Koen Denys (50) treedt toe tot bestuur van Maten van Peegie: “We kregen zakgeld dat in de almanak van ’t Manneke zat”

Koen Denys: “Nieuwe bstuursmensen vinden is een uitdaging”. © Stefaan Beel stefaan beel
Peter Soete

Koen Denys is ondervoorzitter van ’t Manneke uit de Mane en bereklid van de Maten van Peegie in Roeselare. Kan moeilijk anders als je grootvader Willem Denys is, de bezieler van beide verenigingen. En omdat Koen in Hooglede woont, is hij ook nog eens voorzitter van judoclub Jenos Kwai.

Wie is Koen Denys?

Geboren in Roeselare op 14 juni 1974, gehuwd met Kathleen Gilden, twee kinderen: Warre (21) en Lien (19). Dit gezin woont in Hooglede.

Opleiding en loopbaan

Lager onderwijs sted. basisschool Brugsesteenweg, middelbaar onderwijs in Sint-Bernarduscollege Nieuwpoort en H. Hartcollege Waregem. Hoger onderwijs in Leuven (marketing). Tien jaar aan de slag bij Spar, vervolgens bij een KMO in Brugge en nu al bijna 20 jaar bij Vandenabeele Ingelmunster als algemeen directeur.

Vrije tijd

Jenos Kwai, ’t Manneke, Maten van Peegie, badminton.

Je hebt best bekende voorvaderen?

“Mijn overgrootvader Achiel Denys was in 1923 een van de initiatiefnemers om de volksalmanak ’t Manneke uit de Mane weer op te starten. Na WO II herbegon mijn grootvader Willem Denys met ’t Manneke opnieuw uit te geven. Maar wellicht is mijn grootvader meer bekend met zijn boeken over Peegie van de Nieuwmarkt. Hierin schetst hij op humoristische wijze de levensverhalen van de Nieuwmarkters, de rasechte Roeselaarse commerçanten.”

Willem was ook een echte commerçant?

“Ja, hij baatte de ouderlijke stoffen- en pelzenwinkel Denys-Schelpe uit in de Ooststraat. De winkel huisde in een mooi gebouw met een prachtige gevel waarop nu nog te lezen staat: ‘dit huis is de tijger genaamd’ en ‘dit huis is de vlinder genaamd’. Het is een van de mooiste gevels van Roeselare. Ik zou de winkelende mensen zeker aanraden om niet alleen in de etalages te kijken maar nu en dan eens omhoog te kijken naar de gevels. Er zitten echte pareltjes bij.”

Het was een oom die de familiezaak verder zette?

“Ja, nonkel Jan nam de stoffen- en pelzenzaak over. Mijn grootvader en grootmoeder hadden tien kinderen: zes zonen en vier dochters. Ik heb maar liefst 30 neven en nichten. En met Kerstmis kwamen alle kinderen en kleinkinderen thuis samen bij oma en oma. Dat was best druk, ja (lacht).”

De boodschap van ’t Manneke en ook van Peegie is eigenlijk eenvoudig?

“Heel zeker, Willem wilde de Roeselaarse en Vlaamse geest verweven met het culturele leven zonder iets of iemand in een hokje te stoppen. Zowel Peegie als ’t Manneke zijn niet politiek geïnspireerd. Humor moet geestig zijn zonder iemand te kwetsen. Het mooiste voorbeeld gaf Willem zelf toen hij eens een hele namiddag moppen vertelde over nonnen en priesters aan… nonnen en priesters.”

“Alles is begonnen aan de clubtoog”

Jij ben ongetwijfeld opgegroeid met Peegie en ’t Manneke?

“Laat ons zeggen dat ik zalig erfelijk belast ben. Zalig omdat het aangenaam was en is, ook al groeit de interesse voor cultuur maar naarmate je ouder wordt. Maar ik herinner me dat wanneer we onze nieuwjaarsbrieven opzegden, we zakgeld kregen dat in de almanak van ’t Manneke zat. Die volksalmanak speelde dus al van jongs af een rol in ons leven. Zelfs nu krijgen onze kinderen en wij nog steeds een almanak met wat zakgeld met Nieuwjaar van mijn ouders (lacht).”

Je bent onlangs toegetreden tot het berek (het bestuur, red.) van de Maten van Peegie?

“Ik ben al enkele jaren lid en dat vond ik al een grote eer want je moet daarvoor voorgedragen worden. Enkele weken geleden kreeg ik de vraag of ik geen deel wilde uitmaken van het berek. Ik heb het eerst aan mijn pa gevraagd en dan aan mijn vrouw en gelukkig zegden ze allebei ja.”

Lopen jongere mensen anno 2025 nog warm voor ’t Manneke uit de Mane en voor Peegie?

“Dat is inderdaad een gigantische uitdaging. We moeten proberen te vernieuwen en te verjongen, maar iedere vereniging heeft het vandaag moeilijk om geëngageerde mensen te vinden die zich vrijwillig inzetten voor de beleving van iemand anders.”

Jij bent bovendien ook nog eens voorzitter van judoclub Jenos Kwai?

“Ik heb zelf nooit judo gedaan, maar ik vind dat een ongelooflijk mooie sport. Mijn kinderen mochten kiezen welke sporten ze wilden beoefenen, maar judo moest daar zeker bij zijn (lacht). En we kozen voor Hooglede omdat dit de thuisbasis was van de Olympische kampioenen Ulla Werbrouck en Gella Vandecaveye.”

Hoe schop je het dan tot voorzitter?

“Alles is begonnen aan de toog. Je praat met enkele ouders en bestuursleden terwijl je kinderen trainen en je toont betrokkenheid. En dan komt de onvermijdelijke vraag of je geen interesse hebt om in het bestuur te komen. En zo komt het dat ik al vijftien jaar in het bestuur zit waarvan de laatste twee jaar als voorzitter. Mijn vrouw is op 36-jarige leeftijd gestart met judo en mijn kinderen en zij zijn ondertussen judo-lesgevers.”

Beroepshalve draag je ook verantwoordelijkheid?

“Ik ben algemeen directeur bij Vandenabeele in Ingelmunster. Wij spitsen ons toe op vier takken: onderdelen voor de garagesector, uitrustingen voor de werkplaatsen van de industrie, telecom en IT. We werken met meer dan 70 medewerkers en draaien een omzet van 25 miljoen euro. Dus dat vraagt ook inzet en flexibiliteit. Laat ons zeggen dat ik zondagavond tussen acht en twaalf toch een paar uur vrij ben (lacht).”

Ik ben gelukkig omdat …

“… de Roeselaarse burgemeester en bestuur de stad laten herleven volgens Peegie: met veel leute en een hart voor commerce.”

Partner Expertise