O krinklende winklende waterding

Stefan Vankerkhoven

O krinklende winklende waterding / met ‘t zwarte kabotseken aan,/ wat zien ik toch geren uw kopke flink / al schrijven op ‘t waterke gaan! De Brugse priester-dichter Guido Gezelle bracht in zijn beroemde gedicht ‘Het Schrijverke’ geen ode aan zijn geboortestad, noch aan een auteur, maar beschreef een waterkever. En toch roepen deze verzen in ons verwarde brein vergezochte associaties met de Brugse reitjes op. Die blijven een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen. Niet alleen voor de in deze coronatijden schaarse toeristen, maar ook voor wie er woont en werkt.

We aanzien het als een groot voorrecht om al 35 jaar lang te mogen artikels schrijven over het reilen en zeilen in de mooiste stad van Europa. Het is een dankbare luxe om in eigen nest noeste arbeid te kunnen verrichten. ‘k En Brugge in m’n herte , zoals Benny Scott zingt, ook al zijn we slechts een ‘aangespoelde’ Bruggeling’. Op ons derde levensjaar geëmigreerd uit het wufte Brussel. Onze eerste levensjaren verbleven in Molenbeek en… Anderlecht. Misschien daarom niet volledig ‘gebrakt en gespogen’ in Brugge – een al te fanatieke gids vertelde ons ooit dat je pas een ‘echte’ Bruggeling bent, als je in het historisch ‘ei’ woont. Maar in de Breydelstad school gelopen en na een diaspora van zes studentenjaren in Gent teruggekeerd naar Brugge om er een job te vinden en vader te worden.

Londen en Antwerpen zijn slechts voorsteden van Brugge

Wat boeit ons aan toch aan dit provinciestadje, waar eng conservatisme hoogtij viert en de Bruggelingen op hun smalst soms ten prooi zijn aan hautaine, ietwat verzuurde muggenzifterij? Om nadien terecht te fulmineren op buitenstaanders die het wagen kritiek te opperen op hun teerbeminde stad. Slenter door Brugge en je ontwaart het Aards Paradijs: een propere, milieuvriendelijke en dus gezonde stad, met veel openbaar groen, zonder zware criminaliteit. Een van de weinige steden met de folklore van een voetbalderby. Met Unesco Werelderfgoed, Vlaamse Primitieven en met het Concertgebouw als grote Vlaamse culturele instelling. Dank zij De Werf was Brugge jarenlang het Mekka van de Jazz in België.

Een levende en leefbare stad, geen Bokrijk. Maar ook een oord waar mobiliteitsproblemen zich beperken tot het sakkeren op een file van tien minuten wegens een open brug aan de Kruispoort. Een kuststad, want de zee en Bruges Plage, het strand van de Bruggelingen, zijn zo vlakbij. Gelukkig trekt die zee onze gesloten Brugse mentaliteit een beetje open.

Een andere Brusselaar, Jacques Brel, bezong Brugge in ‘Mon Père disait’ veel mooier dan wij vermogen: C’est le vent du Nord / Qu’a fait craquer la terre / Entre Zeebruges et l’Angleterre / Et Londres n’est plus / Que le faubourg de Bruges / Perdu en mer. Londen is slechts een voorstadje van Brugge. Hetzelfde kan gezegd worden van Antwerpen. Eat your heart out, Boris en Bart! De tijd van Zie je van Brugge, zet je van achter , de meezinger van die andere Brugse crooner en cabaretier Willy Lustenhouwer, is definitief voorbij!