“Ruim tien procent spijbelaars”

Hannes Hosten

In het Ensorinstituut bedraagt het aantal problematische spijbelaars meer dan tien procent. “De opvolging van het spijbelen is een fulltime job”, zegt directeur Barbara Himpens. “En we moeten eerlijk zijn: bij een groot aantal leerlingen leidt spijbelen tot uitstroom zonder diploma.”

Deze reportage maakt deel uit van ons Dossier Weer naar school.

“Wij beschikken over een online registratiesysteem, waarbij leerkrachten elk lesuur de afwezigheden invullen”, legt de directeur uit. “Rond 10 uur is alles ingevuld en begint iemand van het begeleidingsteam de onwettige afwezigen op te bellen. Dat gebeurt elke dag opnieuw. We hebben één vast iemand die dat doet en die haar pappenheimers kent. Sommige leerlingen wonen alleen en raken moeilijk uit bed. Af en toe speelt zij wekker voor hen. Bij de andere leerlingen worden de ouders opgebeld. Soms zetten zij hun kinderen in beweging, soms zijn ze al gaan werken. Maar we spelen kort op de bal.”

“Laatkomers worden bij aankomst gesanctioneerd“, vervolgt Barbara Himpens. “Vanaf 30 halve dagen onwettige afwezigheid is er sprake van problematisch spijbelen. Dat volgen we heel strikt op. We gaan met de leerlingen in gesprek en onderzoeken wat de onderliggende problematiek is. De oorzaken verschillen: schoolmoeheid, leerlingen die thuis ingeschakeld worden om voor broertjes en zusjes te zorgen, een problematische thuissituatie, gaming en daardoor niet uit bed raken… We bekijken hoe we de leerlingen kunnen helpen en duwen hen in die richting. We schakelen ook de ouders in.”

Watervalsysteem

“Wettelijk moeten we na vijf halve dagen onwettige afwezigheid het CLB al inschakelen, maar dat is een onwerkbare regel. Vroeger moest dat pas vanaf tien halve dagen. Maar van onze leerlingen zijn er maar heel weinig die op een schooljaar niet aan vijf halve dagen afwezigheid raken. Wij weten dat het daarom niet altijd problematisch is. Sommigen zijn thuis door ziekte, door hun geloof of tradities of voor buitenlands familiebezoek. Wij volgen dat wel op en geven het door aan het CLB, maar dat is overvraagd en kan er in de praktijk niet veel aan doen.”

“Op onze 500 leerlingen hebben wij toch een 60-tal problematische spijbelaars, dus meer dan tien procent. Dat heeft te maken met het profiel van onze leerlingen: veel TSO- en BSO-leerlingen die dikwijls in het watervalsysteem zitten en bij ons blijven hangen. En we moeten eerlijk zijn: bij een groot aantal leerlingen resulteert het spijbelen in uitstroom zonder diploma. Toch hebben onze inspanningen resultaat: veel leerlingen krijgen we wel weer stipt op de schoolbanken. Maar er is toch blijvende zorg nodig, want het spijbelprobleem kan vlug terugkomen. We proberen contact te houden, maar dat is heel intensief.”

Schop onder kont

“Ik ben niet fatalistisch. Er zijn nog mogelijkheden om het aantal spijbelaars te doen dalen. Maar dat reikt verder dan de mogelijkheden van de school. Veel leerlingen zou je een langere periode uit het schoolsysteem moeten kunnen halen. Voor velen is de school het laatste van hun zorgen en heeft het aandringen van de school weinig zin. De hulp om hun schoolloopbaan weer op de rails te krijgen, moet van buiten af komen. Het time-outtraject van de stad werkt wel, maar dat is te veel op uitzonderlijke situaties gericht. Er kunnen maar een beperkt aantal leerlingen op time-out en voor een te korte periode.”

“Heel uitzonderlijk vragen wij eens de politie om een leerling uit bed te lichten“, vertelt Barbara Himpens. “Zeker niet regelmatig, want dan valt het schokeffect weg. Maximum drie tot vier keer per schooljaar, nadat we alle andere maatregelen al geprobeerd hebben. Maar dat schokeffect is er wel, of toch bij de leerlingen van wie we weten dat ze eens een schop onder de kont nodig hebben. Als we weten dat het probleem ruimer gaat dan de leerling zelf, werkt het niet.”