Onze man ging kamperen aan ’t Klein Strand, waar West-Vlamingen thuis zijn

De uitbaters van de plaatselijke bistro, Stefaan Joseph en Marina Vanhaeren in de strandzetels bij onze man. En Jade Delmeiren en Louis Ravelingeen, twee jobstudenten die verantwoordelijk zijn voor de kinderanimatie op ‘t Klein Strand. © foto Christophe De Muynck
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Wat zoekt een mens aan ‘t Klein Strand, terwijl de zee en het groot strand tien kilometer verder liggen? Wel, je kan er kamperen. Maar niet zoals in het liedje dat we destijds zongen: ‘Kamperen is een mooie zomersport waardoor je steeds maar jonger wordt.’ De meeste mensen die er verblijven, zijn tweedeverblijvers en worden er niet jonger op. “Hier vind je nog de gemoedelijkheid van weleer”, noteerde onze man, die er een dag ging kamperen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Het gros van de kampeerders dat op ‘t Klein Strand zijn tweede thuis gevonden heeft, is West-Vlaming en komt vaak uit de onmiddellijke buurt. Sara Lievens en Chris Harri wonen in Assebroek. “In onze jonge jaren zijn we een paar keer op reis geweest, naar Oostenrijk en Zwitserland. Maar toen onze zoon geboren werd, kreeg hij op zes maanden een zware epilepsieaanval en is hij verstandelijk beperkt gebleven… De schrik zit er sindsdien in om met hem in een ziekenhuis te belanden waar ze zijn voorgeschiedenis niet kennen”, zegt Chris. “Hij krijgt nog geregeld aanvallen en is mentaal een jaar of zeven oud”, geeft Sara mee. In werkelijkheid is hun zoon 25. “Hij voelt zich hier thuis. Dit is zijn wereld hier. Met zijn fiets rijden, vriendjes maken…” Terwijl Chris voor de zoveelste keer zwaait naar een voorbijganger, zegt hij: “We zijn ook geen mensen die graag het vliegtuig nemen. Ik heb daar geen behoefte aan.”

Sara bracht als tiener veel tijd door op ‘t Klein Strand. Tien jaar lang trokken zij en Chris naar de Ardennen en haar moeder ging mee. “Maar dat was op de duur te ver. Iedere keer in die file staan. Daarna hebben we tien jaar een trekcaravan gehad in de Blaarmeersen. Tot Marc Coucke en een kompaan uit Knokke die camping overnamen. Toen werden we zonder boe of ba buiten gebonjourd. Alle vaste verblijvers moesten er weg. Zo zijn we hier terechtgekomen. We hebben een stacaravan gekocht. En mijn moeder woont in de caravan tegenover ons.”

Familiecamping

’t Klein Strand is echt een familiecamping. “Iedereen kent hier iedereen”, hoor je vaak zeggen. Mensen zoeken de gemoedelijkheid en de familiariteit die hen in het echte leven lijkt te ontglippen. “Ik kwam hier al met mijn ouders”, is heel dikwijls het antwoord als je de tweedeverblijvers vraagt hoe ze er terechtgekomen zijn. Kurt De Jaegere uit Izegem is al 25 jaar een vaste gast. “We zijn hier beland doordat mijn schoonouders hier een stacaravan hadden gekocht. Na verloop van tijd hebben wij hun caravan overgenomen en hebben zij een nieuwe gekocht, waarin wij onze intrek hebben genomen toen zij overleden waren”, zegt hij.

Kurt slijt veel van zijn vrije momenten aan de visvijver op het domein. Of hij drinkt eens een glas in de plaatselijke bistro, de Happy Days. “Waar het eigenlijk om gaat, is dat je eens weg bent”, laat hij verstaan. “Het is eens iets anders. Zodra je je deur uitkomt, roept en zwaait iedereen die je ziet. Hier vind je nog de gemoedelijkheid van weleer. Thuis woon ik in een rijhuis en daar zie je geen kat op straat. Maar hier komt iedereen buiten. Zodra ik het terrein oprij, ben ik een stuk relaxter, overvalt me een vakantiegevoel. Ik ga soms van hier naar mijn werk. Mijn vrouw ook. Je moet een half uurtje vroeger opstaan, maar dat maakt niet uit.”

Dorpen met minder bewoners

Jan Heus is nog maar enkele jaren directeur van ‘t Klein Strand. Zelf was hij nooit een kampeerder. En hij is dat nog niet. “Ik heb 28 jaar in de voedingssector gewerkt. Op mijn vakantiedagen na ben ik nooit een dag thuis geweest. En plots stond ik op straat. Dat heeft me aan het denken gebracht. Ik wou een job met een beetje variatie. Een ex-collega wist van een interessante vacature en bracht me hierheen. Ik ben van Koekelare, niet echt ver hier vandaan, maar ik was hier nog nooit geweest. Ik heb vrij snel toegehapt. Omdat het een job is waarvoor ik niet de hele tijd achter mijn computer moet zitten, want ik ben daar niet voor gemaakt. Ik moet nu natuurlijk vaak werken als anderen thuis zijn, maar het werk bevalt me.”

Mensen gaan naar het Klein Strand om zich te ontspannen. Ze willen fatsoenlijk logement en aangename animatie. “Op piekmomenten vertoeven hier soms 5 à 6.000 bezoekers”, zegt Jan. “Er zijn veel dorpen met minder bewoners. We hebben hier 450 standplaatsen voor mensen die een eigen caravan hebben en een lapje grond van ons huren. We hebben ook nog 100 plaatsen voor toeristen, mensen met een caravan, een camper of een tent, en ook nog 40 verhuurchalets met twee of drie slaapkamers, waaronder vier luxetenten of glampings.”

Verjonging door corona

Toen Jan Heus als directeur aan de slag ging, waren er 100 vaste standplaatsen die er verlaten bij lagen. “Die zijn intussen allemaal ingenomen”, klopt Heus zich terecht op de borst. “We zijn voortdurend de infrastructuur aan het moderniseren, we trachten de faciliteiten te verbeteren en met onze kleine ploeg afwisselende animatie-activiteiten te voorzien. En uiteraard zorgen we ook op het strand voor nieuwigheden. Zoals het Aquapark, dat het jonge volkje kan bekoren.”

De ouderen komen omdat ze op de camping nog de gemoedelijkheid van vroeger vinden, maar door corona is een deel van hen weggebleven. “Niet leuk voor hen”, geeft Heus toe, “maar voor ons is dat verhaal positief uitgedraaid. Oudere bezoekers durfden niet meer te komen als het druk was en bijgevolg gingen ze zich afvragen waarom ze nog hun standplaats betaalden. Die evolutie heeft voor een verjonging gezorgd. Veel kinderen hebben de caravans van hun ouders of grootouders gekocht. We zien over de hele lijn een jonger publiek. Sommigen redeneren: “We gaan hier een standplaats nemen, want als we straks niet met het vliegtuig weg kunnen, zijn we tenminste zeker dat we in Jabbeke met vakantie kunnen.’”

Ge moe nie verre rien oem u te jeun, zegt Sidney Senecaut die samen met zijn vrouw Tina Mathys en hun twee schattige meisjes sinds een jaar een stacaravan op een plekje dicht bij het strand geposteerd heeft. “Vroeger hadden we een caravan in Heeze, bij Eindhoven, in Nederland. Maar waarom zou je in tijden van waanzinnig dure brandstofprijzen nog zo ver rijden? Wil je er met het hele gezin met het vliegtuig op uit, betaal je drie keer zoveel als wat wij hier voor het hele jaar uitgeven. Het is hier gezellig, we hebben een strand, glijbanen en er is animatie voor de kinderen. Het is veel meer dan een camping, het is een recreatiepark.”

Veiliger dan aan zee

Het lijkt wel wat vreemd dat Sidney een vaste stek heeft op ‘t Klein Strand, terwijl hij met zijn gezin in Middelkerke woont, vlakbij een groot strand. “Het is hier veiliger”, zegt hij. “Rustiger ook. Wij gaan in Middelkerke nooit naar zee. Kan raar klinken, maar hoeveel mensen die in de Ardennen wonen, gaan nooit in de bossen wandelen? Aan zee ben je met kinderen op het strand geen seconde op je gemak. Hier kunnen ze ongestoord rondlopen met hun maatjes. Ze zijn vrij. In onze kindertijd speelden we op straat. Nu moet je er als ouder niet meer aan denken je kinderen alleen buiten te laten. Wel, hier kan dat nog.”

Een vreemd fenomeen toch, al die gewone mensen die een verplaatsbaar huisje hebben in de buurt van waar ze wonen. Ze ontvluchten de sleur en maken ook van dat andere huisje eentje met een keukentje en een tuintje. Emanuel Hoet uit Diksmuide verblijft al 31 jaar zes maanden per jaar op de camping. Nu hij met pensioen is, klust hij er wat bij als flexijobber. Hij wordt vergezeld door Maarten Cappelle, een jobstudent uit Aartrijke, zeven kilometer van ‘t Klein Strand, die op de camping is opgegroeid. “Ik heb het nooit anders geweten, acht maanden per jaar verblijf ik hier met mijn ouders. Mijn vrienden zijn hier, mijn leven speelt zich grotendeels hier af, het is hier altijd vakantie. ‘s Morgens neem ik van hieruit de bus naar school.”

Ge moe nie verre rien oem u te jeun

Jaap en Angeline Roovers weten niet goed wat ze ervan moeten denken, van al die huiselijke Vlamingen die hier een huisje hebben, zo vlakbij huis. Al hebben ze zelf best rare gewoontes, die gepensioneerde Nederlanders. Ze zijn allemaal in Jabbeke om Brugge te bezoeken. Een camping is tenslotte goedkoper dan een hotelkamer. De meesten onder hen zijn met een camper gekomen. Maar Jaap en Angeline wilden dat niet. Sheraton on Wheels hebben ze hun voertuig gedoopt.

“Tien jaar lang zijn we van oktober tot april in Thailand geweest”, zegt Jaap. “Maar door corona kwamen we Thailand niet meer in. Dus zeiden we: ‘Laten we dan maar met een caravan gaan rijden.” Voorwaarts gaat prima, achterwaarts kan ik nog wat oefening gebruiken”, gniffelt hij. Jaap is inmiddels 77, zij wordt 74. Je zou hen beiden tien jaar jonger schatten. “Ik ben aan mijn bucketlist bezig”, zegt ze. “Brugge prijkt daarop en met een caravan Europa ontdekken ook.” Een caravan, geen camper. “Steeds meer steden laten die niet meer toe. Wij koppelen onze caravan los en rijden gewoon verder met de wagen.”

Weekend met de kleinkinderen

Roos en Alain uit Geluwe dragen allebei de naam Verstraete. Ze zijn getrouwd, maar stammen niet uit dezelfde familie. Ze zijn zestigers en met pensioen. Sinds een jaar of vijf hebben ze een caravan. “We komen hier naartoe voor ons jaarlijkse weekend met de kleinkinderen”, zegt Roos. Alain: “Het eerste jaar was het weekend met de kleinkinderen in Wachtebeke, dan op de Blaarmeersen en sinds we naar hier gekomen zijn, mogen me nergens elders meer naartoe. Ze vinden het hier heerlijk. En het is niet ver. Zelf vind ik het leuk, maar lastig. ‘s Namiddags gaan we naar het meer. Ze zwemmen wat en ze mogen dan een ijsje eten. Ja, het is wel een goeie camping. De hagen zijn geschoren, het gras is afgereden. De toiletten en douches zijn proper.”

Roos kampeert al van voor ze het zich kan herinneren. “Mijn ouders trokken met de fiets naar zee met twee borstelstokken waar ze een tentzeil over spanden. Tot ik veertien was, spendeerden we iedere zomer aan zee, nadien gingen we naar de Ardennen.” En ook met hun eigen kinderen gingen ze altijd kamperen. “Ze waren vier maanden oud toen we ze meenamen in de rugzak”, zegt Alain. Ze zijn lang met tenten blijven reizen en zijn daarna overgeschakeld op een tentvouwwagen. “Sinds een jaar of vijf hebben we een sleephut”, lacht hij. “Een caravan”, vertaalt hij meteen. “Voor ons gemak. En omdat we een beter bed konden gebruiken. Zoals wij nu kamperen, is het niet echt meer goedkoop, maar wel een stuk comfortabeler. Dat mag wel, op onze leeftijd.”