Sonia Debal zette Cultuurcentrum Brugge op de kaart: “Ik heb een ongelooflijke engelbewaarder”

Sonia Debal. © Davy Coghe
Thomas Rosseel
Thomas Rosseel Journalist

Elke week spreken we met een bekende streekgenoot over de verschillende seizoenen van het leven. Hoe zag hun lente – de kindertijd – er uit? Hoe bloeiden ze open als volwassene tijdens de zomerjaren? Hoe beleven ze hun herfstperiode vandaag? En waar dromen ze nog van voor de winterse jaren? Vandaag: Sonia Debal (65), voormalig hoofd van Cultuurcentrum Brugge.

De Brugse Stadsschouwburg ademde 23 jaar lang Sonia Debal en vice versa. Vijf jaar geleden verruilde ze de fakkel als hoofd van Cultuurcentrum Brugge voor die van een welverdiend pensioen. Onder Sonia’s bewind groeide het cultuurcentrum uit tot eentje uit de hoogste categorie, in 2002 werd Brugge culturele hoofdstad van Europa en kunstenaars van over de hele wereld bestormden onze stad.

https://www.youtube.com/watch?v=2cCwc_gXWVE

Fier als een gieter waar heel wat babbelwater uit voortvloeit gidst de moeder van twee ons door haar verhaal vol schouwspel en emotie, over de keerzijde van een drukke professionele agenda en de liefde voor een kleinzoon in Portugal.

LENTE

Op 9 juli 1954 ziet Sonia Debal het levenslicht in Izegem, als oudste van een gezin met vier kinderen. “Mijn vader werkte in de schoenfabriek. Mijn moeder was huisvrouw. Wij waren een typisch West-Vlaams gezin met hardwerkende ouders die er na de oorlog bovenop probeerden komen. Wij waren niet arm, maar hadden ook geen auto of gingen niet op reis.”

Stel ons even voor aan de kleine Sonia.

“Mijn moeder zei dat ik moeilijk op te voeden viel. Lastig was ik niet, maar ik was heel eigenzinnig en zelfstandig. Ik was heel veel bij mijn grootmoeder en ik was echt haar oogappel. Zij was weduwe en had drie zussen. Ze kwamen regelmatig samen voor de koffieklets. Ik mocht overal mee naartoe. Omdat ik zo graag danste en zong, noemden mijn tantes en oom mij de kleine Shirley Temple, het kindsterretje dat toen volle filmzalen lokte. Mijn oma nam me mee op café en maakte me zot. Ik stond overal op de tafels te dansen. Eigenlijk droomde ik ervan om danseres te worden, maar in die tijd was de stap naar de dansschool niet zo evident als nu. Ik hield het dan maar bij bewegingen voor de spiegel en discodansen als jonge vrouw. In een andere tijdsperiode was ik misschien ballerina geworden.” (glimlacht)

Ging je graag naar school?

“Ik was een goeie studente in het dorpsschooltje. In het middelbaar wou ik graag Latijn studeren, maar het nonnetje van de school zei (met hautaine stem) ‘Latijn is voor de rijke mensen’. Dus heb ik wetenschappen gevolgd. Ik heb dat altijd als een gemis ervaren. Aan de universiteit ging ik Germaanse studeren. Omdat ik geen Latijn had gedaan, was dat eerste jaar best moeilijk. Ik heb mijn zonen Jeroen en Jelle aangemoedigd om Latijn te studeren. Dat is een goeie basis voor alle talen. Het was in die tijd niet vanzelfsprekend om als meisje verder te studeren, laat staan universiteit te doen. Maar ik was koppig. Het was ook mijn vaders wens. Hij had vroeg met school moeten stoppen en wou dat anders voor zijn kinderen. In die tijd kwam de Kulak in Kortrijk net op. Nadien trok ik naar Leuven.”

Wanneer leerde je je man eigenlijk kennen? Op de dansvloer?

“Absoluut niet. Jo was een man van de bruine kroeg. Hij haatte dansen. (lacht) Maar dat was geen probleem. Ik ging eerst dansen en nadien zocht ik hem op in zijn kroeg. We leerden elkaar al op jonge leeftijd kennen. Hij was zestien, ik zeventien.”

ZOMER

De passie en levenslust druipen van prille twintiger Sonia Debal af. Met een universitair diploma op zak is ze klaar om het professionele leven te bestormen.

Wat wou je met je diploma doen?

“Lesgeven. Tijdens mijn stage voelde ik al dat het mijn ding was. Maar werk vinden in het onderwijs was niet evident. Ik ben het uiteindelijk in Limburg gaan zoeken. In het college in Heusden-Zolder was ik de eerste vrouwelijke leerkracht. Wat later vond ik werk in het Maria Boodschaplyceum in Brussel, een erg kunstzinnige en dynamische school. Ik leerde een pak mensen uit de theater- en muziekwereld kennen. Als jonge vrouw werd ik helemaal ondergedompeld in de wereld van theater, dans, muziek en poëzie. Dat was een mijlpaal in mijn leven.”

Hoe belandde je dan toch opnieuw in West-Vlaanderen?

“Ik woonde heel graag in Lovenjoel, een dorpje op de boerenbuiten (Vlaams-Brabant, red.). Maar Jo studeerde af als psycholoog en vond werk in het revalidatiecentrum van Roeselare. Ondertussen was Jeroen ook al geboren. We hebben gekozen om naar West-Vlaanderen terug te keren omwille van de afstand voor Jo. Ik had wel één wens, zeg maar voorwaarde: als we terugkeren, wou ik in Brugge wonen. Daar droomde ik van. Na een tijdje kon ik ook fulltime lesgeven aan Sint-Jozef Sint-Pieter in Blankenberge, Nederlands en Engels. Ik kreeg ook de smaak te pakken van theater, dankzij een opleiding dramatische expressie. Op een bepaald moment begon ik mijn eigen voorstellingen te maken.”

In 1991 kwam de job als hoofd van de Stadsschouwburg op je pad.

“Ik was al actief in de prospectiegroep van de Stadsschouwburg. Er kwam een plaats vrij om de werking te leiden. De toenmalige schepen van Cultuur Hugo Stevens vroeg me of ik het wou proberen. Ik was jong en enorm gepassioneerd. Ik legde contacten met kunstenaars en ging overal naartoe om met mensen te babbelen. Ik kon het team ook enorm begeistern. Ik had het gevoel van ‘ja, dit is het voor mij’.”

Ik hoop dat ik in schoonheid oud mag worden. Dat ik nog ontroerd en verwonderd kan worden door dingen

“Ondertussen zocht ik ook extra middelen en bundelde verschillende locaties tot één geheel. Op 1 januari 1995 werden we erkend als cultuurcentrum in de hoogste categorie. We waren erg vernieuwend. Dans, theater, poëzie, muziek, beeldende kunsten. Alles vond een weg naar de Stadsschouwburg. Ik heb altijd internationaal werk gebracht, maar vond het ook belangrijk om multicultureel te werken. Het is belangrijk dat we onze wereld opentrekken.”

Heb je dat als moeder ook meegegeven?

“Onze zoons mochten zijn wie ze zijn, maar moesten respect hebben voor een ander. Toen mijn zonen zestien werden, gingen ze met mijn man op reis, met de rugzak. Jeroen hield het nog vrij dicht met Turkije, maar met Jelle werd dat Sri Lanka. Uiteindelijk maakten zij los van verjaardagen bijna elk jaar een toer. Onze zonen zijn echte wereldburgers geworden.”

In 2006 vertrok Jelle naar India. Nu runt hij een B&B in Portugal. Was het zwaar als moeder dat hij het zo ver zocht?

“Mijn moederhart brak, ook al was ik het al een beetje gewoon. Ik heb daarmee moeten leren leven. Mijn zonen zijn allebei enorme plantrekkers. Dat is wellicht zo gegroeid omdat ik er zelf zo weinig was. Mijn man kwam ook pas om acht uur thuis als directeur van het revalidatiecentrum. Het was heel vaak puzzelen ‘s avonds, want na mijn dagtaak ging ik ‘s avonds nog naar voorstellingen kijken. Die drukke professionele agenda had ook een keerzijde natuurlijk. Het was soms misschien wat te veel, maar de drive was zo groot.”

(lees verder onder de foto)

Sonia Debal.
Sonia Debal.© Davy Coghe

HERFST

In 2014 zeggen Cultuurcentrum Brugge en Sonia Debal elkaar vaarwel. Voor het diensthoofd wacht een welverdiend pensioen.“Dat afscheid was moeilijk. Ik heb alles gegeven tot de laatste dag. Maar het werd fysiek zwaar. Ik was vijf dagen op zeven ‘s avonds niet thuis. Het werd steeds moeilijker om dan ‘s morgens weer op kantoor te staan. Het was tijd om te stoppen. Ik kreeg wat kwaaltjes. Na 23 jaar aan volle inzet was dat niet abnormaal.”

Dit jaar vieren we 150 jaar Stadsschouwburg. Was je ook aanwezig op de viering in traditionele kledij?

“Ja, natuurlijk. Om show te geven, hé. (lacht) Ik ben heel blij dat de schouwburg, een van de beste bewaarde theaters van Europa, er nu in volle glorie staat. Dat de stad daar middelen voor vrijmaakt en het team er en heel feestjaar van heeft gemaakt. De Stadsschouwburg verdient dat.”

Is het jouw drive die daar nog hangt?

(lacht) “Dat moet je aan de mensen van de Stadsschouwburg vragen. Weet je, het succesverhaal is er eentje van een heel team. Je kunt nog zoveel willen, maar als je je mensen niet meekrijgt, lukt het niet om stappen te zetten. Ik ben daar heel dankbaar voor.”

Ondertussen heb je met Matéo ook een kleinkind, Jelles zoon. Zie je elkaar vaak?

“Om de twee maanden ga ik naar Portugal, voor een goeie week. Meestal alleen. Jo kan volgend jaar met pensioen. Dan kan hij vaker mee. Oma worden was ongelooflijk. Ik had me er eigenlijk al bij neergelegd dat het er niet meer van zou komen. Jeroen heeft twee superleuke plusdochters en bij Jelle had ik dat niet meer verwacht. Matéo is een klein wondertje, zeg ik altijd. Iedere oma zal dat wel zeggen zeker? (lacht) Ik kijk elke dag wel drie keer per dag naar een filmpje waarin hij in het Portugees een verjaardagsliedje zingt. Ik volg ook elke week Portugese les. Als je zoon in een ander land woont en je kleinzoon daar opgroeit, is dat maar normaal. Ik wil de mensen ook daar in hun eigen taal aanspreken.”

Zou je daar willen wonen?

“Ik weet niet of ik dat kan. Ik hou enorm van seizoenen, zoals de herfst in België. Die heb je minder in Portugal. We hebben ook nog vijf oude mensen in ons leven. Mijn ouders en Jo’s stiefmoeder zijn 86, Jo’s moeder en stiefvader zijn 93. Vooral ten opzichte van mijn schoonmoeder, met een echtgenoot die heel ziek is, is het heel moeilijk om maanden weg te zijn. Mijn man is het enige kind dus we moeten daar rekening mee houden. Dat zullen we ook willen als we oud zijn.”

WINTER

Met het antwoord op de vorige vraag komen we naadloos aan bij de winter van het leven. Sonia’s leven had op haar 47ste eigenlijk al afgelopen kunnen zijn. “In 2001 heb ik een zwaar verkeersongeval gehad. Ik ben er heelhuids uitgekropen. Ik begrijp dat nog altijd niet. Ik heb een ongelooflijke engelbewaarder.”

Je bent al vijf jaar met pensioen. Is het lastig om te ‘wachten’ op je man?

“In het begin had ik het daar wel moeilijk mee. Mijn man werkt altijd lang en dan denk ik ‘moet ik hier nu weer alleen zitten eten’. Ik kijk er naar uit om meer dingen samen te doen. Maar als hij volgend jaar met pensioen gaat, zal het ook een hele opgave zijn om nog ons eigen ding te blijven doen. Ervoor zorgen dat je wereldje niet al te klein en beperkt wordt, is niet evident. Ik vind het belangrijk om andere mensen te kennen. Zo heb je ook iets te vertellen aan elkaar. Vanavond zeg ik Jo bijvoorbeeld dat er een toffe journalist over de vloer is gekomen.” (lacht)

Je leeft nog met een generatie boven je. Lijkt je oude dag zo nog ver weg, omdat je ook nog dagelijks ‘kind van’ bent?

(resoluut) “Nee, net niet. Je wordt elke dag geconfronteerd met ouder worden, aftakelen en mensen die pijn hebben. Dat komt ook voor ons steeds dichterbij. Ik heb al verschillende vrienden en collega’s van mijn leeftijd zien sterven. Je hebt het leven niet in de hand, ook al heb je nog dromen. Life’s but a walking shadow, zei Shakespeare. Je komt op het toneel, speelt je rol en verdwijnt weer. Voor je het weet mag je van de scène. Je hebt geen tijd om eens te repeteren. Je weet niet wanneer de epiloog volgt.”

Je hebt blijkbaar wel goeie genen.

“Ik las vorige week nog in een artikel dat de genen niet alles zijn. Ik wil vooral helder van geest blijven. Het moet vreselijk zijn om je wilskracht uit handen te moeten geven. Ik hoop dat ik in schoonheid oud mag worden. Niet enkel fysiek, maar ook emotioneel. Dat ik nog ontroerd en verwonderd kan worden door dingen. Met de hoop dat er na het leven nog iets is en ik op een dag kan zeggen: ik heb een boeiend leven gehad, dit is het dan.”


WAAR DROOM JE NOG VAN?

“Als ik het nieuws van die 39 lijken in een vrachtwagen hoor of die zever rond de brexit, dan vraag ik me af waarmee we bezig zijn. Of als ik hoor hoeveel jongeren psychische problemen krijgen. Ik heb daar zoveel last van. Dat wij zo weinig zorg dragen voor elkaar en voor onze planeet. Voor mijn kinderen en kleinkind droom ik dat ze toch altijd in een sterk sociaal weefsel mogen blijven. Ik ben blij met mijn goeie buren, maar als je bedenkt dat ze ook in Brugge oude mensen terugvinden die al lang dood zijn, dan vind ik dat triest. Onder meer met kunst kunnen we dat tegengaan. Zo breng je mensen samen.”

WAAR BEN JE HET MEEST TROTS OP?

“Ik hoop en denk dat ik mijn steentje heb verlegd in de rivier, zoals uit het liedje van Bram Vermeulen. Ik heb mijn passie kunnen waarmaken en heel veel verwondering en bewondering kunnen teweegbrengen. Het mooiste compliment toen ik met pensioen ging, was dat mensen zeiden dat ze zulke mooie momenten hadden gekend in de schouwburg. Dat ik zo veel mooie dingen had geprogrammeerd. Dat was een ongelooflijk cadeau. Ik ben trots op heel veel dingen die we met ons team hebben verwezenlijkt doorheen de jaren.”

WAAR HEB JE SPIJT VAN?

“Dat de dagen door mijn handen zijn gegleden en ik op een bepaald moment op een rollercoaster zat. Je ne regrette rien, maar de klok tikt wel genadeloos verder. Plots is het gedaan. Ik heb zoveel boeiende mensen leren kennen met mooie verhalen. Ik geloof dat kunst iets kan betekenen in het leven, maar soms denk ik: het ging allemaal te snel. Ook van het leven met de kinderen bijvoorbeeld. Ik heb sommige zaken niet genoeg beleefd. Ik heb ze snel van school gehaald, eten gegeven en was weer weg. Zij hadden er misschien geen last van, maar ik was er mentaal niet altijd genoeg bij. Uiteindelijk was dat een keuze, maar het was soms moeilijk.”

WAT ZOU JE ANDERS GEDAAN HEBBEN?

“Ik las net een groot interview met jazzmuzikant Koen De Cauter in Knack, een schitterende muzikant. (leest voor) Je kunt toch niets anders dan fouten maken in je leven? Je moet het meemaken, anders weet je van niets. (klopt op tafel) Voilà, ik heb eigenlijk nergens spijt van. Je kunt toch niet repeteren voor het leven. Je kunt het maar proberen op jouw manier. Ik heb fantastische dingen kunnen doen. Maar het was soms te veel voor een mensenleven. Al die mensen die kwamen en gingen, van over de hele wereld, hebben me allemaal iets gegeven. Er zitten mijlpalen tussen.”