Maurice in de herfst van zijn leven: Mijn afscheid is al voorbereid

Maurice Michielsens, ook bekend als 'de witten van de bootjes'. © Davy Coghe
Thomas Rosseel
Thomas Rosseel Journalist

In deze nieuwe interviewreeks spreken we elke week met een bekende streekgenoot over de verschillende seizoenen van het leven. Hoe zag hun lente – de kindertijd – er uit? Hoe bloeiden ze open als volwassene tijdens de zomerjaren? Hoe beleven ze hun herfstperiode vandaag? En waar dromen ze nog van voor de winterse jaren? Starten doen we met Maurice Michielsens (81), grote man achter de bootjes op de Brugse reien.

Het warme appartementje van Maurice langs de Gistelsesteenweg is een indrukwekkende mengelmoes van herinneringen. Foto’s, portretten, onderscheidingen, oorkondes. Het zijn getuigen van het nokvolle leven dat Maurice tot dusver heeft gekend. Lid en erelid van verschillende vaderlandslievende verenigingen, Ridder in de Kroonorde, 50 jaar trouwe dienaar bij de marine als oppermeester-chef. Baas van Venetië van het Noorden ook, dat elk jaar honderdduizenden toeristen op de Brugse reitjes rondvaart.

“Ik heb altijd geweigerd mijn examen te doen voor een vaarbewijs. Wie zal mij uit het water komen halen?”

Een geknoopte das aan de servieskast springt in het oog. “Weet je van wie die plastron is?”, vraagt Maurice uitdagend. “Dat is de laatste plastron van Jo Röpcke (oud-presentator bij de BRT en filmcriticus, red.). Sinds zijn dood hangt dat hier. Ik heb de knoop er nooit uitgehaald. Zijn vrouw woont boven mij.”

Achter een binnendeur verscholen hangt de erkenning voor een heldendaad. In de winter van 1972 redde Maurice een meisje uit de ijskoude reitjes. “Ze was samen met haar neefje aan het spelen. Toen hij erin viel, is ze hem achterna gesprongen. Maar het jongetje werd naar het diepe geduwd door een zwaar hekken dat op hem was gevallen. Hij had geen schijn van kans. Ik ben in het water gesprongen om het meisje te redden. Met succes. Ik hoor die moeder nog schreeuwen. Ik ben er trots op, maar het blijft ook een zware herinnering.”

(Lees verder onder de video)

https://www.youtube.com/watch?v=naSn_orBXfw

LENTE

Maurice ziet het levenslicht op 19 oktober 1937 in het Luikse Hollogne-aux-Pierres. Moeder overlijdt kort na de geboorte aan een hartkwaal, vader erkent zijn zoon niet. Een koppel uit Brugge, Jozef en Jeanne Michielsens, haalt de 3-jarige Maurice uit het weeshuis.

“Mijn oorspronkelijke achternaam was eigenlijk Piette. Bij mijn adoptieouders werd er nooit over gesproken. Dat waren mijn mama en papa. Ik heb veel aan hen te danken. Wie weet wat er met mij zou zijn gebeurd, mochten zij me niet geadopteerd hebben.”

Hoe ben je ooit te weten gekomen dat je geadopteerd was?

“Ik heb dat zelf ontdekt. Ik was nogal een snuisteraar. Toen ik een jaar of tien was, vond ik een blad met adoption erop. Mijn ouders hebben het kort uitgelegd. Meer woorden zijn daar niet aan vuil gemaakt.”

Heb je je biologische ouders gemist?

“Het enige wat ik mis is een zus. Ik heb liters geweend omdat ik geen zus had. Als jongen kun je meer tegen een zus vertellen. ‘Ik heb een lief, maar niet zeggen tegen mama, hé?’ (lacht) Zo van die zaken. Een broer boeide me niet. Blijkbaar had ik wel een halfbroer, maar die heb ik nooit gekend. Hij is al heel lang gestorven.”

Ben je ooit meer te weten gekomen over je biologische ouders?

“Mijn vader interesseerde zich in niets. Ik hoef hem dan ook niet te kennen. Over mijn moeder wilde ik wel meer weten. Ze heette Aldegonde Melders, een echte Vlaamse naam. Het gebeurde wel vaker dat mensen uit Limburg met mensen uit Luik trouwden. Ik ben nog naar het graf van mijn moeder geweest, jaren geleden. Onlangs heeft een nicht van mij een foto van haar opgestuurd. Ik herkende mezelf niet in haar, maar ze zag er wel precies uit zoals ik het me had voorgesteld. Aan haar blik zie je overigens dat ze niet met haar voeten liet spelen.” (lacht)

(lees verder onder de foto)

Maurice in de herfst van zijn leven: Mijn afscheid is al voorbereid
© Davy Coghe

Je was drie toen WOII uitbrak. Herinner je je daar nog iets van?

“Ja, heel veel. Maar ik heb niets te kort gehad. We hebben ook nooit last gehad met de Duitsers. Ik woonde aan de Vesten, in de Stijn Streuvelsstraat. De Duitse rekruten oefenden in de buurt. Elke zondag was er parade op de Burg, waar ik graag naartoe ging. Dat sprak me aan als klein manneke. Die uniformen, die geweren. De Tweede Wereldoorlog is me blijven boeien. Al keur ik het absoluut niet goed, uiteraard.”

Hoe verliep je schooltijd?

“De slechtste jaren uit mijn leven waren in het Sint-Bernarduscollege van Nieuwpoort, vlak na de oorlog. Ik zat er op pensionaat. Mijn vader zag in mij een deugniet en vond dat een goed idee. Vandaag ga je op pensionaat voor een week, toen was ik weg voor drie maanden. Het was er vreselijk. Ik heb na drie jaar de school verlaten in een ambulance. Slagen en verwondingen van de directeur. Ik heb veel gehad aan één bepaalde meester, Albert Reybrouck. Hij wist wat er gaande was en steunde me. Hij bracht me eten en drinken van bij hem thuis. Maar hij kon niets doen tegen de directeur, want hij was niet vast benoemd. Hij moest zwijgen. We hebben nadien contact gehouden. Ik schreef zelfs zijn in memoriam toen hij overleed en heb nog contact met zijn dochter.”

ZOMER

Maurice liep nog even verder school in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge, maar hield dat al snel voor bekeken. “School interesseerde me voor geen meter”, is de duidelijke uitleg. In 1956 komt de zaak voor bootjestochten op de Brugse reitjes van mijnheer Acke te koop. Maurice’ ouders laten de kans niet liggen.

“Zij deden dat voor mij. Ik was 18 en kon aan de slag. Maar er was veel werk. Alles was versleten: de aanlegplaats, de boten, het materiaal. We hebben alles terug opgebouwd, tot waar we vandaag staan met het Venetië van het Noorden.”

Ben je toen zelf beginnen varen?

“Ja, en ik werd ook zaakvoerder met mijn moeder. Sinds 1991 baat mijn oudste zoon Jos (60) de zaak uit met mij. Weet je dat ik eigenlijk geen vaarbewijs heb? Dat moet nochtans om op de reitjes te varen. Je kunt in Nieuwpoort een boot huren zonder vaarbewijs om de Noordzee over te varen, de drukste route ter wereld. En voor de reitjes moet dat wel. Ik heb altijd geweigerd dat examen af te leggen. Wie zal mij uit het water komen halen? Ik maak me daar nu niet meer druk om, hoor.”

Je belandde ook bij de marine. Hoe is dat gebeurd?

“Ik werkte als fotograaf voor Het Burgerwelzijn, de weekkrant van toen. Ik moest foto’s nemen van een bevelsovergave. Zo leerde ik verschillende militairen kennen en kwam die kans. Ik heb 50 jaar belangeloos voor de marine gewerkt. Ik verzorgde mee plechtigheden in binnen- en buitenland. Ik legde de bloemen. De manier waarop ik marcheerde, werd enorm geapprecieerd. Ik had dat tijdens mijn legerdienst geleerd.”

Je trouwde in 1959. Hoe blik je daar op terug?

“Ik ben te vroeg getrouwd. Ze was een goeie moeder voor onze kinderen en het huishouden. Maar tussen ons ging het niet. We hadden over alles andere ideeën. Zij was opgevoed door de nonnetjes, ik door de pastoors. Ik heb dat van me afgeworpen, maar zij niet. Ik was rebelser. We zijn gescheiden in 1993. Ze is gestorven in 2009.”

Jullie kregen drie kinderen samen.

“Twee jongens en een meisje. Bij de geboorte van Jos mocht ik niet in de verloskamer zijn. Hij wist niet of mijn vrouw het ging halen. Het was kantje boord, maar ze hebben het uiteindelijk gehaald. Jos en mijn dochter Dominique hebben elk twee kinderen en ik heb zelfs al drie achterkleinkinderen. Dat zijn de kadetten van de familie, hé. De helden. Dat is speciaal. Je hebt altijd iets meer voor die kleintjes over. Ook al is iedereen even belangrijk voor mij.”

HERFST

Van koning Albert tot topscheidsrechter Pierluigi Collina. Er passeerde al aardig wat schoon volk in 63 jaar Venetië van het Noorden. Vandaag zit Maurice nog maar sporadisch op het water. Toch gaat hij gaat nog meerdere keren per week naar de zaak.

Hoe lopen de zaken?

“Het gaat goed, we hebben met alle vijf bootjesuitbatingen vorig jaar meer dan een miljoen mensen rond gevaren in Brugge. Wij klagen niet. Toeristen zijn er het hele jaar door. Ik ben begonnen met een bootje waar dertien mensen in konden. We hebben nu een nieuw model waar er 34 in kunnen. We blijven dus groeien.”

“Jos zorgt ontzettend goed voor de zaak. Hij doet hard zijn best. Soms misschien wel té hard. We hebben andere ideeën en dan botst het weleens. Maar ik laat hem doen.”

Je hebt ook een vriendin?

“Ingrid en ik zijn bijna twintig jaar samen. We gaan samen op reis en delen dan alle kosten, maar we wonen niet samen. Dat was de afspraak. ‘s Avonds wil ik voor mijn eigen televisie zitten en naar mijn eigen programma’s kunnen kijken. Ik heb het ook nodig om alleen te zijn. Ik noem haar mijn levensgezel. Ze zorgt heel goed voor mij. Toen ik geopereerd was, kwamen mijn kinderen twee keer per dag, maar zij kwam drie keer. Ik voel me nooit eenzaam.”

WINTER

Het appartement van Maurice ligt vol bidprentjes, voornamelijk van leeftijdsgenoten. Ook hij voelt de klok tikken. “Ik ben daar wel mee bezig. Dat is normaal.”

Ben je bang voor de dood?

“Je weet het toch niet meer, hé. Maar ik kijk er natuurlijk niet naar uit. Ik ben hartpatiënt. Ik heb een pacemaker, defibrillator en overbruggingen. Dat speelt mee. Ieder jaar moet ik naar de dokter en telkens zegt hij ‘tot volgend jaar’. Ik laat niets meer liggen in het leven en profiteer van alles wat kan. Mijn afscheid is ook al voorbereid. Mijn kepie van de marine moet op mijn kist liggen, samen met de vlag van de marine. Tijdens de dienst moet de mars van de marine spelen. Mijn dochter weet dat.”

Hoe zijn je ouders eigenlijk gestorven?

“Ze hebben allebei lang geleefd en zijn 71 jaar getrouwd. Mijn pa was 98 toen hij is gestorven, in het jaar 1994. Mijn ma was er 95, een jaar later. Ze heeft het nooit beseft dat mijn vader er niet meer was. Ze is lange tijd ziek geweest. Mijn pa is tot het eind goed gebleven. Hij reed zelfs nog rond met zijn fiets toen hij flink in de negentig was.”

Hoe wil je herinnerd worden, Maurice?

“Als de witten van de bootjes. Meer moet dat niet zijn.”

Vier grote vragen

Waar heb je spijt van?

(denkt na) “Dat ik zo vroeg getrouwd ben. Ik was amper 21 en nog groen achter de oren. Marie-Louise was vier jaar ouder. Eigenlijk heeft het nooit goed geboterd tussen ons. Op een dag ben ik vertrokken omdat het echt niet meer ging. Waarom we ooit zijn getrouwd? Het was zeker niet van moeten. Ik leerde haar kennen op een bal. Ik vroeg of ik haar naar huis moest brengen en ze zei ‘ja’. Van het een kwam het ander. Maar zij was de verkeerde vrouw voor mij en ik was te jong. We kenden elkaar niet door en door. Op die leeftijd moet je eigenlijk nog niet trouwen.”

Waar ben je het meest trots op?

“De kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. En die twee mensen. (wijst naar portret van adoptieouders) Ze zouden enorm fier zijn mochten ze me nu zien in mijn uniform van de marine. Vader heeft meer dan drie jaar in de Dodengang gevochten tijdens WO I, aan de zijde van Leopold III. Ik heb toevallig heel wat zaken die samenlopen met het koningshuis. Net als Koning Albert ben ik aan mijn hart geopereerd, prins Laurent is ook geboren op 19 oktober, ik ben van hetzelfde jaar als Paola en Leopold III is voor de derde keer hertrouwd op 22 september. Dat is mijn feestdag: die van de heilige Mauritius.”

Wat zou je anders gedaan hebben?

“Mijn kinderdroom was truckchauffeur worden. Waren de bootjes er niet gekomen, dan ging ik dat geprobeerd hebben. Ik reed graag met de wagen. Mijn eerste wagentje was een Volkswagen Kever. In elf maanden had ik al 93.000 kilometer op de teller. Ik nam verlof om van Oostende naar Brussel te rijden, een paar keer op en neer. Als ik maar kon rijden. De opwarming van de aarde? Daar was toen nog geen sprake van en hou ik me nu ook niet mee bezig. Zulke zaken kun je toch niet oplossen en ik zal het niet meer weten.”

Welke droom wil je nog realiseren?

“Nog lang leven, op een gezonde manier. Ik doe er alles aan om gezond te blijven. Ik eet geen snoep en zout. Ik hoop ook dat er nog een achterkleinzoon met de naam Michielsens mag komen. Zodat de achternaam kan blijven bestaan in Brugge. Mijn kleinzoon is aan zet. Ik kan dat niet forceren, hé. Hij zal het moeten doen. (lacht) Ik kreeg ook al enkele onderscheidingen, maar heb toch nog twee dromen. Zo hoop ik het ereteken van de arbeid nog te mogen ontvangen. Ik ben al voorgedragen door de gouverneur en de burgemeester, maar dat is afgewezen. Hopelijk komt dat ooit nog in orde. En ik hoop dat er een onderscheiding komt voor 50 jaar marine.”