“We zijn frontlijndokters”

Dokter Jef Vulsteke in zijn praktijk: "Doordat huisartsen meer samenwerken is het beroep aantrekkelijker geworden." (Foto TOGH)
Tom Gheeraert
Tom Gheeraert Medewerker KW

“Dat er een huisartsentekort is, moeten we relativeren”, zegt dokter Jef Vulsteke uit Woesten. Hij is ondertussen 68 jaar, maar doet onverdroten voort met zijn praktijk, die hij met zijn echtgenote en oudste zoon in de Elverdingestraat deelt.

Deze reportage maakt deel uit van ons ‘Dossier Huisartsentekort’.

Jef Vulsteke (68) is huisarts sinds 1975. “Ik ben ondertussen 68 en dus op pensioengerechtigde leeftijd, maar ik werk nog steeds van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat, omdat ik mijn job graag doe. Wat mij betreft, is er dus nog veel arbeidsvreugde in ons vak. Ik koos destijds voor de specialisatie huisartsgeneeskunde voor het communicatieve, het gegeneraliseerde… Het was een andere tijd, maar het sprak me vooral aan om dicht bij de mensen te staan. Ik ben ondertussen ook al meer dan 25 jaar opleider voor de universiteit voor studenten. Jaarlijks zijn er in mijn praktijk studenten en dokters in opleiding aanwezig.”

Taak afbakenen

Ook Jef zag de jongste jaren vooral in de media dat er een huisartsentekort is. “Dat moet je een beetje relativeren, vind ik. Wat is een tekort? In Nederland zijn er de helft minder huisartsen en daar werkt het toch ook? Om te weten hoeveel actoren je nodig hebt om een bepaalde taak in te vullen, is het belangrijk om die taak eerst goed af te bakenen. Wie doet wat in de gezondheidszorg? Mensen weten soms niet goed waar ze terecht kunnen. Je moet voor een banale luchtwegeninfectie niet naar een universitair ziekenhuis gaan. Er is moeilijk een grens te trekken tussen de eerste (huisartsen, red.), tweede (ziekenhuisartsen, red.) en derde lijn (universitaire ziekenhuizen, red.). Dat is constant aan het evolueren. Om het met een modewoord te zeggen: er is veel grensoverschrijdend gedrag. Ik heb vroeger een hele parochie kinderen op de wereld gezet, maar die tijd is natuurlijk al lang voorbij.”

Maar wat schrikt studenten geneeskunde dan af om zich te specialiseren in huisartsgeneeskunde? “Studenten zien tijdens hun studies het comfort van in een ziekenhuis werken”, verklaart Jef. “Dat is bij wijze van spreken een beschutte werkomgeving. De balans tussen werk en privé is er meer in evenwicht. De beschikbaarheid schrikt hen af, maar de huisarts moet het eerste aanspreekpunt blijven, laagdrempelig zijn. We zijn echte frontlijndokters.”

Door de toegankelijkheid van de huisartsen zijn ze ook kwetsbaar. Iedere huisarts die ‘s nachts op pad moet, heeft wellicht dokter Patrick Roelandt uit Ingelmunster in zijn achterhoofd. De man werd ruim twee jaar geleden tijdens een huisbezoek door een patiënt vermoord. “Het onveiligheidsgevoel in deze regio is toch minimaal. In grote steden is dat misschien een gegeven en 100 % veiligheid kan je in principe nooit garanderen, maar zelf heb ik me nog nooit onveilig gevoeld. Hier en daar was er wel eens een beetje agressie. Ik denk dat het risico van je met je wagen op de weg te begeven nog een stuk groter is. Je moet dat ook kunnen relativeren.”

“Ik heb een hele parochie kinderen op de wereld gezet, maar die tijd is voorbij”

Opwaardering

“Ik denk wel dat het beroep van huisarts de jongste tijd een opwaardering kreeg. Steeds meer studenten kiezen voor huisarts. Zij voelen ook aan dat het een beroep is dat afgebakend is, dat je kan overleggen of samenwerken met collega’s, waardoor je betere uren kunt werken. Samenwerken hoeft tegenwoordig ook niet meer onder één dak. Door de moderne communicatie kunnen diverse praktijken gelinkt worden. Het landschap is ook veranderd, de kwaliteit in de gezondheidszorg verbeterd. Toen ik begon, moest ik vaak ‘s nachts uit mijn bed. Dat was onder meer voor ontregeling van diabetes, astmapatiënten, patiënten met hartproblemen… Tegenwoordig doen we meer aan preventie. De medicatie is ook veel verbeterd. Een acute astma-aanval zie je niet vaak meer doordat de industrie zodanig goeie medicatie op de markt gebracht heeft. Patiënten controleren tegenwoordig ook zelf hun diabetes.”

Gewoon ‘Jef’

“Ik denk ook dat de verloning van huisartsen verbeterd is. Die kan nog beter, maar waar stopt het dan? Het moet betaalbaar blijven. De artsen in de tweede lijn krijgen wel nog altijd een betere verloning. De media maken soms een onderscheid tussen een specialist en een huisarts, maar eigenlijk zijn huisartsen specialisten in de eerste lijn. De mensen moeten weten dat wij een beroep hebben die zeer essentieel is. Vroeger waren de mensen misschien wat te onderdanig. De dokter had iets paternalistisch. Vroeger spraken de mensen mij aan als meneer doktoor, maar nu is het gewoon Jef. Dat vind ik een goeie evolutie, maar we zijn ook geen pakjesdienst. Mensen kunnen niet wachten. Ze zijn te veel verwend. Toen ik begon, belden de mensen op maandag om te vragen of ik in de loop van de week eens konden binnen springen. Nu bellen ze en vragen ze of ik vandaag tussen 13 en 14 uur kan komen. Maar het is niet omdat een patiënt niet onmiddellijk op zijn wenken bediend wordt, dat je een slechte gezondheidszorg hebt of dat er een huisartsentekort is.”

“Ik wil voortdoen tot aan mijn 75ste”

Dokter Jef Vulsteke houdt duidelijk van zijn beroep. Dat enthousiasme is blijkbaar aanstekelijk want alle drie zijn kinderen werden dokter.

Dokter Jef deelt zijn praktijk met zijn echtgenote Adine Braem en zoon Philip in de Elverdingestraat in Woesten. “Mijn drie kinderen zijn allemaal arts geworden. Dus je kan wel zeggen dat ik de liefde voor de stiel goed heb doorgegeven”, lacht Jef. “Ze vinden het blijkbaar een boeiend beroep. Ze hebben gezien dat ik veel werkte, maar dat heeft hen blijkbaar niet afgeschrikt. De oudste zoon Philip werkt samen met ons en is ook sportarts, mijn dochter Chantal is oogarts in het AZ Delta in Roeselare en de jongste zoon is oncoloog in Maria Middelares in Gent en ook docent.”

“Ik had vooral veel flitscontacten met de kinderen, aangezien ik van thuis uit werkte. Zij kwamen gewoon aan mijn deur kloppen. Als je extern gaat werken heb je meer nood aan afgebakende uren. Het had ook nadelen. Als je onder het dak woont waar je werkt, dan ben je eigenlijk constant op je werk en nooit ‘vrij’.”

Toch denkt de Woestense huisarts nog niet meteen aan stoppen. “Ik zou zeker willen voortwerken tot ik 75 ben. Ik doe het nog altijd graag, omdat ik zie dat ik nog een meerwaarde kan bieden en dat mensen mij nog vertrouwen. Ik heb ook het geluk dat ik nu met mijn zoon kan samenwerken. Stel dat ik eens een namiddag ergens naartoe wil gaan, dan kan ik dat nu ook. Dan springt Philip wel voor mij in. Een avondje vrij was vroeger een luxe en ik mocht er niet aan denken om er eens vier dagen tussenuit te knijpen. Nu wel. Trouwens, zoiets willen jongeren tegenwoordig ook, en dit wordt steeds meer door groepspraktijken opgevangen.”