. Dan is dat ook goed. Het klinkt misschien stom, maar zo drie, vier avonden per week gaan spelen en dan de kinderen bij een babysit laten… Pff, ik weet het toch niet. Ze hebben er maar één meer, hé. Eén ouder.”

Zangeres en schrijfster Hannelore Bedert:
© Christophe De Muynck

Zeggen Hoppe en Polly daar iets over?

“Neen, absoluut niet. Polly vindt het intussen heel normaal met ons drietjes. Ze babbelt soms nog over papa, maar het zit ver. Dat merk je. Zij was ook net drie geworden, dat is heel jong. Maar zelfs bij Hoppe, die toen acht was, zullen de herinneringen aan Stijn vervagen. De kinderpsychologe zei dat wanneer hij volwassen is, hij ontzettend veel kwijt zal zijn. Nochtans, nu babbelt Hoppe nog vol vuur, zo levendig over zijn papa. Hij en Stijn, dat waren twee handen op één buik.”

“Maar ja, zelfs ik heb soms moeite om te herinneren hoe Stijn klinkt. Je kan dat niet tegenhouden, vrees ik. De geur in zijn hoofdkussen is ook zoiets. Ik heb zijn kussen heel lang niet willen wassen, dat bleef liggen. Tot je op een bepaald moment beseft: shit, die geur is weg. Dat is kak, jong en dat doet pijn, ja. Misschien is dat de natuur die ons beschermt en zorgt dat we niet eeuwig blijven hangen.”

Hoeveel Stijn herken je in je kinderen?

“Bij Hoppe, heel veel. Hij vindt het de max, als ik zeg: echt waar, je begint zo op jouw vader te lijken, hé. Als hij een man kan worden als Stijn, dan wordt hij een heel mooi iemand. Dat meen ik. Polly is veel meer Hannelore, dat zie en voel je, ook al is ze nog zo jong.”

En in jezelf?

“Stijn en ik lijken totaal niet op elkaar. Wij waren echt tegenpolen. Ik ben de emotionele, ik vertrek vanuit mijn buikgevoel. Stijn was… (twijfelt even) Stijn had de twee voeten op de grond. Dit is het leven, hiermee moeten we het doen. Hij zei ook altijd life’s a beach, hij zag altijd de schone kant. Ik merk aan mezelf dat er veel van zijn optimisme is gebleven bij me. Daar ben ik heel blij en dankbaar voor.”

Ik hoorde je in het interview met Ayco Duyster op Radio 1 zeggen: “Ik heb geleefd voor mijn kinderen, niet voor mezelf.” Ben je niet te hard voor jezelf?

“Ik heb dat gevoel wel, al klinkt het misschien harder dan ik het bedoel. Ik haal heel veel uit mijn kinderen, ze geven mij kracht. En af en toe durf ik zelf weer stilletjes genieten. Maar ik denk, leef en handel in functie van de kinderen. Nog altijd, dat zal wel nog even zo blijven.”

“Hoppe en Polly hebben allebei dezelfde hartafwijking als Stijn. Polly kreeg al een defibrillator ingeplant, Hoppe vertoonde nog niet voldoende symptomen om zo’n zware ingreep te verantwoorden. Maar deze vakantie ging hij plots neer. Een extreme vorm van bloeddrukval, die bij iemand met een hartsyndroom een stuk ernstiger lijkt en ook is. Op het moment dat ik de ambulance belde, dacht ik echt: hij is weg, ik ben hem ook kwijt.

De angst voor de kinderen zit er goed in.

“Ik weet nog dat ik tegen mijn moeder zei: als er met een van die twee iets gebeurt, dan stap ik eruit. Ik schrok toen ik mezelf dat hoorde zeggen. Natuurlijk zal ik dat niet doen, maar ik weet echt niet hoe ik wel zou reageren. Ik weet niet of ik dat er nog bij zou kunnen nemen.”

“De angst dat mij iets overkomt, is zo mogelijk nog groter. Er is een testament opgemaakt, mijn broer en zus zouden voor hen zorgen, maar toch. Ik lig daar wakker van. Mijn kinderen zonder ouders, op die leeftijd. Ik mag er niet aan denken.”

https://www.youtube.com/watch?v=LR6pt4X0F5Y

Je praat en schrijft heel open over wat jullie als gezin is overkomen. In interviews, maar ook in je column voor Libelle.

“Dat doet me goed, dat voel ik. Ik kreeg onlangs een mail van een vrouw die op haar elfde haar vader verloor. Ze schreef me: dankzij jou besef ik hoe dat voor mijn mama was. Dat vond ik heel mooi, dat anderen er ook iets aan kunnen hebben.”

Leest Hoppe je columns?

“In het begin niet, maar plots kwam ik naar beneden en zat hij te bladeren in die stapel. Als ie de stukjes leest, dan zit ie vaak te lachen.” (glimlacht) Ik deel enkel wat ik wil delen. Als Hoppe of Polly een slechte dag heeft, ga ik dat zomaar niet in de Libelle schrijven. Ze moeten nu vooral een zorgeloze jeugd kunnen hebben.”

Is muziek je grote liefde? Of toch het schrijven?

“Het schrijven, ja.”

Mag ik iets bekennen? De muziek die jij maakt, past zowel op vrijdagavond laat bij rode wijn als zondagvoormiddag vroeg met koffie als in de auto onderweg. Je moet echt naar je teksten luisteren.

(glimlacht) “Dat is mooi. Ik snap je punt wel. Iemand zei me ooit: je teksten zijn als brieven die je moet lezen. Ik vond dat een schone omschrijving. Tegelijk zingen veel mensen ook gewoon mee, terwijl de inhoud niet altijd per se zo heel vrolijk is.”

In je nummers zit altijd wel iets donkers, iets neerslachtigs. Dat gevoel van ‘Weltschmerz’. Is dat iets wat je typeert als mens?

(giechelt) “Mensen die mij kennen, herkennen mij niet in mijn muziek. Ik ben geen donkere, neerslachtige vrouw. Ik merkte aan mezelf dat ik daartegen begon te rebelleren. Ik ben krampachtig beginnen zoeken naar manieren om dat vrolijke ook te brengen. Ik heb zo’n nummer Boemerang… Ik kan dat nummer niet horen, hé. Dat was die poging om happy en vrolijk te schrijven. Ik snap dat mensen die me horen op de radio, iets hebben van: ja, ze is daar weer, met haar gejank. Ik heb daar nu geen moeite meer mee. Ik heb geleerd om daar niet meer tegenin te gaan.”

“Weet je wat heel bizar is? Door wat er met Stijn is gebeurd, word ik plots anders bekeken. Voor de literaire wereld was ik de zangeres met een roman, nu ben ik de schrijfster met een nieuw boek. Omdat ik iets meegemaakt heb. Daar word ik opstandig van. Kom jong, dat is gewoon belachelijk.”

Zangeres en schrijfster Hannelore Bedert:
© Christophe De Muynck

Twijfel je nog aan jezelf? Aan wat je doet en kan?

“Ja, omdat ik niet meer kan aftoetsen bij Stijn. Hij was mijn klankbord, een heel goede graadmeter, ook al was hij een punkrocker. Als hij zei dat iets binnenkwam, dan zat het goed. (glimlacht) Hij was heel eerlijk over wat ik schreef. Wat wel is veranderd, en dat heb ik gemerkt bij de opnames van Kom naar huis: ik durf vaker zeggen wat ik wil. Ook tegen de muzikanten. Vroeger zou ik iets misschien inslikken, nu moet het zijn zoals het in mijn hoofd klinkt.” (lacht)

Op je 21ste heb je Stijn leren kennen. Wist je meteen dat hij hét was?

“Op de eerste ontmoeting niet. (lacht) Het was toen net voorbij met mijn lief en Arne zei dat hij iemand kende die bij me zou passen. Maar Stijn had blijkbaar een heel slechte dag. Ik dacht: allez, Arne, die toch niet. (lacht) Vijf dagen later hebben we opnieuw afgesproken en daarna heb ik nooit meer getwijfeld. Dat bedoelen ze met de juiste tegenkomen, zeker?”

Ben je van het idee: er is er maar één?

“Op het einde van mijn leven zal ik wel kunnen zeggen: ik heb het gekend. Er heeft mij iemand doodgraag gezien en ik heb iemand doodgraag gezien. Maar ja, ik heb er wel schrik voor. De lat ligt ook gewoon heel hoog.” (even stil)

Is verliefd zijn iets waar je naar verlangt?

“Ik denk wel dat ik het fijn zal vinden als dat er ooit weer is. Ik mis soms een klankbord en het gemak van iemand die er altijd is, iemand die je door en door kent. Al besef ik dan meteen ook: ik mis Stijn. Ik kan me nu nog niet inbeelden dat er iemand anders bij ons erbij zou komen. De kans dat ik iemand leer kennen die ook kinderen heeft, is bovendien groot. Maar is het nodig, dan passen we daar ook wel een mouw aan. Even goed is het de komende jaren de kindjes en ik. Wie weet overvalt het mij, maar ik ben er totaal niet naar op zoek.”

“Ik weet niet of ik iemand zonder verhaal, zonder krassen, kan toelaten. Dat klinkt misschien fout, maar iemand die iets heeft meegemaakt, die weet wat het is. Stijn zal er altijd zijn. Ik ben niet iemand die plots zijn foto zal wegnemen of die niet meer over hem zal babbelen. Hij blijft de vader van mijn kinderen, hij blijft de man die mij heeft gevormd.”

Hoe kijk je naar het komende anderhalf jaar?

“Ik durf niet ver meer vooruit kijken. Agendagewijs wel, dingen zoals het theaterstuk dat ik heb geschreven en in het najaar van 2021 uitkomt. Of de deadline voor het tweede boek. Zulke zaken, dat wel. Maar voor de rest zien we wel wat en hoe het komt. Er is geen stappenplan meer. Nu denk ik: van de ene op andere dag kan het leven helemaal anders worden.”

“Ik ben sinds Stijn rustiger geworden. Tijd nemen, en tijd geven. Ik ben optimistischer, er is meer rust, maar er is tegelijk zoveel verdriet. Ik ben tien jaar ouder geworden. Ik wil oud genoeg worden zodat ik mijn kinderen kan zien opgroeien, hen zelfstandig en gelukkig zien worden. Dan heb ik mijn taak naar hen toe kunnen volbrengen. Wat daarna gebeurt, zien we wel. Polly is nu vier, dus dat is wel nog efkes.” (lacht)

“West-Vlaams zingen? Ik kan het niet meer”

Hannelore Bedert zingt in het Nederlands, maar heeft op haar oudere albums ook een aantal West-Vlaamse nummers. “Er zijn mensen die me vragen wanneer ik nog eens zo’n liedje maak”, glimlacht ze. “Maar dat zou heel fout aanvoelen, om nu te pretenderen dat ik goed West-Vlaams kan. Ik kan het gewoon niet meer. Onder West-Vlaamse vrienden voel ik wel dat dat wat terugkeert, maar nooit helemaal. Al blijf ik wel struikelen over de g en de h.

“Ik ken Wannes (Cappelle, de frontman van Het Zesde Metaal, red.) goed en ik vind wat hij doet prachtig. Maar ik voel die drang niet om iets gelijkaardigs te doen. Nee gij.”

“Ik zeg wel nog altijd, ook al woon ik al tien jaar in Gent, dat ik van West-Vlaanderen ben. De trots is er absoluut. Ik kan met heel veel liefde en trots zeggen dat ik van Deerlijk ben. Deerlijk, van aan de afrit tussen Kortrijk en Waregem, voeg ik meestal wel toe. (lacht luid) Ik heb daar een keischone jeugd gehad, heel veel vrienden aan overgehouden. Deerlijk is gewoon een heel toffe, warme gemeente. Niels Destadsbader heeft dat ook, denk ik. Die trots. En weet je wat ik heel mooi en zelfs aandoenlijk vind? Deerlijk is ook trots op ons, dat voel je aan alles. En het is niet op een hey, wij hebben bekende mensen-manier, het is iets schoons. Wat Niels en ik doen, kan bijna niet verder uit elkaar liggen, maar je voelt dat respect voor ons allebei. Echt die Deirlikse band.” (lacht luid)