Ronald Ghesquière: “Gelukkig zijn met de kleine dingen, dat is het belangrijkste”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Maak kennis met Ronald. “Schijnt de zon dan ben ik content. Regent het, dan trek ik een jas aan en ben ik toch weer content.”

“Ik ben van Overleie”, zegt Ronald Ghesquière. Dat had hij niet eens moeten verklappen. Hoe hij medeklinkers inslikt en klinkers laat botsen. Mocht hij zingen wat hij zegt, ik waande hem meteen familie van Johnny Turbo. Hij is een man die zichtbaar tijd heeft. Met pensioen, denk je dan. En ook dat is raak. Raar toch dat we bij een kennismaking meteen willen weten wat mensen doen. Alsof we ze willen klasseren. Gepensioneerd? Dan moet je wel oud of out zijn. Terwijl een babbel je al snel tot nieuwe inzichten kan leiden.

“Wat ik heb gedaan? Een beetje van alles”, zegt Ronald. “Bij Delhaize gewerkt, vijftien jaar, een deel in de WAAK gewerkt, daarna wat zelfstandig geweest en nu ben ik met pensioen.” Zijn zelfstandige jaren bracht hij door in cafés. Hij heeft nog de Kontiki uitgebaat, dicht bij KVK – “al was ik helemaal geen voetballiefhebber”, zegt hij — in de Volksvriend in Rollegem stond hij ook nog achter de toog en tenslotte heb ik ook nog het Bockorcafé in Kuurne gedaan. Op de ‘platse’. Dat laatste bestaat nog.” Hij hoeft mijn gedachten niet te lezen, ik spreek ze uit. “Toch één café dat je niet om zeep hebt geholpen“, laat ik me ontvallen. Dat ik geen dreun tegen mijn lip krijg, maar op een lachsalvo word getrakteerd, voelt goed aan. Dit is een man met wie te praten valt.

Met tegenzin achter de toog

Ronald heeft altijd graag café gehouden, bekent hij. “Onder het volk zijn. Met de mensen praten. Maar je moet het graag doen. Dat is een beetje het probleem met de horeca in Kortrijk. Vaak staan ze hier met tegenzin achter de toog. Je mag al blij zijn dat je iets mag drinken.” Een stamcafé heeft hij niet. “Ik kom overal. Als er een nieuwe deur opengaat, dan ga ik graag eens binnen”, lacht hij. Hij lacht veel. Zowat achter iedere zin die hij uitspreekt. Zin en onzin, hij mixt het graag. “Je komt overal cafeetjes tegen. Veel minder dan vroeger. Maar er zijn er gelukkig nog. Het zijn verpozingen op mijn wandelingen. Ik wandel graag. Elke dag stap ik wel ergens naartoe. Dat is mijn hobby.”

Mensen zeggen geen goeiedag

Onderweg slaat hij wel eens een praatje met de mensen. Al valt dat tegen. “Ik zeg tegen alleman een ‘goeiedag’, maar negen kansen op tien krijg je niets terug. Hooguit bekijken ze je met een air van: ‘Heb ik iets van je aan misschien?'” Je bespeurt een tikkeltje cynisme. Hij geeft toe dat dit geen plaatselijk fenomeen is. “Mijn kleindochter is zwemster, en zo kom ik met haar ook al eens op andere plekken. En het is overal hetzelfde.” Dat belet hem niet om zijn stappen te zetten. Wanneer ik hem aanspreek, komt hij net van De Zonnewijzer. “Het dienstencentrum. Daar ga ik geregeld een koffietje drinken. Je hoeft niet altijd op de markt te zitten.”

De kinderen verdeeld

Ronald zoekt mensen. Misschien omdat hij alleen is. “Ik ben gescheiden, maar ik heb wel kinderen. Gelukkig gescheiden. We hebben nooit ruzie gemaakt. We zijn in vrede uit elkaar gegaan. We hebben alles mooi verdeeld. Tot de kinderen toe. Mijn zoon is bij mijn vrouw gebleven en mijn dochter bij mij. We komen goed overeen. Dat is gebleven. Zo is er nooit een advocaat met het geld aan de haal gegaan. Want zo gaat het dikwijls. Ik heb het ook eens gezegd tegen een advocaat: ‘Bij de meeste echtscheiding krijgt de vrouw de kinderen, de man krijgt de hond en het huis is voor de advocaat.'”

Twee verschillende sokken

Maar ondertussen is hij dus wel alleen. En hij lijkt het niet erg te vinden. “Pas op, het eerste moment heb ik het moeilijk gehad. Ik heb me moeten herpakken. Maar intussen ben ik de eeuwige vrijgezel. Vriendinnen kunnen nog wel, maar een vrouw moet ik niet meer hebben. Samenwonen zou niet meer lukken. Met de jaren word je te eigenzinnig. Je hebt je eigen gewoontes. En je doet je zin. Wil ik twee verschillende kousen aantrekken, dan doe ik dat. Je doet wat je wil, je gaat waar je wil en je bent aan niets of niemand gebonden. Mijn vader zei altijd: ‘Vrijheid kunnen ze niet betalen.'”

De kleine dingen

Grote ambities heeft de 67-jarige Overleienaar niet meer. Paus zal hij niet meer worden en president van Amerika evenmin. “Nee, ik ben een gewone mens en wil dat blijven. Als er zich een kans voordoet, zal ik ze grijpen, maar ik verlang niets en ben naar niets op zoek. Grote verwachtingen heb ik niet. Jawel, gezond blijven.”

Geen lawaaimaker met andere woorden, in tegenstelling tot de bestuurder van de dax, die er wellicht plezier in vindt om gesprekken te verstoren. “Veel lawaai, maar niets te zeggen, zoals veel mensen,” merkt Ronald op. Hij is dan wel hele dagen naar gezelschap op zoek, je voelt ook de ontgoocheling dat mensen vaak niet zo’n leuk gezelschap zijn. Waardoor er onder zijn façade een lichte brompot zit te popelen om aan de oppervlakte te komen. Op de vraag wanneer hij een dag geslaagd vindt, zegt hij: “Vraag je of ik content ben dat ik ‘s morgens nog wakker word?” Die brompot weer. Maar gelukkig is het de optimist in hem die het pleit wint: “We zien wel wat er gebeurt. Schijnt de zon dan ben ik content. Regent het, dan trek ik een jas aan en ben ik toch weer content. Proberen gelukkig te zijn met de kleine dingen in het leven, dat is het belangrijkste.” Geef hem eens ongelijk.