Topautoverkoper Maurits Vandermeersch: “Iedereen kende mij als Maurits van de Volkswagen”

Vanuit zijn appartement heeft Maurits een fantastisch zicht op de Korenmarkt en de centrale brug in Izegem. © Frank Meurisse
Wouter Vander Stricht

Terwijl het in Brussel weer storm loopt op het Autosalon, dachten wij spontaan eens terug aan dé autoverkoper van de regio: Maurits Vandermeersch (73). Voor Garage Maes bracht hij honderden wagens aan de man. “Vroeger gingen we die deur aan deur verkopen. “

Terwijl nu een discussie woedt welke wagen het minst doorweegt op het klimaat, stamt Maurits Vandermeersch nog uit de tijd dat dat totaal geen verkoopargument was. Hij wierp zich in de regio op als een legendarische autoverkoper. Al was hij voor iets anders voorbestemd. “Na mijn eerste vijf levensjaren in Roeselare, verhuisden we naar Izegem, ik zat tot mijn veertiende in de Heilig Hartschool. Daarna ging ik aan de slag bij het aannemersbedrijf van mijn vader. Maar eerlijk: dat was niks voor mij. Ik had al te vaak snel koud en had hoogtevrees. Toen ik in de kappersstoel van Willy Priem zat, vroeg ik of hij geen ander werk voor mij wist. Hij tipte me Garage Maes en ik ging er mij aanbieden.”

Je begon er onderaan de ladder!

“Klopt. In het begin moest ik wagens kuisen en er mee naar de schouwing gaan. Maar toen hier Batjes waren in Izegem, was ik uiteraard ook present op de Autoshow. Ik praatte met de mensen en kon mijn patron, Romain Maes van de gelijknamige Volkswagen-garage in de Kortrijkstraat in Ingelmunster, een blaadje geven met heel wat adressen van geïnteresseerden. Daarop vroeg hij me al snel of ik ook wilde voyageren. In was toen 22 jaar.”

Herinner je je nog je eerste verkochte wagen?

“Zeker en vast. Die bracht ik aan de man in de Lammekensknokstraat in Ingelmunster. Het was ook een heel andere tijd. Negen op de tien auto’s verkocht je recht uit de catalogus. En er was natuurlijk ook concurrentie. Soms was je al de tiende verkoper die over de vloer kwam. Zo was er ook een Ford-verkoper die tegen de mensen wat meewarig over me deed en me afschilderde als een snotneus. Ik was dus jong, maar kon hem toch vaak verschalken. Mijn verkooptechniek bestond erin om bij de mensen binnen te gaan en niet meteen over auto’s te beginnen. Ik kon over van alles en nog wat meepraten en toen ik na een uurtje recht stond om te vertrekken, begon ik plots over de auto’s. Men moest tegen mij ook niet over de motor-inhoud beginnen, ik was daar niet in onderlegd. Meer zelfs: het interesseerde me niet. Ik ben ook nooit een echte autoliefhebber geweest en reed zelfs niet graag met de wagen.”

Toch was je iedere avond de baan op.

“Mijn vrouw staat niet graag in de kijker, maar zonder haar zou het niet gelukt zijn. Het waren ook andere tijden. Toen mocht je nog om 21 uur bij iemand aanbellen en mocht je naar binnen. Op een bepaalde avond meldde de vrouw des huizes dat ze geen tijd hadden voor mij, haar man was in de keuken wandtegels aan het zetten. De buurman had het net voor getoond, maar de man had het niet echt onder de knie. Ik bood aan om te helpen, maar stond daar in mijn plastron. In een half uur – ik had in de bouw gezeten en wist dus hoe het moest – was dat muurtje betegeld. Nog een uur later wandelde ik daar buiten en had ik een auto verkocht.”

Je maakte ook de groei van de Garage Maes van dichtbij mee.

“Toen we begonnen in Ingelmunster, hadden we zelfs nog geen toonzaal. Ikzelf moest vanuit Roeselare werken, maar in de Meensesteenweg stond toen enkel een oud huisje waar ik naar binnen kon om een telefoontje te doen. De toonzaal werd er geopend op 1 november 1970 en de jaren nadien deden we telkens in die periode en opendeurweekend. Op een van die weekends verkochten we 101 wagens. Nieuwe hé.”

Over de vraag hoeveel auto’s hij verkocht, blijft hij diplomatisch.

“Laat ons zeggen dat ik jaarlijks per werkdag – en ik werkte zelfs de zaterdag – gemiddeld één auto verkocht. De Garage Maes was in die tijd dan ook tot in Wolfsburg bekend. Weet je dat we procentueel uitgedrukt beter verkochten dan in Wolfsburg zelf. En ik werd ook altijd geassocieerd met mijn job. Nu nog trouwens. Voor velen ben ik nog Maurits van de Volkswagen. Als ik ergens kom, knikken heel wat mensen spontaan goeiedag. Toen ik stopte bij garage Maes had ik een adressenboekje met 8.000 namen.”

Dat zou je nog van pas komen?

“Zeker. Ik werkte uiteindelijk tot 1995 bij Garage Maes. Maar de laatste jaren vanuit Ingelmunster. In Roeselare had ik me opgewerkt tot filiaalverantwoordelijke. En ook van de Citroën-garage aan de overkant polsten ze me of ik geen zin had om daar aan de slag te gaan. Ik bleef echter bij de Garage Maes, maar was er in Ingelmunster aan mijn bureau gekluisterd. De tijden waren veranderd, maar ik was iemand die de baan op moest. Ik was iemand die nooit congé nam, maar plots wilde ik vaak vakantie. Ik jeunde me dus niet meer. Ik ben een geboren verkoper. Dat is iets wat je niet kunt leren. Als jonge gast was ik een bedeesde kerel en ook thuis ben ik nu nog altijd niet de grootste praatvaar. Maar het verkopen zit me in de genen. Ik schakelde over naar textiel. Ik verkocht nog drie jaar Burlington-producten. Ze waren bekend om de kousen, maar ik verkocht ook hemden en pulls. En ik kon vaak opnieuw terecht bij de mensen aan wie ik vroeger een auto had gesleten. Daarna ging ik in de matrassen en ging ik overal demonstraties geven. Een publiek van 150 mensen – zonder micro – toespreken, ik deed het met plezier.”

Je ruilde je huis in de Knobbaardstraat ondertussen voor nieuwbouwflat.

“Ik heb eind 2018 mijn btw-nummer opgezegd, nu ben ik echt met pensioen. En we wonen hier nu in Residentie Mondriaan, op de hoek van de Hallestraat en de Nieuwstraat. We hebben hier een prachtig zicht over de Korenmarkt. Er is hier altijd wel iets te beleven, ik zou ook niet anders kunnen dan met veel mensen rondom mij.”