Oorlogsjournaliste Joanie de Rijke komt thuis in Wevelgem: “Ik ben niet moedig. Ik ben net zo bang als iedereen”

Joanie zag al heel wat wrede dingen in haar leven. “En toch kijk je ook altijd naar het goede in de mens.” © Christophe De Muynck
Bert Vanden Berghe

De Nederlandse oorlogsjournaliste Joanie de Rijke, die thuiskomt in Wevelgem, heeft oorlogsgruwelen van dichtbij gezien en meegemaakt. Zo werd ze ooit ontvoerd door de taliban. Maar toch staat ze bijzonder positief in het leven en put ze moed uit de verhalen die ze neerschrijft. “De veerkracht en solidariteit van de mensen kunnen echt ongelooflijk zijn. Oorlog is nooit zwart-wit.”

“Dit is voor mij ontspanning”, glimlacht ze. “Koffie drinken in de tuin, wat aan mijn planten frutselen. Op de loopband staan, in de natuur wandelen. Bij de mensen zijn die ik graag zie. Daar vind ik rust.”

We zitten bij Joanie op het terras, dat uitkijkt op een oase van groen waar merels op en af vliegen en een vlinder het hele gesprek door met Joanie lijkt te flirten. Het is een hemelsbreed verschil met de onzekerheid en angst die gepaard gaat met haar job als oorlogsjournaliste. Want hier in Wevelgem gaat het leven zijn gewone gangetje en geniet ze van haar tijd bij haar West-Vlaamse vriend. Haar twee volwassen zonen zijn al lang de deur uit. “De vrijheid waarin mijn kinderen hier opgroeiden, is een groot goed, dat besef ik telkens weer als ik zie hoe het eraan toe gaat in bepaalde dictaturen.” Ze wuift het ook meteen weg, want het laatste wat ze wil is wollig klinken, zegt ze. “Als ik thuis ben, is het gewoon tijd voor andere dingen. Alleen oorlog hakt er ook maar in. Dan schrijf ik over andere zaken, van mantelzorg tot de financiële crisis.”

Is dat geen rare combinatie? Is dat niet de ondraaglijke lichtheid van het bestaan in het licht van de oorlog?

(lacht)“Nee, hoor. Er zijn zoveel interessante mensen en verhalen. Je moet ze niet altijd ver weg gaan zoeken. Het is waar dat je alles in een ander perspectief bekijkt als je zoveel ellende en menselijk leed hebt gezien. Maar als ik een tijdje thuis ben, zeur ik soms ook over onbenullige zaken. In die zin blijf ik wel met mijn voetjes op de grond. Of in dit geval de West-Vlaamse grond.”

Wat leidt tot de logische vraag: hoe komt een Nederlandse oorlogsjournaliste in Wevelgem terecht?

“Mensen uit West-Vlaanderen, zeker journalisten, moeten daar altijd om lachen.Wij zijn hier net weggegaan! Maar je komt overal door het werk, de studie of de liefde. In mijn geval was het die laatste. Ik heb een tijdje in Brugge gewoond, en sinds een jaar of zes woon ik nu hier bij mijn vriend. We hebben een stukje bijgebouwd, en ik heb er nu mijn eigen werkkamer. Weet je, als je een tof huis hebt, maakt het niet zoveel uit waar je woont. Ik zit hier vlakbij de grens, de autosnelweg… Ik sta ook snel in Kortrijk, Brugge en Rijsel.”

“Ik kies er voor om naar dat oorlogsgebied te gaan. Mensen ginder hebben die luxe niet om er uit te stappen.”
“Ik kies er voor om naar dat oorlogsgebied te gaan. Mensen ginder hebben die luxe niet om er uit te stappen.” © Christophe De Muynck

Voelt u zich West-Vlaamse of toch Nederlandse?

“Alleen tijdens een voetbalwedstrijd tussen België en Nederland komt dat chauvinistisch kantje wel naar boven, ja. Ik woon eigenlijk al 25 jaar in Vlaanderen. Maar ben ik Vlaming? Belg? Europeaan? (blaast) Mijn vader en enkele vrienden wonen nog in Nederland, maar als ik de grens oversteek naar hier, dan kom ik thuis. In het begin was die mentaliteit wel wat wennen. West-Vlamingen kunnen stug zijn, terwijl Nederlanders dan weer rechttoe, rechtaan zijn. Maar als ze je in de armen sluiten, dan kan alles. Nee, ik zou niet meer terug willen.”

Dit voelt vast wel als een soort veilige plaats, als je je vaak in oorlogsgebied bevindt.

“Het is wel fijn om een thuishonk te hebben, ja. Maar als ik een tijdje thuis ben, dan komt die onrust naar boven. De aard van het journalistieke beestje, zeker? Als er ergens iets gebeurt in de wereld, heb ik het gevoel dat ik erbij wil zijn.”

Het is vast de meest gestelde vraag: wat bezielt iemand om oorlogsjournalist te worden?

“Het is een logische vraag, ook. Maar voor mij is het nooit een keuze geweest. Ik ben er echt in gerold. Ik ging als journaliste ergens in 2006 naar Afghanistan, mee met de Belgische militairen. Het was net na Nieuwjaar. Heel koud en we konden niet van de militaire luchthaven af. Ik ving in de verte wat flarden op van het land, zag vrouwen in de bekende blauwe boerka’s, rook de geur van het eten en wilde er meer over weten. Dat die maatschappij zo veraf stond van wat wij kenden in het Westen, intrigeerde mij nog meer. Het was heel lang hét conflict op internationaal vlak. Elke keer dat je teruggaat, kom je meer te weten, leef je mee met de mensen en zie je weer wat voor een interessante en rijke geschiedenis het land heeft. Ook het landschap is uitermate interessant, van de stukken woestijn tot het ruige gebergte. Heel fascinerend eigenlijk.”

Wie meer wil weten over een land, gaat vaak eerder de richting van reisjournalistiek uit…

“Oorlog geeft een heel andere dynamiek aan het verhaal. Je ziet daar alle kanten van de mens. Dat interesseert mij mateloos. Hoe mensen zo dwaas, moedig, laf of solidair kunnen zijn. Je zit ook op de eerste rij van de geschiedenis. Ik zat in Pakistan toen Osama Bin Laden werd neergeschoten. Die belangrijke momenten, dat is waarvoor je het doet als journalist. (denkt na) Je ziet veel menselijk leed, maar tegelijkertijd ook die overlevingskracht, de veerkracht ook. Dat zie je nu in Oekraïne ook heel erg, hoe groot die strijdlust is midden al die ellende. Het is ook een verhaal dat moet verteld worden. Als ik op een plek kom die net gebombardeerd is, zijn mensen soms vreselijk overstuur en kwaad. Soms ook op jou, als journalist, want je bent van het Westen. Maar als je die mensen letterlijk in de ogen kijkt en zegt dat je gaat luisteren en hun verhaal wil vertellen… dat is altijd zo intens. Op dat moment voel je dat je heel even een moment van rust bent. Veel mensen vragen mij of je daarmee een verschil kan maken. Het lost de oorlog niet op, nee, maar sommige verhalen moeten naar buiten komen. En dat probeer ik altijd op een zo eerlijk mogelijke manier te doen.”

“Als ik de grens oversteek richting België, kom ik weer thuis. Ik denk niet dat ik nog in Nederland zou kunnen wonen.”
“Als ik de grens oversteek richting België, kom ik weer thuis. Ik denk niet dat ik nog in Nederland zou kunnen wonen.” © Christophe De Muynck

Kan je die knop makkelijk omdraaien als je een oorlogsgebied binnenkomt?

“Soms zit je meteen in een verhaal en ben je vertrokken. Soms is de aanloop wat langer. Er is niet echt een bepaald stramien. Maar als je erin zit, dan slaap je weinig, vergeet je al eens te eten en ben je alleen maar met je werk bezig. Oorlogsjournalistiek kan ook niet anders dan intens zijn.”

Het vereist wel veel moed.

“Ik ben niet moedig. Ik ben niet dapper. Ik ben net zo bang als iedereen. Maar je focust je op je werk en bent daardoor niet met die angst bezig. Want als je gaat nadenken over wat er kan gebeuren, dan maak je jezelf gek. Het is elke keer weer risico’s afwegen, maar als je dat niet wil doen, blijf je beter thuis. Als het echt moeilijk is, moet ik mezelf luidop de vraag stellen: waarom wilde ik hier weer zijn?”

Maar je raakt toch in een soort overlevingsmodus?

“Ja. In Oekraïne moesten alle lichten uit en de gordijnen dicht in de hotels. Elke nacht was er luchtalarm. Dat is best akelig, maar na een tijdje slaap je gewoon door dat luchtalarm. Zeker in het begin, toen de oorlog uitbrak in Oekraïne, wist niemand wat er zou gebeuren. Ook onder journalisten breekt er al eens paniek uit. Er zijn er die weggaan, maar ook die blijven.”

Wanneer beslis jij of je blijft of weggaat?

“Als je je er echt niet goed bij voelt, ga je weg. Maar soms kom je op plaatsen waar je ’s nachts constant beschietingen om je heen hoort… Je moet daar mee om kunnen. Ik probeer ook altijd zoveel mogelijk actuele informatie te verzamelen, zodat je weet waar je kan komen en waar je beter wegblijft.”

Is er nooit een moment geweest waarbij je dacht: dit is het, ik stop ermee?

“Nee, toch niet. Ik heb ook helemaal niet het gevoel dat ik al zoveel heb gedaan. Bij mij wordt het net aangewakkerd. Er is nog zoveel om over te schrijven. Ik ken journalisten die ermee gestopt zijn en anderen die net als ik ook blijven doorgaan. Dat is iets heel persoonlijks.”

Ik kan mij inbeelden dat velen hun breekpunt zouden bereiken als ze net als jou worden ontvoerd en vastgehouden door de taliban.

“Ik kreeg die vraag toen vaak, maar er zijn ook journalisten die ontvoerd en beschoten werden, en nog altijd doordoen. Ik wil weten wat er gebeurt, hoe het verhaal verder gaat. Ik wil het met mijn eigen ogen kunnen zien. Ik moet daar zijn.”

Dreigt je geloof in de mensheid dan niet aangetast te worden? Je ziet vaak het wreedste in de mens.

“Alweer: tegelijkertijd zie je ook die solidariteit en veerkracht. Je ziet de wreedste kant – je kan het zo gek niet bedenken tot wat mensen in staat zijn – maar je ziet toch ook de mooiste kant. Je moet daar wel afstand kunnen van nemen. Ik herinner mij dat ik in 2014 zo vaak in een oorlogsgebied zat, dat ik plots thuis in Brugge vreemd opkeek toen verliefde koppeltjes foto’s namen aan de reitjes. Mensen kunnen echt nog gelukkig zijn, besefte ik opeens. En meteen ook dat ik even afstand moest nemen. Want soms is het echt heftig. In Oekraïne was er een jongetje van 16 die aan het voetballen was met twee vriendjes toen er op dat terrein een raket insloeg. Van een van de jongens waren de benen er af geblazen, vreselijk. De ander was heel erg zwaargewond en werd afgevoerd. Zijn moeder vond hem maar na een paar dagen terug en door de slechte ziekenhuistoestanden verloor hij zijn been. De twee jongens die het overleefden waren elkaar kwijtgeraakt, maar vonden elkaar later terug. De zwaargewonde jongen kreeg een speciaal ziekenvervoer… via Rusland. Dat vond ik opmerkelijk. Die jongen kreeg alle medewerking en medicatie, terwijl andere zieken dan weer beroofd werden op die checkpoints. Dat is die ingewikkelde kant van de oorlog.”

Het is nooit zwart-wit.

“Nee. Ik herinner me het verhaal van mijn collega die in een klaslokaal een boodschap van de Russen zag staan, waarin ze zich excuseerden. Ook de Russen zijn al zwaar toegetakeld door de Oekraïners, maar als je dan weer ziet hoe ze met een tank doelbewust op een Oekraïens ziekenhuis schieten… Nee, dat gaat er niet in. Als journalist wil je alles verklaren, maar soms zijn zaken zo wreed en onvoorstelbaar, dat er geen verklaring mogelijk is. En dat is een heel akelig moment. Want het zijn allemaal individuen die in groep wrede dingen doen. Dan stel je je de vraag: zou ik dat ook kunnen? Je komt altijd terug naar jezelf, en naar heel essentiële vragen over waar de mens toe in staat is.”

Dan is het ongetwijfeld een grote ‘mindfuck’ als je daar letterlijk kan uit stappen.

(knikt) “Ik kies ervoor, ik ga uit vrije wil. Het gaat dan ook niet over mijn angst. Het gaat over de mensen die er wonen. Zij hebben er niet om gevraagd. Ik zag in een arme buurt in Mykolajiv, waar alle ramen van de appartementsgebouwen kapot waren door de clusterbommen, dat een man er stond met een pak melk, op weg naar huis. Dan besef je: die man woont hier en kan niet weg. Waar moeten ze naartoe? Dat is zo triest. En net daarom wil ik die verhalen vertellen. Maar met mij hoef je geen medelijden te hebben.”

In haar werkkamer: “Schrijven was mijn eerste liefde.”
In haar werkkamer: “Schrijven was mijn eerste liefde.” © Christophe De Muynck

Heb je geen schrik om afgestompt of cynisch te worden?

“Ik hoed me daarvoor. Je wordt wel eens cynisch, ja, maar het is gewoon te heftig. Bij mij werkt het gelukkig niet zo. Ik stomp niet af. Ik kan er wel beter afstand van nemen, denk ik. En toch droom ik ervan. In mijn dromen zie ik mensen geëvacueerd worden, vluchten… dat laat je niet los. Die adrenaline blijft nog een tijdje in je lichaam als je thuiskomt. Maar ik kan er wel makkelijk mee om. Mijn partner heeft ook zijn werk en wil over normale zaken praten als ik thuis ben.”

Frustreert het dan niet als de wereld in brand staat en het hoofditem in het nieuws dan plots het Ros Beiaard is?

(lacht) “Dan denk ik ook wel eens: waar hébben ze het in godsnaam over? Maar ik begrijp het ook. Als je mensen euh… bombardeert met slecht nieuws, worden ze daar ook niet gelukkig van. We maken veel mee, denk ik. Soms denk ik: wanneer stopt het? En kan het weer wat rustiger worden, zoals vroeger?”

Het is ook… véél. Nog geen jaar geleden keek heel de wereld naar Afghanistan, toen de taliban daar opnieuw aan de macht kwamen. Vandaag lijkt nog niemand daar wakker van te liggen.

(knikt) “Vorige zomer coverde ik ook die overstroming in Wallonië en daarna was het Afghanistan. Corona is nog niet eens weg, of daar kwam ook al de oorlog in Oekraïne. De wereld is zo volop in beweging, inderdaad. Maar in Afghanistan worden ze steeds strenger en is het er niet beter op geworden. Ik hoor ook dat het voor journalisten steeds moeilijker werken is. Als IS aanslagen pleegt, zetten de taliban meteen de hele buurt af.”

Tien jaar geleden schreef je een boek met als titel ‘Pakistan. Het gevaarlijkste land ter wereld’. Is dat nog steeds zo?

“De situatie is intussen veranderd. Het land is er op vooruit gegaan. In die periode was het grensgebied met Afghanistan zo poreus en leek het terrorisme van de hele wereld zich daar te concentreren. Pakistan heeft veel gedaan om die terreur aan te pakken. Het is er veel rustiger, maar het blijft wel een moeilijk land. Een prachtig land ook overigens. Je hebt er de uitlopers van de Himalaya, maar sinds de aanslagen komen daar geen toeristen meer. Ik ben er ooit in een dorp in de bergen geweest, waar de inwoners zelfs nog nooit een auto hadden gezien. Een heel apart wereldje.”

Ik ga eerlijk zijn: ik had je op voorhand niet zo positief ingeschat.

“Je dacht dat je hier een deprimerend iemand voor je neus ging krijgen? (lacht) Ik maak alle hoogtes en laagtes mee. De dood van mijn collega Jeroen Oerlemans (hij werd in 2016 in Libië doodgeschoten door een sluipschutter van IS, red.) was het diepste wat ik heb gezeten. Ik heb toen mentale hulp gezocht en ben daar tien keer sterker uit gekomen. Onlangs las ik een interview met een oorlogsfotografe, die de ene sigaret na de andere rookte in haar appartement en een uiterst cynische kijk op het leven had. Zo wil ik niet worden. Je daarvan bewust zijn, helpt.”

Dus stoppen zit er nog niet in?

“Ik ben ooit naar twee loopbaancoaches gestapt, maar die gaven aan dat ik waarschijnlijk zou sterven met mijn notitieboekje in mijn handen. Schrijven is ook mijn eerste liefde. Van zodra ik kon schrijven als kind, schreef ik al heel veel. Gedichten, kinderboeken, toneelstukken… noem maar op. Toen ik journalistiek ontdekte, viel de puzzel in elkaar. En schrijven én mensen ontmoeten én de wereld intrekken? Ik ga toch maar blijven schrijven, denk ik.”


Wie is Joanie de Rijke?

Joanie de Rijke (56) is afkomstig uit Dordrecht en woont vandaag in Wevelgem. Ze is moeder van twee zonen. Al 25 jaar is ze journaliste en schrijft ze voor onder meer De Morgen en Knack, gaande van human intereststukken tot oorlogsjournalistiek. Eind 2008 werd ze ontvoerd door de Taliban en Afghanistan. Ze schreef daarover een boek. Haar tweede boek, over Pakistan, verscheen in 2012. Vier jaar later was ze getuige van de dood van fotojournalist Jeroen Oerlemans. Momenteel volgt ze ook de oorlog in Oekraïne op. Ze schreef ook een boek over de aanslagen in Brussel.