Vader van Annie Van Paemel uit Blankenberge werkte verplicht als kok in Auschwitz

Annie Van Paemel: “De universele waarde van dit familieverhaal ben ik pas later gaan beseffen.”© Davy Coghe
Annie Van Paemel: “De universele waarde van dit familieverhaal ben ik pas later gaan beseffen.”© Davy Coghe
Hannes Hosten

Annie Van Paemel (64) schreef samen met Dirk Verhofstadt een beklijvend boek over haar vader Willy Van Paemel, die tijdens de Tweede Wereldoorlog verplicht was tewerkgesteld als chef-kok in Auschwitz. Willy werkte niet in het uitroeiingskamp zelf, wel op de industriële site van IG Farben, waar krijgsgevangenen en Joodse dwangarbeiders moesten werken. “Mijn vader was geen dader en geen slachtoffer”, aldus Annie. “Maar Auschwitz heeft hem ongetwijfeld getekend.”

Annie Van Paemel, vroeger leerkracht moraal en moreel consulent bij Defensie, vond destijds een stapeltje brieven van haar vader aan haar moeder, verzonden uit Auschwitz. Toen ze haar moeder vroeg waarover het ging, wimpelde die haar af. Na de dood van haar moeder ging Annie de brieven lezen. Zo begon een speurtocht naar wat haar ouders in de oorlogsjaren beleefden. Heel wat documenten, zoals loonbrieven, dagboeken, paspoorten, foto’s… bleven bewaard. Willy Van Paemel (1914-1999), de vader van Annie, was een geboren en getogen Blankenbergenaar die meewerkte in het familiepension en later beroepskok werd. Zijn tweelingbroer was de bekende kunstschilder Leo Van Paemel. Annies moeder, Yvonne Schollen, was acht jaar jonger en uit Antwerpen afkomstig. Zij overleed in 2008.

“Begin 2020 woonde ik een lezing bij van Dirk Verhofstadt, politiek filosoof en broer van onze oud-premier, over zijn boek Kleermaker in Auschwitz . Ik sprak hem aan over de vele archiefstukken die ik had over mijn vader. Hij twijfelde geen seconde en stelde voor om daar samen een boek over te schrijven. Dirk schreef de geschiedenis van IG Farben, ik legde me toe op mijn familiegeschiedenis. Ik was me eerst niet zo bewust van de universele waarde van dit familieverhaal. Het zijn mensen uit mijn omgeving die me ervan overtuigd hebben. Maar nu vind ik het wel belangrijk voor de toekomstige generaties. Het boek verscheen in mei en de eerste druk is al nagenoeg uitverkocht. Er komen een tweede en derde druk aan.”

Willekeurige brutaliteit

“Bij het begin van de oorlog moest het ouderlijke hotel sluiten. Willy en Leo gingen bij een nonkel in Antwerpen logeren. Leo liep er academie, Willy werkte er in een gerenommeerd hotel”, doet Annie het verhaal. “Het was daar dat hij mijn moeder leerde kennen, die in datzelfde hotel als boekhoudkundige werkte. Bij het begin van de oorlog werd vader als soldaat opgeroepen. De Duitsers maakten hem krijgsgevangen toen ze het Fort van Eben-Emael veroverden. Hij bleef drie maanden gevangen in Duitsland. Dat was een eerste onaangename kennismaking met de Duitsers. Hun willekeurige brutaliteit choqueerde hem enorm.”

“Uiteindelijk kon hij naar Antwerpen terugkeren, maar werd eind 1942 verplicht tewerkgesteld in Duitsland. Hij kreeg het bevel zijn valiezen te pakken en over twee dagen in het station van Antwerpen te vertrekken, bestemming onbekend”, vertelt Annie. “Het eerste wat hij deed, was schrijven naar mijn moeder. Naderhand zou blijken dat nagenoeg alle brieven gecensureerd en geopend zouden worden. Veelal waren ze doorkruist met een dikke blauwe streep en op de enveloppe stond een stempel: geoffnet . Over zijn leefomstandigheden kon hij niet openhartig schrijven.”

Overschot voor Joden

Willy Van Paemel moest als chef-kok gaan werken in Auschwitz, maar niet in het uitroeiingskamp zelf. Hij moest aan de slag op Auschwitz III , de industriële site van het concern IG Farben, waar ook BASF, Bayer en Agfa toebehoorden. Daar werden synthetische olie en rubber gemaakt, maar het concern werkte ook volop mee aan de Duitse oorlogsmachine. IG Farben had een groot aandeel in het bedrijf dat het gifgas Zyklon B produceerde en deed proeven met geneesmiddelen op Joodse gevangenen. Krijgsgevangenen en Joodse dwangarbeiders moesten er werken in erbarmelijke omstandigheden.

“Op Auschwitz III was ook een kamp voor Joodse dwangarbeiders”, vertelt Annie. “De reden was enorm cynisch: als de Joden uit Auschwitz zelf moesten komen, waren ze na dat eind lopen te uitgeput om te werken. Als ze op de industriële site verbleven, konden ze er meteen aan beginnen. Mijn vader en zijn keukenploeg moesten voor 2.700 mensen koken. Er heerste een hiërarchie volgens ras. Dwangarbeiders uit West-Europa kregen beter eten dan die uit Oost-Europa. Joden kregen het absolute minimum.”

“Voor zover het kon, probeerde vader de Joodse dwangarbeiders te helpen. Hij schilde de aardappelen in kubusvorm, zodat dikke schillen overbleven. Die schillen, en andere voedseloverschotten, plaatste hij aan het hek waar colonnes Joden passeerden. Vader had een trucje om de Duitsers te misleiden. Hij zorgde er voor een zwerfhondje, dat hij Rabio had genoemd, Frans voor ‘overschot’. En dan wisten de Joden dat ze daar terecht konden. De Duitsers hebben het nooit gemerkt. Zij dachten dat hij zijn hondje riep.”

Moeder kwam achter

“In juli 1943 ging mijn moeder vader achterna. Zij was niet verplicht naar Duitsland te gaan, maar door de vele bombardementen in Antwerpen was het er ook niet echt veilig meer te noemen. Als ik moet sterven in een bombardement, dan liefst in de armen van Willy , moet ze hebben gedacht. Al bij al was het voor hen relatief veilig in Auschwitz. Moeder mocht niet bij vader werken, ze moest smerig werk doen in een Italiaans kamp wat verderop. Maar ze kreeg wel soms de kans bij hem te zijn. Ze genoten er een zekere bewegingsvrijheid en konden eens tot in het stadje gaan. Ze bleven verliefd en de oorlog stond dat niet in de weg.”

In ons hotel sprak vader de Duitse klanten aan over Auschwitz

“Mijn vader ergerde zich aan de brutaliteiten waar hij dikwijls getuige van was”, vervolgt Annie. “Zo zag hij hoe een Jood werd doodgeschoten omdat hij een sigarettenpeuk had opgeraapt. Wat er enkele kilometers verder met de Joden gebeurde in de gaskamers, kwam hij gaandeweg te weten. Engelse krijgsgevangenen hadden het hem verteld, maar eerst dacht hij dat het niet kòn waar zijn. Maar als de wind slecht zat, rook hij een onverdraaglijke geur. Toen besefte hij dat het waar moest zijn. Maar hij stond machteloos. Hij probeerde de Joden te helpen met de etensresten, maar wist ook wel dat het een druppel op een hete plaat was.”

Tegen Duitsers

“In januari 1945 naderden de Russen en kregen mijn ouders bevel Auschwitz te verlaten. De Duitsers begonnen alle documenten te verbranden en de Joden werden van het ene op het andere moment bevrijd, maar wisten niet waarheen. Mijn ouders vluchtten te voet, mochten mee met paard en kar, belandden in Praag, werden even opgepakt… Moeder moest in een vrouwenkamp werken, vader vond haar daar… Ze keerden samen weer naar huis, meestal te voet, soms met gestolen fietsen. Ze sliepen bij boeren. In mei 1945 kwamen ze thuis in Blankenberge.”

Annie Van Paemel als kleine meid op de arm van vader Willy.© repro Davy Coghe
Annie Van Paemel als kleine meid op de arm van vader Willy.© repro Davy Coghe

“Na de oorlog vertelde vader ons wel over de vele ontberingen die hij had gezien. Dat werkte na, heel zeker”, mocht Annie ervaren. “Al was hij er zich heel bewust van dat hij geen enkele verantwoordelijkheid droeg in dit drama.” Vader was geen dader, maar ook geen slachtoffer. Als chef van de keuken had hij genoeg te eten. Hij verbleef in barakken die verwarmd waren en waar stromend water was. Zelf had hij daar niet echt te lijden, maar de verplichting om daar te zijn, druiste in tegen de manier waarop hij in het leven stond. Het was ook een enorme paradox: hij moest eten klaarmaken op een plaats waar mensen crepeerden.”

“Auschwitz was voor mijn vader een indringende ervaring, die zijn kijk op het leven sterk beïnvloedde. Hij vond het erg belangrijk dat mijn broer en ik een veilige toekomst konden uitbouwen en was erg gefixeerd op wat in de wereld gebeurde. Hij wist dat onze verworvenheden niet vanzelfsprekend waren. Hij liet ons boeken lezen en documentaires bekijken over de oorlog. En hij was tegen alles wat Duits was. In ons hotel had hij het moeilijk met de Duitsers. Soms sprak hij hen aan over Auschwitz. Toch heeft mijn vader niet echt geworsteld met dat verleden. Hij wist van zijn demonen karikaturen te maken. Met de tv-comedy Fawlty Towers, en het legendarische Don’t mention the war van John Cleese, moest hij hartelijk lachen. Het was zijn manier om het te verwerken.”

‘Chef-kok in IG Auschwitz’ van Annie Van Paemel en Dirk Verhofstadt is uitgegeven bij Houtekiet.