Sebastien Dewaele: “Als iemand Basje roept, dan sta ik klaar voor een pint”

Sebastien Dewaele op de Mercator. "Dit is hét boegbeeld van Oostende. Als je de stad binnenkomt, en het schip is op zee, dan voel je een leegte." (Foto Davy Coghe) © Davy Coghe
Redactie KW

U kent hem ongetwijfeld als Alain van Preuteleute. Of als Jezus, de komiek, niet de mensenzoon. Of als Steven, de guitige wietboer van Eigen Kweek. Voor dit gesprek is hij gewoon Sebastien Dewaele. We spreken over Oostende en de zee, over voetbal en seks, over kapers en vluchtelingen.

Het is een koele dinsdagvoormiddag. Hij draaft stipt op tijd de Mercator op, dikke trui aan, gerolde sigaret in de hand. “Waar zou het stoffelijk overschot van Damiaan gelegen hebben”, werpt hij op. Ik moet het antwoord schuldig blijven. Ik ken mijn Oostendse pappenheimers nog niet. Hij wel, of toch veel. In 1936 bracht de Mercator het stoffelijk overschot van pater Damiaan naar ons land. “De Mercator is hét boegbeeld van Oostende”, meent Dewaele. “Als je Oostende binnenkomt, en het schip is op zee, dan voel je een leegte.”

Dewaele moet hier vandaag zijn voor de eerste training van KVO. Hij zal er de nieuwkomers Ostêns leren praten. Dat doet hij in de hoedanigheid van Alain, zijn meest fameuze alter ego. Die is ambassadeur van KVO en neemt die rol zéér ter harte. “Alain is supporter in hart, nieren en vooral lever. Hij is een idiote patriot die alles doet voor zijn ploeg. Ikzelf ben ook supporter, maar niet zo fanatiek. Ik zit niet te roepen en te tieren. Ik ga wel al kijken van toen ik kind was. De kampioenschapsviering in de jaren negentig was legendarisch: ik ben los dat veld opgelopen op zoek naar de handschoenen van Christophe Lycke. Ik heb ze helaas niet te pakken gekregen.” (lacht)

Ben jij één van die supporters die boos is op Marc Coucke?

“Maar neen, gij. In 2013 was ons stamnummer bijna verkocht. Vier jaar later spelen we Europees. Hoe kun je dan kwaad zijn op Coucke? We staan nu weer met onze voetjes op de grond. Dat is ook goed. Zolang Oostende een stabiele eersteklasser is, vind ik dat mooi.”

Hoeveel zit er van Sebastien in Alain?

“Wat wil je nu dat ik zeg? Dat ik hele dagen naar porno kijk? (lacht) Dat is het niet. Maar elk typetje is wel grotendeels gebaseerd op wie ik ben. Alain ís Sebastien, maar dan zonder remmingen. Ik zou het mooi vinden mochten we allemaal wat meer Alain zijn en geen blad voor de mond houden over seks. (plots luider) Hey, heb je gisteren kunnen poepen? En, was ‘t goed? Dat zijn vragen die we moeten kunnen stellen.”

Waarom doen we dat niet?

(blaast) “Ik weet dat niet. Seks is nochtans van alle tijden en alle diersoorten. Maar blijkbaar kan de mens maar moeilijk over dat instinct praten. Anderzijds: als dat taboe verdwijnt, heb ik geen werk meer. In Nederland zou Preuteleute minder werken, omdat de mensen daar opener over seks praten.”

En zeggen dat jij aanvankelijk onderwijzer wou worden.

“Toch niet. (lacht) Ik wou als kind al acteur worden. Dat zat gewoon in mij. Maar ik was te laat voor het ingangsexamen aan het Conservatorium. Ik heb snel snel een andere opleiding moeten kiezen. Dat werd dan het onderwijs. Maar na drie weken ben ik gestopt met die lessen en verschool ik mij in de bibliotheek van Gent om theaterstukken te lezen. Pas in maart, op mijn verjaardag, heb ik dat aan mijn ouders durven zeggen. Ik heb me onmiddellijk moeten uitschrijven. Toen ik dat uitlegde aan de directeur, viel die mens in slaap. Dat zegt genoeg, hé. Het jaar daarop ben ik wel aan het Conservatorium begonnen.”

Je ouders waren geen fan.

“Neen. Dat is ook normaal. Een acteur heeft een onzeker bestaan. Ze vreesden dat hun zoon heel zijn leven aan de dop zou staan. Zij waren alle twee verpleegkundigen. Ze hoopten dat hun zoon ook een ‘echte’ job zou vinden.”

En vandaag?

“Vandaag zeggen ze: goe bezig, Basje. Ik denk wel dat ze preus zijn. Preuteleute lag initieel wat moeilijker. Maar toen we voor de tweede keer op de Paulusfeesten stonden, zag ik mijn moeder al meezingen. En zo moet het ook.”

Basje, zeg je?

“Die bijnaam heb ik te danken aan mijn babysit van vroeger. Zij wou niet de hele tijd Sebastien roepen. Dat is nog makkelijk vandaag. Als iemand Sebastien roept, dan is dat vaak iemand van het werk. Als iemand Steventje roept, dan weet ik dat er een foto volgt. Als iemand Alain roept, dan weet ik ook genoeg. Maar als iemand Basje roept, dan is het omkijken en klaar staan om een pint te gaan drinken.”

Kun jij nog ongestoord rondlopen op straat?

“Dat wordt moeilijker en moeilijker. In Oostende is dat oké. Hier ben ik Alain van Preuteleute. Het was onze droom ooit op die Paulusfeesten te staan. Die droom is uitgekomen dankzij de Oostendenaars. Maar Eigen Kweek heeft in héél Vlaanderen wat losgeweekt. Dat kwam binnen in twee miljoen huiskamers, hé. Toen de eerste afleveringen uitgezonden werden, zaten Wim Willaert en ik in Angoulême voor andere opnames. Toen we weer in België kwamen, was mijn wereld veranderd. Ik kon plots niet meer ongestoord frieten eten op straat, laat staan op restaurant gaan. Mensen mogen mij aanspreken, natuurlijk. Maar ongevraagd foto’s nemen terwijl ik eet, vind ik ambetant, ook voor mijn kinderen.”

Voor de film Cargo transformeerde je tot visserszoon. Zou jij een visser kunnen zijn?

“Ik peis het niet. Dat is een ruw en hard leven. Vissers moeten vechten om te overleven. Acteurs ook. Maar wij moeten minder vechten tegen de bierkaai. Als wij geen werk vinden, kunnen we zelf iets maken. Zij zijn afhankelijk van de grillen van de zee en de politiek. Ze moeten strijden tegen quota’s, overbevissing, grote havens, noem maar op.”

Jouw nieuwste creatie gaat opnieuw over de zee. Voor het theaterstuk Marinus duik je met Peter Bultink in de vergeten Oostendse kapersgeschiedenis. Leg eens uit.

“Peter vond in de boekenkast van zijn grootvader het boek Flamand Des Vagues van Jan van Dorp. Dat is een boek uit de jaren veertig over die kapersgeschiedenis. Dat is zo fascinerend, en vooral zó onbekend. De compagnie van Oostende was in die tijd, van 1670 tot 1740, een grote concurrent voor de Hollandse compagnie, de Franse compagnie, noem maar op. Oostende werd stinkend rijk. Je kon de stad zien liggen vanop tien kilometer in de zee omdat de daken bedekt waren met goud, zo zei men. Dat was echt zot. Oostende was ook een van de laatste bolwerken die standhield tegen de Spaanse bezetting van de Nederlanden, langer dan Antwerpen.”

Achtergronden en objecten 8 PD OS8118_Wolken en hemel_Fonds et objets 8 PD OS8118_Nuages et ciel
Achtergronden en objecten 8 PD OS8118_Wolken en hemel_Fonds et objets 8 PD OS8118_Nuages et ciel© Davy Coghe

Wat was een kaper weer?

“Je kan die vergelijken met een piraat. Die valt schepen aan en pikt de lading. Maar een piraat houdt de buit voor zichzelf, terwijl een kaper vaart voor een land of een koning.”

Wat is je doel met dit stuk?

“Wij willen het originele verhaal vertellen. De Vlaamse beweging heeft dat verhaal willen kapen met de Nederlandse vertaling ervan. De compagnie zou plots onder de Vlaamse Leeuw gevaren hebben. Dat was niet zo. Peter werkt trouwens aan een nieuwe vertaling van het boek.”

Is identiteit belangrijk voor jou?

“Absoluut, maar dan mijn persoonlijke identiteit. Ik denk dat elke mens daarnaar op zoek is. Dat is de zoektocht van het leven. Mijn identiteit kan elke dag veranderen. Ik kan ‘s morgens zwart zeggen, en ‘s avonds, na een lang gesprek, wit. Ik sta open voor andere meningen. Maar ik hou niet van dé Vlaamse identiteit, of dé Belgische identiteit. Groepen of ideologieën kunnen gevaarlijk zijn.”

Vluchtelingen liggen vandaag onder vuur omdat ze een bedreiging zouden vormen voor die collectieve identiteit. Hoe zie jij dat?

“Ik heb empathie met die mensen. Vaneigens. Vluchten is van alle tijden. Mijn ogen zijn opengegaan in een museum in Christchurch in Nieuw-Zeeland. Ik was een intrigerend schilderij aan het bekijken, met vuile mensen op, een uitgeleefde familie. Ik stap wat dichterbij en zie de titel: Belgian Refugees. Dat ging over de Tweede Wereldoorlog. Wij zijn ook op de vlucht geslagen. Mijn grootmoeder had in die tijd een café in Pollinkhove. Elke avond zat haar schuur vol met Belgen op de vlucht naar een veilige plek.”

Zou de politiek iets voor jou zijn?

“Neen. Ik geloof in het systeem van de democratie, maar ik ben mijn geloof kwijt in de mensen achter de politiek. Macht maakt corrupt: de geschiedenis bewijst dat. Elke mens die aan politiek doet, krijgt uiteindelijk een zucht naar macht. Politiek zou bij wijze van spreken door robotten moeten gevoerd worden.”

Je volgend televisieproject is Grenslanders. Heeft dat met migratie te maken?

“Ja, absoluut. De opnames zijn nu afgerond. Maar ik kan daar verder weinig over kwijt. Ik weet zelfs niet wanneer dat op tv komt. Idem voor het derde seizoen van Eigen Kweek. Dat is twee jaar geleden al opgenomen, maar de VRT wacht blijkbaar nog op het goede moment.”

De première van Marinus is op vrijdag 26 oktober in De Grote Post.

(Paul Cobbaert)

Bio

Sebastien Dewaele

Privé

Geboren op 6 maart 1978 in Oostende. Groeide op in de Konterdamwijk met papa Adelin Dewaele, mama Christiane Carton en grote broers Olivier en Vincent. Bleef na zijn studies in Gent hangen, en woont daar nog altijd. Is getrouwd met Mieke en vader van twee (11 en 9 jaar).

Loopbaan

Volgde lager onderwijs in de Sint-Lodewijksschool en middelbaar onderwijs in het Onze-Lieve-Vrouwecollege. Studeerde Drama aan het Conservatorium in Gent. Is zanger van Preuteleute en professioneel acteur en theatermaker. Vooral bekend van Eigen Kweek en Bevergem.

De cafés

“Ik ga graag naar het Botteltje in de Louisastraat. Dat café heeft vele biersoorten op zijn kaart staan. Ik ben een echte bierliefhebber. Geef mij maar een tripel van Westmalle, dat is mijn favoriet. Maar ik drink ook andere trappisten. De Tre Fontane bijvoorbeeld, dat is een Italiaanse trappist, heel lekker. Ik ga ook graag naar Lafayette in de Langestraat, maar dat is mij de laatste tijd te druk geworden. Ik wil op café gezellig kunnen babbelen. Dat mag tot diep in de nacht zijn. Dansen? Neen, dat is niets voor mij.”

De familie

“Mijn ouders wonen nog altijd in Oostende, mijn ene broer ook, net als mijn schoonfamilie. Voor al die mensen ben ik nog altijd Basje, en dat voelt goed aan. Ik heb een goede relatie met mijn ouders. Zij hebben mij altijd veel vertrouwen geschonken. Dat is mooi. Ik ben ook blij dat ik mijn schoonfamilie heb leren kennen vóór die hele heisa. Ik kan mezelf zijn bij al die mensen. Zij kunnen simpelweg vragen: ‘Gaat het, Bas, die bekendheid is niet altijd makkelijk, zeker?’ En ik kan simpelweg antwoorden: ‘Neen, soms is het dat inderdaad niet.’ Op straat moet je dat niet zeggen, of de mensen roepen: ‘Allè, jij moet niet zagen, hé.'”

De Oostendenaar

“De Oostendenaar, die mis ik ook. Dat is iets vreemd. Als je in het buitenland een Oostendenaar tegenkomt, dan voel je een klik. Je herkent die mens aan zijn eigenheid. Ik vind dat altijd de max. Iets bindt ons, en dat is die liefde voor de stad. Een Oostendenaar houdt van zijn stad, ook al verhuist hij naar bijvoorbeeld Gent. Wat ik doe voor KVO, doe ik onbezoldigd. Dat is die liefde.”

De zee

“De zee, die mis ik in Gent. De zee is familie van mij, dat is mijn tweede moeder. Ik kan er tegen klappen, en zij antwoordt heel eenvoudig met de rust. De zee is een baken in mijn leven. Ik zoek die ook op, overal waar ik kom. De zee verlost een geest van troebele gedachten. Dat hoeft niet noodzakelijk de Noordzee te zijn. Dat kan elke zee zijn.”

De cafés

“Ik ga graag naar het Botteltje in de Louisastraat. Dat café heeft vele biersoorten op zijn kaart staan. Ik ben een echte bierliefhebber. Geef mij maar een tripel van Westmalle, dat is mijn favoriet. Maar ik drink ook andere trappisten. De Tre Fontane bijvoorbeeld, dat is een Italiaanse trappist, heel lekker. Ik ga ook graag naar Lafayette in de Langestraat, maar dat is mij de laatste tijd te druk geworden. Ik wil op café gezellig kunnen babbelen. Dat mag tot diep in de nacht zijn. Dansen? Neen, dat is niets voor mij.”

De familie

“Mijn ouders wonen nog altijd in Oostende, mijn ene broer ook, net als mijn schoonfamilie. Voor al die mensen ben ik nog altijd Basje, en dat voelt goed aan. Ik heb een goede relatie met mijn ouders. Zij hebben mij altijd veel vertrouwen geschonken. Dat is mooi. Ik ben ook blij dat ik mijn schoonfamilie heb leren kennen vóór die hele heisa. Ik kan mezelf zijn bij al die mensen. Zij kunnen simpelweg vragen: ‘Gaat het, Bas, die bekendheid is niet altijd makkelijk, zeker?’ En ik kan simpelweg antwoorden: ‘Neen, soms is het dat inderdaad niet.’ Op straat moet je dat niet zeggen, of de mensen roepen: ‘Allè, jij moet niet zagen, hé.'”

De Oostendenaar

“De Oostendenaar, die mis ik ook. Dat is iets vreemd. Als je in het buitenland een Oostendenaar tegenkomt, dan voel je een klik. Je herkent die mens aan zijn eigenheid. Ik vind dat altijd de max. Iets bindt ons, en dat is die liefde voor de stad. Een Oostendenaar houdt van zijn stad, ook al verhuist hij naar bijvoorbeeld Gent. Wat ik doe voor KVO, doe ik onbezoldigd. Dat is die liefde.”

Wat mist Basje van Oostende?

De zee

“De zee, die mis ik in Gent. De zee is familie van mij, dat is mijn tweede moeder. Ik kan er tegen klappen, en zij antwoordt heel eenvoudig met de rust. De zee is een baken in mijn leven. Ik zoek die ook op, overal waar ik kom. De zee verlost een geest van troebele gedachten. Dat hoeft niet noodzakelijk de Noordzee te zijn. Dat kan elke zee zijn.”

De cafés

“Ik ga graag naar het Botteltje in de Louisastraat. Dat café heeft vele biersoorten op zijn kaart staan. Ik ben een echte bierliefhebber. Geef mij maar een tripel van Westmalle, dat is mijn favoriet. Maar ik drink ook andere trappisten. De Tre Fontane bijvoorbeeld, dat is een Italiaanse trappist, heel lekker. Ik ga ook graag naar Lafayette in de Langestraat, maar dat is mij de laatste tijd te druk geworden. Ik wil op café gezellig kunnen babbelen. Dat mag tot diep in de nacht zijn. Dansen? Neen, dat is niets voor mij.”

De familie

“Mijn ouders wonen nog altijd in Oostende, mijn ene broer ook, net als mijn schoonfamilie. Voor al die mensen ben ik nog altijd Basje, en dat voelt goed aan. Ik heb een goede relatie met mijn ouders. Zij hebben mij altijd veel vertrouwen geschonken. Dat is mooi. Ik ben ook blij dat ik mijn schoonfamilie heb leren kennen vóór die hele heisa. Ik kan mezelf zijn bij al die mensen. Zij kunnen simpelweg vragen: ‘Gaat het, Bas, die bekendheid is niet altijd makkelijk, zeker?’ En ik kan simpelweg antwoorden: ‘Neen, soms is het dat inderdaad niet.’ Op straat moet je dat niet zeggen, of de mensen roepen: ‘Allè, jij moet niet zagen, hé.'”

De Oostendenaar

“De Oostendenaar, die mis ik ook. Dat is iets vreemd. Als je in het buitenland een Oostendenaar tegenkomt, dan voel je een klik. Je herkent die mens aan zijn eigenheid. Ik vind dat altijd de max. Iets bindt ons, en dat is die liefde voor de stad. Een Oostendenaar houdt van zijn stad, ook al verhuist hij naar bijvoorbeeld Gent. Wat ik doe voor KVO, doe ik onbezoldigd. Dat is die liefde.”

Wat mist Basje van Oostende?

De zee

“De zee, die mis ik in Gent. De zee is familie van mij, dat is mijn tweede moeder. Ik kan er tegen klappen, en zij antwoordt heel eenvoudig met de rust. De zee is een baken in mijn leven. Ik zoek die ook op, overal waar ik kom. De zee verlost een geest van troebele gedachten. Dat hoeft niet noodzakelijk de Noordzee te zijn. Dat kan elke zee zijn.”

De cafés

“Ik ga graag naar het Botteltje in de Louisastraat. Dat café heeft vele biersoorten op zijn kaart staan. Ik ben een echte bierliefhebber. Geef mij maar een tripel van Westmalle, dat is mijn favoriet. Maar ik drink ook andere trappisten. De Tre Fontane bijvoorbeeld, dat is een Italiaanse trappist, heel lekker. Ik ga ook graag naar Lafayette in de Langestraat, maar dat is mij de laatste tijd te druk geworden. Ik wil op café gezellig kunnen babbelen. Dat mag tot diep in de nacht zijn. Dansen? Neen, dat is niets voor mij.”

De familie

“Mijn ouders wonen nog altijd in Oostende, mijn ene broer ook, net als mijn schoonfamilie. Voor al die mensen ben ik nog altijd Basje, en dat voelt goed aan. Ik heb een goede relatie met mijn ouders. Zij hebben mij altijd veel vertrouwen geschonken. Dat is mooi. Ik ben ook blij dat ik mijn schoonfamilie heb leren kennen vóór die hele heisa. Ik kan mezelf zijn bij al die mensen. Zij kunnen simpelweg vragen: ‘Gaat het, Bas, die bekendheid is niet altijd makkelijk, zeker?’ En ik kan simpelweg antwoorden: ‘Neen, soms is het dat inderdaad niet.’ Op straat moet je dat niet zeggen, of de mensen roepen: ‘Allè, jij moet niet zagen, hé.'”

De Oostendenaar

“De Oostendenaar, die mis ik ook. Dat is iets vreemd. Als je in het buitenland een Oostendenaar tegenkomt, dan voel je een klik. Je herkent die mens aan zijn eigenheid. Ik vind dat altijd de max. Iets bindt ons, en dat is die liefde voor de stad. Een Oostendenaar houdt van zijn stad, ook al verhuist hij naar bijvoorbeeld Gent. Wat ik doe voor KVO, doe ik onbezoldigd. Dat is die liefde.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier