Roland speelt verjaardagsconcert in zijn geliefde stad: “Ik draag Oostende in mijn hart”

© Davy Coghe
Hannes Hosten

Roland Van Campenhout (75) – kortweg: Roland – krijgt meestal het predicaat ‘blueslegende’opgeplakt, maar muzikaal is hij van vele markten thuis. Zijn ruim 50-jarige carrière bracht hem overal in binnen- en buitenland, maar Oostende heeft een bijzonder plaatsje in zijn hart. “Tijdens mijn legerdienst hier ontsnapte ik via de regenpijp richting Langestraat. Of naar de Chèvre Folle.”

Hij staat ons al op te wachten op de achtersteven. Muts tot net boven de ogen, sjaal om de hals, sigaretje tussen de vingers. En of Roland de Mercator kent. “Lang geleden heb ik nog op het schip geslapen”, verbaast hij ons. “Een goed begin, hé! Haha! Lang geleden was er in Oostende een café, de Chèvre Folle. Een voorloper van alle bruine kroegen en artiestencafés. Daar leerde ik een figuur kennen die plat Antwerps sprak en nogal graag dronk. Wij noemden hem ‘de kapitain‘ (op zijn Antwerps). Hij was een soort conciërge van de Mercator, of hij had ervoor gezorgd dat het schip uit Antwerpen naar Oostende kwam, herinner ik me vaag. Met enkelen mochten wij hier slapen.”

Na een avondje uit?

“Inderdaad. Wij waren toen hippies. Voor mij is het fantastisch het schip eens als oudere mens terug te zien. Waar we precies sliepen? Dat weet ik niet meer. Het was zeker niet in de kajuit van de commandant (waar we zitten voor het interview, red.).”

Was het om jullie roes uit te slapen? Of stel ik het te scherp?

“Dat is zeker niet te scherp gesteld (lacht). In de Chèvre Folle kwamen veel kunstenaars over de vloer. Hugo Claus zat daar… Nu hangt er nog zo’n geitenkop op de plaats van het vroegere café, op de hoek van de Kerkstraat en de Boudewijnstraat. Ik weet niet hoe ik daar terechtgekomen ben. Soort zoekt soort zeker? Ik kwam er ook Arno en Paul Couter tegen, die later samen Tjens Couter en TC Matic vormden.”

Jij bent afkomstig uit de Rupelstreek. Hoe raakte je in Oostende verzeild?

“Tijdens mijn legerdienst zat ik bij de zeemacht aan de Tettebrug. In de kazerne Bootsman Jonsen. Ik was zo naïef… Ik koos de zeemacht, omdat ik dacht zo de hele wereld te zien. Maar dat was tegen mijne rekker. Ik zat 15 maanden op een bureau. Van de rest van de wereld heb ik weinig gezien.”

Als Roland voor lange tijd op reis zou gaan…

Naar Java

“Het klinkt als een sprookje, een jaar op de Mercator. Ik zou naar Indonesië varen, naar Java. Da’s rap geantwoord, hé? Mijn nieuwe plaat heet Folksongs from a Non-Existing Land. En dat zou Java kunnen zijn, ja. Ik ben er al dikwijls geweest. Het heeft te maken met landschappen, de manier waarop mensen met je omgaan… Iedereen vriendelijk op straat. In Europa zie je veel triestige gezichten. Heel anders dan in Afrika of Indonesië. Die mensen hebben niets, ze gebruiken een lege colafles om zout of peper in te doen. En toch lacht iedereen. Hier mankeert dat.”

Optreden op de boot

“De reis mag lang duren. Er mogen zelfs wat omwegen zijn. Via Japan, bijvoorbeeld. Als je dan toch bezig bent… De wind in de zeilen. Een jaar weg? Geen probleem. Ik zou mijn optredens op de boot doen. Mensen die heel veel geld verdiend hebben met wat ik kleinschalig doe, Bob Dylan bijvoorbeeld, hebben allemaal een eigen boot (lacht). Met veel personeel erbij. Ik zou enkele muzikanten meenemen met wie ik heel graag speel. Mijn dochter en mijn vriendin mogen ook mee.”

Opnamestudio

“Friet met stoverij zou ik niet missen. De lokale keukens in die oosterse landen mag je niet onderschatten. Een verse plate in Oostende, of een garnaalkroketje… Dat misschien wel. Wat wel zeker mee moet, zijn enkele gitaren, wat opname-apparatuur. Tegenwoordig is een opnamestudio maar zo groot meer als twee telefoons naast elkaar hé.”

Boek over leven

“Een jaar op een boot zou ideaal zijn om een boek te schrijven over mijn leven. Daarvoor boden zich al veel kandidaat-ghostwriters aan. Mijn voordeel is dat ik niets weggooi. Bij mij thuis is het een ongelooflijk chaotische boel. Maar alles triggert je geheugen. Een papiertje uit een hotel in Japan, oude foto’s… Dat heractiveert je geheugen. Ik zou een doos meenemen met foto’s en memories, veel inspreken op een opname-apparaatje en die opnames dan aan een ghostwriter geven.”

Roland Van Campenhout

Privé

Geboren in Boom op 25 juli 1944. Kende eerst een zwervend bestaan, maar woont nu al jaren in Gent. Heeft een vriendin en een 33-jarige dochter Emma. Heeft een bijzondere band met Oostende, waar hij zijn legerdienst deed bij de marine.

Opleiding en loopbaan

Lagere school tot zijn 14 jaar, verder niets. “Officieel ben ik ongeschoolde arbeider.” Al sinds de jaren zestig muzikant en nog altijd actief. Speelde in binnen- en buitenland, thuis in heel wat verschillende genres.

Vrije tijd

Boeken lezen, kringloopwinkels afschuimen op zoek naar vinyl, soms eens een wandeling. En uiteraard muziek.

Maar Oostende leerde je des te beter kennen.

“De Langestraat was een ongelooflijk drukke uitgaansstraat. Nu is dat wel veranderd. Dat was 1962. Na het ‘doven van vuren en lichten’ – zo heette dat bij de zeemacht – ontsnapten wij elke nacht, via een regenpijp aan de keuken, naar de Langestraat. We maakten poppen om in bed te leggen, want soms werd er ‘s nachts gecontroleerd of iedereen wel sliep. Dat maakte het extra plezant natuurlijk. Maar we zijn nooit gesnapt. Never. Ik hield aan die periode een warm gevoel voor Oostende over.”

Betekende die Oostendse periode ook muzikaal iets voor jou?

“Je had hier toen nog de ferry’s naar Dover en heel veel typische cafés, waar Engelse liederen gezongen werden met het Hammondorgel. Ik weet niet of het woord ‘hippie’ toen al bestond, maar er waren ook gasten die op straat muziek maakten. Er waren erbij die echt wel talent hadden. Door hen begon het ook bij mij te kriebelen. Ik was toen een fanatieke jazzliefhebber, maar speelde nog niet echt zelf. Via zo’n straatmuzikant raakte ik aan mijn eerste job, washboardspeler bij een Engelse groep. Dat is zo’n plank met ijzeren ribben, waarop de huisvrouwen vroeger de was deden. Je kan er ook muziek op maken (imiteert het geluid).”

Wanneer zag je voor het eerst de zee?

“Goeie vraag. Waarschijnlijk ben ik wel eens met mijn ouders een weekendje naar de kust geweest. Dat was dan naar Blankenberge, denk ik, want die van Antwerpen gingen naar Blankenberge.”

Jij maakte als kind van vijf jaar mee hoe je pa verdronk.

“Ik heb het niet voor mijn ogen zien gebeuren, maar was er wel bij. Ik heb er een vage herinnering aan. In mijn geboorteplaats Boom was een steenbakkerij. Daar waren uitgebaggerde kleiputten, die later vol water zijn gelopen. De simpele mensen, die geen geld hadden om naar Cannes of St.-Tropez te gaan, gingen daar zwemmen.”

Ik koos voor de zeemacht, omdat ik dacht de hele wereld te zien. Maar dat was tegen mijne rekker, ik zat vijftien maanden op een bureau

Was het verlies van je vader een traumatische ervaring?

“Daar was ik te klein voor. Maar met ouder worden, stel ik me wel de vraag: wat was dat eigenlijk voor iemand? Ik ken hem alleen van brieven die hij schreef aan mijn moeder. Later gaf mijn halfzus me een doos met al die brieven. Daar leer je toch iets uit. Hij was ook muzikaal. Ten tijde van de bevrijding speelde hij in een Glenn Miller-band. Daar schijnen nog 78 toeren-platen van te bestaan. Mijn grootvader was dirigent van de fanfare. Op het einde van zijn leven, een beetje dement geworden, zat hij bij de Leuvense stoof zijn partituren te herleven. Pedebedem tching tching! Ik denk dat ik ook zo aan het worden ben. Maar erg schrikwekkend vind ik dat niet (lacht).”

Met de nieuwe man van je moeder klikte het niet goed.

“Nee. Daarom ben ik ook van huis weggelopen. Op café noemde hij me het zaad van een ander. Hij werkte in de bouwsector en in die tijd kregen ze elke vrijdagavond cash hun loon uitbetaald. Dat betekende dat hij elke vrijdagavond schijtezat thuis kwam, met talloren naar mijn moeder gooide…”

Ging je achteraf nog terug naar je ouders?

“Nee. Nadien had ik daar wel spijt van. Ik denk dat ik mijn moeder daar redelijk ongelukkig mee gemaakt heb. Toen ik zelf vader werd van een dochter, realiseerde ik me dat. Als ouder ben je toch ongerust over je kinderen. Het verstand komt niet voor de jaren, hé. Ik ben dan letterlijk en figuurlijk de wijde wereld in getrokken. Eerst op kot in Antwerpen, dan de Chèvre Folle in Oostende, dan optredens in Singapore, China, India, Duitsland… Ik zat overal.”

Roland speelt verjaardagsconcert in zijn geliefde stad:
© Davy Coghe

Een zwervend bestaan.

“Als je vandaag als 14-jarige alleen op een bemeubeld kot in Antwerpen gaat wonen, staan twee minuten nadien de flikken daar en nemen ze je mee naar een opvangtehuis. Maar toen kon dat allemaal. Ik trok nogal redelijk van het een naar het ander. Dat heeft zo geduurd tot aan mijn legerdienst in Oostende. Daarna heb ik me wat gesetteld, maar nooit echt gesetteld met een hoofdletter. Nooit getrouwd geweest, wel relaties gehad, met mensen op een appartementje gewoond… en altijd reislustig. Nu nog. Ik wil nog altijd eerst op het podium staan. Muziek is een soort… heilig ding. Dat gaat voor.”

Ben jij een harde werker of een lanterfanter?

“Vroeger was ik iemand die alles maar liet komen. Een beetje lui. Ik dacht: ik ben een natuurtalent, waarom zou ik er iets voor doen? Maar zoals ik zei: het verstand komt niet voor de jaren. Nu doe ik er van alles voor.”

Tijdens mijn legerdienst ontsnapte ik via de regenpijp richting Langestraat, en ik ben geen enkele keer betrapt

En wanneer kwam die klik?

“Een jaar of drie geleden zeker? (schatert het uit) Misschien ben ik geen natuurtalent, maar een laatbloeier. Ik bereid me nu beter voor, al vind ik nog altijd dat muziek spontaan op het podium moet gebeuren. Bij beginnende groepjes, die bijvoorbeeld meedoen aan Humo’s Rock Rally, zie je soms dat ze weken en weken gerepeteerd hebben, tot het erin zit. En dan spelen ze elke avond hetzelfde. Dan verdwijnt iets van het avontuur, vind ik. Mocht ik in zo’n groep spelen, het zou zijn alsof ik naar mijn werk moet. En dat wil ik als muzikant nooit van mijn leven meemaken. Dan kom ik liever conciërge spelen in de kajuit van de kapitein (lacht).”

Je werkte met veel bekende figuren samen: de Ier Rory Gallagher, onze Arno, Raymond van het Groenewoud, Jean Blaute, Admiral Freebee… Waarom wil iedereen met jou spelen?

“Omdat ik aan niemand zeg wat ze moeten doen. Maar je kiest ook geen mensen van wie je weet dat het niet zal lukken. Dat is tijdverlies. Je zoekt zielsverwanten. Dat is een soort intuïtie. Dat heeft niets te maken met technische vaardigheid. Ik heb liever een gast die maar één noot kan spelen dan een pretentieuze klootzak die duizend noten speelt, maar bij wie je niets voelt.”

Jij bent echt niet in één genre onder te brengen hé? Jazz, blues, variété?

“Op mij kleeft vaak de stempel ‘de Belgische blueslegende’. Dat is in dank afgenomen, maar daarmee sluit je honderden andere dingen uit. Dat is te beperkend voor wat ik eigenlijk doe. Ik ben zeker geen muzikale racist. Als iemand iets doet op het podium, en dat echt meent, mag het voor mij zelfs Zwarte Lola zijn, die onlangs overleed. Of La Esterella… Ik kan ook dagen aan een stuk enkel naar klassiek luisteren. Je hebt maar twee soorten muziek, hé. Goeie en slechte.”

Roland speelt vrijdag 13 december een verjaardagsconcert in De Grote Post in Oostende. Info: www.degrotepost.be.

Als Roland voor lange tijd op reis zou gaan…

Naar Java

“Het klinkt als een sprookje, een jaar op de Mercator. Ik zou naar Indonesië varen, naar Java. Da’s rap geantwoord, hé? Mijn nieuwe plaat heet Folksongs from a Non-Existing Land. En dat zou Java kunnen zijn, ja. Ik ben er al dikwijls geweest. Het heeft te maken met landschappen, de manier waarop mensen met je omgaan… Iedereen vriendelijk op straat. In Europa zie je veel triestige gezichten. Heel anders dan in Afrika of Indonesië. Die mensen hebben niets, ze gebruiken een lege colafles om zout of peper in te doen. En toch lacht iedereen. Hier mankeert dat.”

Optreden op de boot

“De reis mag lang duren. Er mogen zelfs wat omwegen zijn. Via Japan, bijvoorbeeld. Als je dan toch bezig bent… De wind in de zeilen. Een jaar weg? Geen probleem. Ik zou mijn optredens op de boot doen. Mensen die heel veel geld verdiend hebben met wat ik kleinschalig doe, Bob Dylan bijvoorbeeld, hebben allemaal een eigen boot (lacht). Met veel personeel erbij. Ik zou enkele muzikanten meenemen met wie ik heel graag speel. Mijn dochter en mijn vriendin mogen ook mee.”

Opnamestudio

“Friet met stoverij zou ik niet missen. De lokale keukens in die oosterse landen mag je niet onderschatten. Een verse plate in Oostende, of een garnaalkroketje… Dat misschien wel. Wat wel zeker mee moet, zijn enkele gitaren, wat opname-apparatuur. Tegenwoordig is een opnamestudio maar zo groot meer als twee telefoons naast elkaar hé.”

Boek over leven

“Een jaar op een boot zou ideaal zijn om een boek te schrijven over mijn leven. Daarvoor boden zich al veel kandidaat-ghostwriters aan. Mijn voordeel is dat ik niets weggooi. Bij mij thuis is het een ongelooflijk chaotische boel. Maar alles triggert je geheugen. Een papiertje uit een hotel in Japan, oude foto’s… Dat heractiveert je geheugen. Ik zou een doos meenemen met foto’s en memories, veel inspreken op een opname-apparaatje en die opnames dan aan een ghostwriter geven.”