Nicole Gheysens: “De hemel is hier. Ik tracht van elke dag iets moois te maken”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Vandaag: Nicole Gheysens

Als Nicole Gheysens voorbijwandelt, dan zie je de hoofden draaien. Ze heeft een hoogst eigen en heel opvallende stijl die haar goed afgaat. Het zit in haar tred, in haar keuze van vorm en kleur en in haar slanke lijn. Zoveel blingbling dat je haar van ver ziet aankomen, en zoveel klingkling dat je het ook hoort. Edele metalen kletteren wel degelijk. Haar levensverhaal is op zijn minst even opmerkelijk als haar looks. In de winkelstraten is ze intussen gekend als slecht geld. Maar dan met goed geld. Want Nicole laat ze graag rollen. Shoppen is naast reizen haar voornaamste bezigheid. Zo verslaafd is ze aan winkelen dat ze een jaar geleden een huis in de Voorstraat kocht. Ze zou er ongetwijfeld durven in de etalage te liggen, maar er zal niets meer te koop zijn. Want Nicole wil er wonen.

“Het is voor mijn oude dag”, zegt ze. Eigenlijk is die al volop bezig. De doorsnee mens mag haar dan 65 of minder schatten, ze vertelt zonder enige schroom dat ze 78 is. “Binnen twee jaar ben ik 80. Maar ik voel me 30. Of 35 misschien”, voegt ze er meteen aan toe. “Toen ik 35 was, voelde ik me ouder. Ik ben verwonderd dat ik zo jong ben.” Ze heeft het geluk dat ze van kwaaltjes of ongemakken geen last heeft. Het is niet dat ze niet geleefd heeft, of dat het leven haar gespaard heeft. Wel integendeel.

Je komt het allemaal te weten als je haar aanspreekt. Zo is er het verhaal van de liefde van haar leven, haar man Walter Deltour. Zij was minderjarig en hij was negen jaar ouder dan zij. Haar ouders waren niet opgezet met de relatie. “En dus ben ik thuis weggelopen en belandde ik via de jeugdrechter in een tehuis voor jongeren met problemen, Bethanie“, vertelt ze en lacht haar blinkende gebit bloot. “Bethanie was toen gevestigd in de Doornikstraat, waar de C&A tot voor kort was. Ik vond een job als naaister waarmee ik net voldoende verdiende om mijn verblijf te betalen. De zustertjes hadden het er voor het zeggen. Om tien uur moest ik er binnen zijn, maar ik mocht elke dag mijn man zien. Ideaal voor mij. Na een jaar was ik in verwachting. Mijn toekomstige schoonvader ging naar mijn moeder en zei dat we wilden trouwen. Maar mijn moeder wilde niet tekenen. En zo zijn we naar Gretna Green geweest.”

Enige liefde

Gretna Green was een Schots dorp net voorbij de Engelse grens waar piepjonge trouwlustigen van over de hele wereld naartoe vluchtten omdat ze er mochten trouwen. Zo kwamen ook Walter en zijn Nicole daar terecht. “Alle meisjes die er belandden, waren zwanger. Het was allemaal van moeten”, herinnert Nicole zich. “Dat was zo in de jaren zestig, de pil bestond nog niet. Je moest er drie weken verblijven om alle papieren in orde te krijgen en ‘s morgens waren alle vrouwen er ziek.”

Nu kan ze er om lachen. Haar zoon kwam in ’61 ter wereld, haar ouders draaiden snel bij. En Walter nam de zaak van zijn ouders over, die door zijn grootvader was opgericht, grafzerken Deltour. “Aanvankelijk waren de ateliers gelegen voor de Sint-Maartenskliniek, maar daar werd het te klein en ’62 verhuisden we naar Deerlijk.” De dood zorgde voor hun brood. Maar toen werd Walter ziek. Leukemie. “Hij was 42 toen hij stierf, ik 33. Sindsdien ben ik alleen. Ik heb nooit meer een man gevonden die me zo graag zag. Het was echte liefde. We hadden ook zo hard voor mekaar moeten vechten.” ‘Love’ zegt de haarspeld die haar jonge kapsel op orde houdt. Maar de liefde, ze gelooft er niet meer in. “Er is af en toe wel eens iets geweest, maar het was nooit hetzelfde.”

Met ups en downs

“Mijn zoon was toen dertien jaar en hij is altijd bij mij gebleven. We zijn goed samen. Hij woont nog altijd in Deerlijk. Nee, hij zal niet mee verhuizen naar Kortrijk. We gaan eindelijk apart wonen. Hoog tijd dat we dat we mekaar eens loslaten. Hij is inmiddels 58. Ik was 20 jaar toen ik hem kreeg. Lange tijd was hij content dat hij een jonge moeder had.”

Die jonge moeder was toen al excentriek. Als de schoolbus kwam, wou hij al vlug niet meer dat ze buiten stond te wachten. “Want dan riepen de andere jongens dat ‘Magnifiek’ er stond en daar kon hij moeilijk mee om. Blijkbaar sprong mijn verschijning toen al in het oog.” Ze moet er zo om lachen dat haar arm- en halsbanden ervan kletteren. Ze is een figuur, een persoonlijkheid. “Ik weet dat niet van mezelf”, reageert ze. “Ik ben zoals ik ben. Ik zal het zo zeggen.”

Ik heb nooit meer een man gevonden die me zo graag zag als Walter dat deed

Haar man ligt in Kortrijk begraven. “Zelf had hij liever in Deerlijk gelegen”, zegt ze, “maar zijn moeder vroeg me of ze geen kelder mocht maken voor zes in Kortrijk. Ik denk wel dat hij nu content is dat hij bij zijn moeder en zijn vader ligt. Mijn naam staat ook al op de grafzerk. En er prijkt een mooi bronzen beeld op. Er zijn nog drie plaatsen vrij. Mijn schoonbroer, mijn schoonzus en ik zullen daar later terechtkomen. Ik ga er geregeld naartoe. Om een praatje te slaan met mijn man. Ik vertel hem nog altijd over wat er gebeurt in mijn leven.”

Sinds kort ga ik ook weer naar de kerk. Dat was veertig jaar geleden.” En ze wijst naar de poort van de kapel van de Zusters Karmelietessen, op de Grote Kring. Haar edele ijzerwinkel rinkelt ervan. “Een drietal weken geleden wou ik een blikje cola in de vuilnisbak gaan werpen, hier op het plein, en op het bankje zat een vrouw die me vroeg hoe laat het was,” vertelt ze. “Ik zei ‘8.30 uur’. En ze zei dat ze nog tijd had. De mis begon pas om 9 uur. We raakten aan de praat en ik ben meegegaan naar binnen. En sindsdien ga ik weer naar de mis. Ik heb destijds op het pensionaat gezeten. In Lendelede. En in Templeuve, voor mijn Frans. Ik dacht dat ik genoeg gebeden had voor de rest van mijn leven. Maar kijk, ik ben herbegonnen. Ik ben de laatste keer zelfs naar de communie geweest.”

Misschien uit zelfbehoud. Vlug op goeie voet trachten te staan met God, voor ze hem straks in de hemel terugziet. “Die bestaat niet, de hemel is hier,” zegt ze zonder aarzelen. “Je moet je hemel hier maken. Als je stout bent, is het leven een hel. Als je goed bent en je hebt geluk…. Dan gaat het met ups en downs.”

Een tweede leven

Dat weet ze beter dan wie ook. Toen haar man stierf, verkocht ze alle machinerie van de zaak en verhuurde de ateliers. Haar man had alles berekend. Zo kon ze goed leven. “Maar het was pas toen ik in het jaar 2013 door een teek werd gebeten dat ik ten volle inzag dat ik moest gaan genieten,” gniffelt ze. “Het was ergens in de meimaand. Ik was in de tuin bezig toen er plots een rode plek op mijn been zat. Mijn zoon zei: ‘Het is wellicht een spinnenbeet.’ En ‘s anderdaags was er niets meer te zien. Maar het duurde niet lang of ik werd ziek. Op de duur kon ik niets meer. Ik kon de trap niet meer op. Die jongen heeft de hele tijd voor me gezorgd. Ik kwam mijn bed en mijn slaapkleed niet meer uit. Hij moest alles doen: eten maken, schoonmaken, ik deed niets meer. Kort voor Nieuwjaar heeft hij de dokter gebeld. Die trok bloed, kwam snel terug en heeft me meteen naar het ziekenhuis gebracht. Hij zei: ‘Het is vijf voor twaalf. Ik ben niet zeker dat ik je nog kan redden.’ Naar het schijnt waren al mijn aders ontstoken. In AZ Groeninge hebben ze me er doorheen gesleurd. Nu moet ik wel tien pillen slikken per dag. Maar ik leef. Ik leef. Het is daarom dat ik positief ben in mijn denken en zo. Ik heb een tweede leven. Ik maak geen plannen. Ik maak van iedere dag iets moois. En ik geniet ten volle van mijn laatste dagen.”

Daar hoort onder meer reizen bij. “Dat heb ik altijd graag gedaan. Ik heb de hele wereld gezien: Australië, China, India, Thailand. Er is maar één land dat ik nog niet gezien heb en dat is Japan. Ik ga dat nog eens doen. En tussendoor reis ik veel in Europa. Ik ben dit jaar al twee keer naar Griekenland geweest. En naar Tenerife. Ik heb mijn verjaardag in Venetië gevierd en met Nieuwjaar zat ik in Rome. Het mooiste was voor mij Birma. Misschien wel omdat het boeddhisme me aanspreekt. Al die tempels in goud en marmer.”