Torhoutenaar Gerard Jaecques viert op 7 mei zijn honderdste verjaardag

Gerard Jaecques wordt op 7 mei precies 100 jaar, maar dat is hem niet aan te zien. © foto JS
Johan Sabbe

Jarenlang was hij een van de spilfiguren van het Torhoutse verenigingsleven: Gerard Jaecques. Op 7 mei wordt hij 100 jaar. En hoe! Hij leeft volledig zelfstandig in zijn vertrouwde huis in de Tuinstraat, teelt in een serre zijn eigen tomaten, gaat te voet zijn financiën regelen in het postkantoor en – al blijft zijn geheugen wel eens haperen – zijn gedachten zijn fris en geordend. “Ik hou mijn geest jong door het oplossen van kruiswoordraadsels”, zegt hij. “Elke dag. In kranten en tijdschriften. En in puzzelboekjes. Kijk, hier ligt er een hele stapel van.”

Gerard is ruim 66 jaar getrouwd geweest met Angèle Ceuninck. Ze trouwden op 27 november 1942 in de Torhoutse noodkerk – in volle oorlogstijd. Ze kregen twee zonen, Jean-Paul (die in het Leuvense woont) en Joël (Torhoutenaar gebleven). Intussen is de familie verder vertakt met kleinkinderen en achterkleinkinderen. “Helaas sukkelen mijn beide zonen al een hele tijd met hun gezondheid”, aldus Gerard. “Ze hebben minder geluk dan ik. Mijn vrouw Angèle is op 30 maart 2009 gestorven. Dat zijn van die data die je nooit vergeet. Ze werd 89.”

Afkomstig uit een sterk ras

Gerard is uit Alveringem afkomstig. Uit een sterk ras – zoveel is zeker. Zijn vader Leon Jaecques werd 98 jaar, zijn moeder Martha Top 88 jaar. “De kindersterfte niet meegerekend, waren we thuis met vijf jongens en een meisje”, vertelt Gerard. “Drie broers zijn overleden. Noël is in februari 2014 gestorven. Hij werd net geen 75 jaar, veel te jong. Raymond, die jezuïet was, stierf vorig jaar in juni. Hij werd 95. En Henri, die hier in de buurt in de Vanhullestraat woonde, is pas enkele weken geleden gestorven. Hij werd 93. Mijn jongere broer Daniël (87) en mijn enige zus Thérèse (bijna 91) wonen net als ik in Torhout.”

Gerard Jaecques en zijn vrouw Angèle Ceuninck tijdens hun briljanten huwelijksjubileumfeest op 25 november 2007. Angèle is op 30 maart 2009 overleden. Ze werd 89 jaar.
Gerard Jaecques en zijn vrouw Angèle Ceuninck tijdens hun briljanten huwelijksjubileumfeest op 25 november 2007. Angèle is op 30 maart 2009 overleden. Ze werd 89 jaar.© foto JS

“Het zou wel eens kunnen dat oud worden in onze familie in de genen zit, maar toch ben ik ervan overtuigd dat je op de eerste plaats geluk moet hebben om een gezegende leeftijd te bereiken. Al mag je natuurlijk geen gekke dingen doen en dien je wat op je gezondheid te letten. Maar uitzonderlijke dingen heb ik niet verricht om 100 te worden. Wél heb ik mijn hele leven mijn best gedaan om in beweging te blijven. En om mijn geest te oefenen. Daarvoor zijn de kruiswoordraadsels mijn beste medicijn.”

Carrière bij de belastingen

In 1931, toen Gerard een broekje van 12 was, kwamen zijn ouders naar Torhout wonen. “Ze hadden gehoord dat de scholen in die stad top waren en ze wilden dat hun kinderen goed opgeleid werden”, zegt hij. “Mijn vader was accijnsbediende. Hij ontfermde zich over de taksen op sterke drank. Eerst huurden mijn ouders een huis in de Ruddervoordestraat en vervolgens bouwden ze een woonst in de Kortemarkstraat. Aanvankelijk werkte ik bij de telefoonmaatschappij RTT. Intussen nam ik aan examens deel voor een job bij de belastingen. Héél moeilijke examens, want ik kreeg vanuit Brussel niet alleen de vragen, maar ook de antwoorden toegestuurd (lacht). Tja, zoiets kon in die jaren. Ik mocht op 1 juli 1939 als klerk bij de belastingdiensten starten: in het verre Antwerpen. Ik verdiende amper 870 frank per maand (nu zo’n 22 euro) en een treinrit kostte 80 frank (2 euro). Dus bleef ik in de week op een kamer in Antwerpen overnachten. Elke maandagvoormiddag reed ik met de fiets naar ginder, 110 km ver. En op zaterdag keerde ik met de fiets weer naar huis. Alleen als het water goot, nam ik de trein. Ik moest van mijn chef op maandag maar om 13 uur met mijn werk starten, zodat ik de kans kreeg om van Torhout naar Antwerpen te fietsen. Ik deed daar ongeveer vijf uur over.”

Vanaf 1942 mocht Gerard, dankzij de tussenkomst van een vriend van zijn vader, bij de belastingdienst in Torhout komen werken. Hij klom op tot verificateur. In 1980 ging hij met pensioen, hij was toen 61.

Feestcommissie en Rode Kruis

Vele jaren is Gerard een dragende kracht van het lokale verenigingsleven geweest. Zo stond hij in 1953 mee aan de wieg van de stedelijke feestcommissie. Hij bleef er 51 jaar in actief: tot in 2004. “Begin jaren vijftig arrangeerde ik al samen met de toenmalige schepen Gerard Beuselinck tal van feestelijkheden. Toen de schepen in 1953 de feestcommissie oprichtte en er voorzitter van werd, stapte ik mee aan boord.”

Een nieuwe ambulance voor het Rode Kruis op 1 juni 1972. Van links naar rechts bij Ten Walle Charles Keersebilck, Aimé Becelaere, Gerard Jaecques (toen 53) en Roger Billiet.
Een nieuwe ambulance voor het Rode Kruis op 1 juni 1972. Van links naar rechts bij Ten Walle Charles Keersebilck, Aimé Becelaere, Gerard Jaecques (toen 53) en Roger Billiet.© repro JS

“In oktober 1949 werd ik de eerste voorzitter van de Torhoutse aquariumclub Skalaar, die nu zijn zeventigste verjaardag viert. In 1956 nam de bedrijvige Roger Billiet het roer van me over. Ik ben nog altijd lid van Skalaar, nu al zeven decennia. Een aquarium heb ik niet meer. Vissen wél nog: in het vijvertje in mijn tuin. Daar staan ook mijn vogelkooien, met momenteel nog drie koppeltjes parkieten. Ernaast staat mijn serre. Ik teel er tomaten in. Van die grote, mooie vleestomaten. Heel lekker.”

Misschien nog wel het best bekend is Gerard van zijn jarenlange inzet voor het Rode Kruis. Op 1 september 1943, toen de oorlog woedde, begon hij in de oude feestzaal De Zwaan aan de cursus van RK-ambulancier. In 1951 werd hij bestuurslid van het Torhoutse Rode Kruis en in 1954 secretaris. Hij zou die functie tot 1989 blijven bekleden. Ook op provinciaal niveau was hij in het Rode Kruis actief: als penningmeester en als hoofd van de hulpdienst.

Eenzaamheid is het zwaarst

Gerards belangstelling voor het Rode Kruis kwam niet zomaar uit de lucht gevallen.

“In 1939 werd ik als soldaat gemobiliseerd. In maart 1940 kwam de zogenoemde klasse ’40 binnen en aangezien ik korporaal was, werd ik bij die groep gevoegd. Dat is mijn geluk geweest, want de klasse ’39 diende aan het Albertkanaal te gaan vechten en wij werden met de klasse ’40 naar Zuid-Frankrijk gestuurd. Daar hebben we de wapens nooit moeten opnemen. We kregen van de Duitsers zelfs vrijgeleide om naar huis terug te keren. Weliswaar met de trein in vuile beestenwagons en dan nog 60 km te voet, maar dat kon ons niet schelen: in augustus 1940 waren we vrij. Ik mocht naar mijn lief Angèle (lacht). Welnu, tijdens die barre terugtocht kregen we te eten dankzij het Rode Kruis en dat ben ik niet vergeten. Daar ontkiemde mijn engagement.”

Het lastigste van 100 jaar worden? “Niet het mogelijke feest, want daar moet ik me niets van aantrekken, zeggen familie en vrienden. Het zwaarste is de eenzaamheid. Ik krijg geregeld bezoek, maar ben al bij al toch veel alleen. En dat knaagt weleens. Maar gezond als ik nog altijd ben, heb ik niet te klagen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier