VMS-directeur Willy Phlypo na 31 jaar met pensioen, helaas zonder toeters en bellen

VMS-directeur Willy Phlypo: "We hebben veel ruimte. Dat is belangrijk voor jonge mensen." (foto S. Beel) © Stefaan Beel
Peter Soete

Niets is voor eeuwig, ook het directeurschap niet van Willy Phlypo (65) in de VMS. Al had de man in kwestie er ongetwijfeld nog enkele jaren mee doorgedaan. En afscheid nemen in coronatijden, stond al helemaal niet op zijn programma.

Afscheid nemen van je levenswerk in coronatijden, hoe wreed is dat niet?

Willy Phlypo: “Ik had mijn afscheid als directeur van de VMS nog maar net een plaatsje gegeven en dan worden we geconfronteerd met een virus dat niet alleen gevaarlijk en dodelijk is maar ook het volledige sociale leven lam legt. Eerlijk, ik had me mijn laatste maanden anders voorgesteld. Ik had gedacht dat er iedere week minstens één gebeurtenis kon zijn die een feest zou zijn. Maar alles is weggeveegd: het schoolfeest, de opendeurdagen, de reis van de laatstejaars naar Barcelona, het driedaagse kamp van onze eerstejaars in Westouter, de schoolreis naar Parijs en het avonturenweekend in Durbuy van onze derdejaars, de barbecue van de personeelsleden, de verrassingsreis. En als er een week geen reden was om te feesten, dan hadden we wel een feest uitgevonden met onze mensen (lacht).”

Feesten zit in het DNA van de VMS en zijn directeur?

“Absoluut. Want bij mijn afscheid zou er een feest geweest zijn voor de leerlingen met Stress Factor en op een ander tijdstip een grote show, zou er een feest voor onze oud-leerlingen komen en natuurlijk ook een ferm feestje voor het huidige VMS-personeel. Feesten is belangrijk: een moment waar leute wordt gemaakt, zorgt voor een goede band. Vriendschapsbanden worden nog steviger aangehaald en een feest is ook de gelegenheid om scherpe kantjes af te vijlen.”

Maar steeds met het welzijn van collega’s en leerlingen in het achterhoofd?

“Op serieuze momenten wordt er zeer ernstig gewerkt en dan is het ook belangrijk dat iedereen die stap extra zet voor de school en voor de leerlingen. De VMS is veel meer dan een school tussen het eerste en laatste belsignaal. Ik heb altijd een grote betrokkenheid verwacht van mijn mensen. En ook van de partners, inderdaad. Ik vind het belangrijk dat de partners ook meestappen in ons verhaal. Ze kwamen helpen op eetfestijnen, opendeurdagen en iedere keer wanneer het nodig was, waren zij van de partij. Daarom heb ik liefst dat de partners mee komen op ons personeelsfeest. Gewoon om hen te laten voelen dat zij even welkom zijn.”

Je bent op 1 januari 1989 directeur van de VMS geworden nadat je er acht jaar leraar bent geweest?

“Ja, en de VMS zat toen niet in de beste papieren. In januari 1989 telde onze school 277 leerlingen en in september 1989 amper 236 leerlingen. Dat was een moeilijke periode en dat heeft me toch een aantal slapeloze nachten bezorgd. Maar door hard te werken en zeer goed voor onze leerlingen te zorgen, zijn we er geraakt en tellen we vandaag 675 leerlingen.”

In al die jaren heb je ook grote uitbreidingen gedaan en huizen en grond gekocht in de onmiddellijke omgeving van de school?

“Als er iets te koop kwam en we konden het ons veroorloven om het te kopen, dan deden we dat. Je krijgt maar één keer de kans in je leven om het eigendom van je buur te kopen. En alle aankopen gebeurden steeds met het welzijn van onze leerlingen voor ogen. Jonge mensen moeten ruimte hebben in hun jonge leven en dat vertaalt zich zeker in grote speelplaatsen en ruime klassen.”

VMS-directeur Willy Phlypo en Spil-directeur Filip Strobbe kijken hoe VMS-leerling en olympisch kampioen Fred Deburghgraeve het gulden boek signeert.
VMS-directeur Willy Phlypo en Spil-directeur Filip Strobbe kijken hoe VMS-leerling en olympisch kampioen Fred Deburghgraeve het gulden boek signeert.© Stefaan Beel

“Toen ik net directeur was, mocht ik meteen de gebouwen voor de eerste graad in de Blekerijstraat openen. Daardoor kon ik bijna niet aanwezig zijn in de kraamkliniek waar mijn echtgenote Anne Mie verbleef na de geboorte van onze dochter. En in de dertig jaar dat ik directeur ben geweest, kochten we de vroegere steenkapperij Vansteenkiste en het woonhuis ernaast en bouwden we dat uit tot onthaal en secretariaat met daarachter een grote fietsengarage en enkele klaslokalen. We konden in 2017 eveneens een prachtige sporthal bouwen en in september starten we met de bouw van een nieuw schoolgebouw dat aan de huidige VMS wordt gebouwd. Hiervoor verdwijnt een deel van de personeelsparking maar het comfort van onze leerlingen primeert.”

Je kent de VMS wellicht beter dan je eigen huis?

“Dat is misschien overdreven maar ik ken de school inderdaad zeer goed, van de leraarskamer over het rotariaat waar ik soms kopies maak tot de keuken waar ik ook de professionele vaatmachine kan bedienen. De VMS is echt mijn tweede thuis. Ik kwam en kom iedere dag naar school. Ja, ook in het weekend. Op zaterdag komen er soms leerlingen studeren omdat het hier rustig is en dan ondervraag ik soms woordjes Frans of leg ik een economisch of wiskundig begrip uit waarmee ze worstelen. Ook op zondag kom ik naar school. Het is hier dan zeer rustig en dan kan ik werken aan mijn administratie en geef ik de bloemen en planten op de speelplaats water. De VMS is mijn leven maar dat is maar mogelijk omdat mijn gezin mij daar altijd in steunt en mij de kans heeft gegeven om zo’n groot engagement op te nemen. Ik besef maar al te goed dat dit niet zo evident is geweest en ik kan hen nooit genoeg bedanken voor hun steun en hun geloof in mij.”

“Op zaterdag ondervraag ik woordjes Frans of leg ik wiskunde uit op school”

En nu ben je aan de laatste VMS-bladzijden bezig?

“Het zal zeker aanpassen zijn. Ik zal nu natuurlijk meer tijd hebben voor Anne Mie en mijn kinderen en kleinkinderen. Maar helemaal niets meer doen en ‘genieten’ van mijn pensioen, zal ik toch niet kunnen.”

Afsluiten doen we met een vrolijke noot en met het legendarische ‘ tussenpintje’ dat je een jaar geleden hebt gelanceerd. Volgend jaar in de Dikke Van Daele?

“Neen, neen, dat hoeft niet (lacht). Mijn VMS-collega’s en enkele andere mensen hebben dat opgepikt op een paar feesten waarop ik ook aanwezig was. Tussen twee gerechten strek ik graag even de benen en maak dan een praatje met andere mensen aan de toog. En dan drink ik een ‘tussenpintje’, een glas bier tussen twee gerechten. En blijkbaar hoor je dat woordje meer en meer op feesten, enfin, toch tot aan de coronacrisis.”