Nieuwe Brugse stadsarcheoloog Frederik Roelens: “Bruggelingen zijn in de ban van hun verleden”

Frederik Roelens omschrijft zijn nieuwe job als "een droom die uitkomt". (foto Davy Coghe) © Davy Coghe
Stefan Vankerkhoven

Elke week duikt KW/Brugsch Handelsblad in het hart van de Brugse wijken. Deze week gaan we een gesprek aan met Frederik Roelens, de nieuwe Brugse stadsarcheoloog.

Op 4 november is Bruggeling Frederik Roelens (34) aangesteld tot stadsarcheoloog. Die functie was geschrapt toen de Brugse archeologische dienst overging in het bovengemeentelijk Raakvlak. Nu is dit ambt terug geactiveerd en heeft de stad opnieuw zelf een archeoloog in dienst.

Is dit een droom die uitkomt?

“Ja. Ik had het geluk om in 2004 archeologie te beginnen studeren aan de UGent, net op het moment dat kunstgeschiedenis en archeologie van elkaar afgesplitst werden. Kort nadat ik afstudeerde, werd de markt geprivatiseerd. Voordien vond je als archeoloog zelden werk, tenzij er bij de overheid of in een museum een plaatsje vrij kwam. Rond 2010 zijn er tal van private archeologiebedrijven uit de grond gerezen. Ik kon aan de slag bij Monument Vandekerckhove uit Ingelmunster, dat Gruuthuse mocht renoveren en nu bezig is met het Brugs conservatorium.”

“Sinds 2012 werk ik voor Raakvlak, de intergemeentelijke archeologische dienst voor Brugge en Ommeland. Sinds 2016 is dar ook en stuk monumentenzorg bij gekomen. Stad Brugge kiest er nu bewust voor om het archeologisch onderzoek zelf te behandelen en niet uit te besteden. Tegen de stroming in, want in Mechelen bijvoorbeeld wordt de archeologische dienst opgedoekt. Bovendien wil het stadsbestuur de Bruggelingen meer betrekken bij historische vondsten. Er hoort ook een educatief luik bij.”

Aan welke archeologische projecten nam je deel?

“In de winter van 2014 deden wij onderzoek in de Ezelstraat, voor de bouw van de nieuwe jeugdherberg De Snuffel. We hebben toen productieafval gevonden van een laat 17de eeuwse pottenbakkerij op die plaats. Geen luxeproducten. Tweelingpotten waren de specialiteit van het huis. Die vondst was wel opmerkelijk, vooral omdat dit nieuw licht werpt op een periode in de Brugse geschiedenis waarover we nog niet zoveel weten. Op het einde van de 17de en het begin van de 18de eeuw was Brugge een verarmde stad. Ik speel met het idee om, na de coronacrisis, samen met mijn collega’s een informele cafélezing te geven over dit onderzoek. Heel laagdrempelig, in het Nederlands én in het Engels, zodat ook de rugzaktoeristen in De Snuffel het kunnen begrijpen.”

Werkte je ook mee aan de opgravingen op het Beursplein, na de afbraak van de oude hal?

“Ja, daar hebben we sporen aangetroffen van een eeuwenoud wegtracé. Dat lijkt niet zo spectaculair, maar het bewijst dat er in West-Brugge al bewoning was voor de bouw van de Smedenpoort. In de twaalfde en de dertiende eeuw, voor Brugge haar tweede omwalling kreeg. Dat wegtracé loopt vermoedelijk naar de Barrièrestraat in Sint-Michiels. De Vlaamse graven koloniseerden in die periode deze woeste gronden en brachten ze in cultuur. Als er daar volk naartoe kon gelokt worden, betekende dit meer belastinginkomsten. Dit kadert in de ontwikkeling van Brugge.”

Je woont zelf in de Rustenburgwijk. Zijn er daar ook eeuwenoude sporen van bewoning aangetroffen?

“Toen het AZ Sint-Jan in de jaren ’70 gebouwd werd, had Brugge nog geen archeologische dienst. De laatste resten van twee 800 jaar oude middeleeuwse hoeves werden afgebroken voor de bouw van dit ziekenhuis. Het waren hoeves met een walgracht eromheen. Zowel de naam van de straat waar ik woon – de Wijnburgstraat – als de benaming van de Rustenburgwijk verwijzen naar die middeleeuwse hoeves. Op de plaats van de borstelfabriek langs de Steenkaai stond er een hoeve die eigendom was van de Tempeliers. Ik had graag eens onder die fabriek gekeken om te speuren naar sporen van die hoeve. Maar dat kan niet, want de borstelfabriek is zelf bouwkundig erfgoed!”

Wat wordt je eerste opdracht als stadsarcheoloog?

“Brugge plant een nieuwe museumsite aan de Garenmarkt en heeft een deel van de schoolgebouwen van het Sint-Andreasinstituut aangekocht. Op de plek waar de nieuwe tentoonstellingshal komt, stond de Eeckhoutabdij – de oudste abdij van Brugge uit de elfde eeuw. Ik verwacht veel van die opgravingen….”

Je praat met veel passie over een thema dat voor veel Bruggelingen saai lijkt…

“Je vergist je! Op het Beursplein hebben we relatief weinig oude sporen gevonden, maar ik was zelf verbaasd over de grote respons van de Bruggelingen. Blijkbaar zijn veel stadsgenoten echt geïnteresseerd in de vroegste geschiedenis van hun stad. Ik wil mij daarvoor inzetten. Als scholen en buurtbewoners geïnteresseerd zijn in opgravingen, moeten we hen voeden met informatie. Ik denk aan een archeologisch spreekuur. Of een variant van ‘schatten op zolder’: mensen laten vertellen over het verleden van hun wijk en oude voorwerpen laten meebrengen. Je kunt archeologie makkelijk tot in de huiskamers brengen, het is geen abstracte materie!”