Raoul Boucquey uit Rumbeke wordt 75: “Leven te danken aan landing op Normandië”

Raoul Boucquey woont vlakbij Sterrebos. "Ik het privilege ruim en in het groen te wonen." © Stefaan Beel
Wouter Vander Stricht

Zondag viert Raoul Boucquey zijn 75ste verjaardag. Hij is nog de drijvende kracht achter tal van verenigingen en de Rumbekenaar denkt nog niet aan stoppen. “Vroeger was iemand van 75 een oud ventje. Zo voel ik me niet. Ik blijf actief en dat houdt me jong.”

Dit keer geen babbel met Raoul Boucquey over een van zijn vele verenigingen. De geschiedenisleerkracht op rust blik even terug op zijn eigen leven en werk. Hij hoopt straks met de vzw Albrecht Rodenbach nog een kunstwerk te realiseren dat naast de ARhus zou komen. “Maar het stadsbestuur moet daar nog groen licht geven.”

Zondag vier je je 75ste verjaardag. Zul je in deze coronatijden de kussen in ontvangst nemen?

“Jawel. Er komen die dag hier een heleboel mensen over de vloer en van afgelasting voor het coronavirus is geen sprake. Er zullen altijd nieuwe ziektes opduiken, dat is eigen aan de natuur. Maar hoe we dat coronavirus nu moeten inschatten? Toen HIV aan zijn opmars begon, zijn er daar allerlei vreemde zaken over beweerd. En ik zou vooral nu niet in de schoenen willen staan van de mensen die de beslissingen moeten nemen.”

Ben je een geboren Rumbekenaar?

“Jawel. Ik ben thuis in de badkamer geboren. En eigenlijk heb ik mijn leven te danken aan de landing op Normandië. Dat heb ik toch zo nagerekend. Dat was negen maanden voor mijn geboorte en in die tijd zijn opvallend veel kinderen verwekt. De mensen zagen na vier jaar oorlog het einde in het zicht en dat zorgde voor euforie. En kindjes dus. Mijn enige zus was 20 jaar ouder dan ik. Mijn vader – die nog in de Eerste Wereldoorlog had gevochten – was eigenlijk al wat op leeftijd toen ik geboren werd.”

Je ging geschiedenis studeren. Een moeilijke keuze?

“Nee, geschiedenis heeft me net als aardrijkskunde altijd geboeid. Ik ben naar Leuven geweest en toen ik in mei 1968 mijn diploma behaalde stond Leuven in brand door de studentenprotesten. En zelf trouwde ik meteen ook in 1968. Mijn echtgenote had nog een winkel op de Grote Markt in Roeselare, waardoor we daar zeven jaar woonden. Toen kon ik naar school wandelen. Maar we zijn daarna terug richting Rumbeke komen wonen. En mijn vrouw, die Conservatorium had gevolgd, ging Woord en Toneel doceren aan de kunstacademie.”

Het onderwijs veranderde ongetwijfeld grondig in de bijna vier decennia dat je les gaf?

“Zeker de laatste jaren kwam alles in een stroomversnelling. Als leraar vertelde ik graag, maar ik toonde eveneens graag iets. Omdat de school dat niet wilde betalen, kocht ik zelf een diaprojector. Weet je dat ik ooit nog mijn dia’s bewaarde in de sacristie van de oude kapel die we toen op het Klein Seminarie als klaslokaal gebruikten. Het internet zorgde natuurlijk voor een revolutie. Je kan nu alles terugvinden, hoewel ik het opvallend vind dat foute informatie ook telkens weer wordt overgenomen. Ik maakte ook de komst van de meisjes mee in het Klein Seminarie. Ik was ook nog klassenleraar van het Latijn-Grieks waar maar één jongen in de klas zat. Tussen die meisjes zat ook Heleen Debruyne (schrijfster, die ook radio maakt, red.).”

“Ik studeerde in Leuven af in mei ’68…”

Er is nu ook veel te doen over de kans voor leerlingen om te excelleren. Hoe sta jij daar tegenover?

“Dat is een immer moeilijke discussie. Zelf was ik ook jarenlang titularis in Economie-Moderne Talen. Meestal kwamen daar de leerlingen terecht waarvan wiskunde niet hun ding was. Maar je zag daar gasten die eigenlijk ook niet in economie geïnteresseerd waren, maar een talenknobbel hadden en zo hun weg vonden. Bij anderen lukte het dan weer niet. Het is van alle tijden. Net zoals je het watervalsysteem waarbij leerlingen zo hoog mogelijk starten om dan weer af te zakken, er niet uit zal krijgen. Ik heb zelf een kleindochter met dyscalculie. Vroeger bestond dat uiteraard ook, maar het werd niet benoemd. Ik heb vaak ook autistische leerlingen in klas gehad. Je moet iedereen trachten dezelfde kansen te geven, maar niet iedereen wordt gelijk geboren. Ik heb dan ook oneindig veel respect voor collega’s die werken met jongeren die het wat lastiger hebben. Ik had het dan weer moeilijk met evaluatiefiches waarop we in één lijntje iemand moesten beoordelen. Dat is alsof je een stempel op iemand moeten zetten.”

De dames van KSV Rumbeke zijn kampioen, de heren kunnen dat dit weekend worden. Volg je dat?

“Niet echt. Mijn vrouw is sportiever dan ikzelf. Ik heb kleinkinderen die zeilen en hockey spelen en de jongste voetbalt bij KSV Rumbeke. En hij doet het daar goed. Hij wekte al de interesse van KV Kortrijk op.”

Je bent ook voorzitter van de werkgroep Erfgoed. Wat vind je van de strijd voor meer vrouwen bij het kiezen van de straatnamen?

“Ik sta open voor vervrouwelijking, maar ben niet te vinden voor quota. Je kan dat niet forceren. Vroeger zullen ongetwijfeld veel sterke vrouwen geleefd hebben, maar de maatschappij was toen zo dat ze minder naar buiten kwamen en dus zijn ze ons niet bekend. Maar in Roeselare hebben we met Juffrouw Lamote, Regina Wauters, Simonne Brugghe… de jongste jaren getracht daar aandacht aan te geven.”

Privé

Raoul Boucquey woont met zijn echtgenote Mia Pieters in de Graaf de Limburg Stirumlaan, vlakbij Sterrebos in Rumbeke. Ze hebben vier zonen: Nikolaas (51), Sebastiaan (50), Matthias (49) en Servaas (39). Er zijn ondertussen al zeven kleinkinderen.

Opleiding en loopbaan

Volgde Latijn-Grieks aan het Klein Seminarie en ging daarna licentiaat geschiedenis in Leuven studeren. Gaf één jaar les aan het Sint-Leocollege in Brugge en vervolgens 36 jaar in het Klein Seminarie.

Vrije tijd

Is actief in tal van verenigingen, die ook vaak met zijn liefde voor de geschiedenis te maken hebben. Hij houdt van kunst en lezen en heeft een boontje voor poëzie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier