Ook dit jaar geen Grote Keer voor de paters
De paters van Mesen, officieel de Orde van de Mesense kanunniken, zullen ook dit voorjaar hun Grote Keer niet kunnen wandelen. De Grote Keer is een ommegang van 6 kilometer met diverse haltes aan kapelletjes.
De zondagse tochten zijn meteen een goede voorbereiding voor de jaarlijkse ommegang in september, een van de activiteiten van Mesen kermis. Het verhaal van de Grote Keer is gebaseerd op een christelijke legende uit de tijd van Adela van Mesen (1009-1079) die de Abdij van Mesen stichtte. Nadat haar man, Boudewijn V van Vlaanderen, in 1067 overleed, trok Adela zelf in de abdij.
“Deze gravin bezat een splinter van het Heilig Kruis. Op een nacht kreeg zij een visioen, waarin zij een vrouw zag die haar vroeg om een jaarlijkse ommegang met de relikwie te houden. Adela ging de kerk binnen en trof daar een rode draad, die zij op de knieën en ellebogen volgde. Haar volgelingen bewegwijzerden deze tocht en deze werd erkend door de paus, die opdroeg om de tocht jaarlijks te houden op het feest van de Heilige Kruisverheffing op 27 september en gedurende acht dagen daarna”, legt Marino Mahieu de geschiedenis uit.
Deelname aan stoeten
Adela speelde een belangrijke rol in de hervorming van de kerkelijke instellingen. “Uit de handen van de paus kreeg ze de sluier van een non en ze trok zich terug in de abdij van Mesen. Aangezien de nonnen geen sacramenten konden toedienen werden er kanunniken in dienst genomen en die geschiedenis vertellen we nu sedert onze oprichting in 2009.”
Wat eerst alleen weggelegd was voor familieleden van Marino, met vader Marcel (85) als pater familias, groeide vlug uit tot een gezelschap van vrienden en een officiële vereniging. “We openen al jaren de stoet van Les Mountches in het naburige Waasten en waren telkens te gast in onze carnavalstoet.” Wanneer corona het toelaat verzamelen de Paters van Mesen opnieuw in café den IJzer, waar de vereniging ook gesticht werd.
Feestdag van Adela
Dit verhaal kregen de leden van de vereniging als kind mee van de Mesense boekhouder Maximiliaan Denys. “Iedereen kende hem onder de naam van Max Bolle”, leggen Philippe Bosschaerts en Aloïs Hofkens uit. “Door een zware ingreep aan het hoofd droeg hij altijd een leren muts en dat bezorgde hem een bult op het hoofd, wat meteen zijn bijnaam verklaart. Hij kon heel goed het verhaal van de Mesense gravin brengen en als kinderen luisterden we keer op keer geboeid. Telkens ontdekten we ook nieuwe accenten en wist hij kapelletjes aan te wijzen. Deze worden door ons nu bezocht met de groep. We nemen er een foto en plaatsen die in onze verzameling die we jaarlijks tonen op de tentoonstelling met de kermis. Op weg naar die kapelletjes voelen we de nieuwsgierige blikken van de voorbijgangers. Graag vertellen we hen een stukje geschiedenis.” De kermisweek in Mesen telt niets dan hoogdagen voor de vereniging. “In september wordt ook de feestdag van Adela gevierd. In de oude crypte onder de kerk van Mesen bevindt zich een gedenkteken ter harer ere.” (MDN)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier