Martin Heylen: “Mijn jeugd en de fabriek hebben mij gemaakt tot wie ik nu ben”

© Kris Van Exel
Frank Buyse
Frank Buyse Senior writer

Twintig jaar geleden belde Martin Heylen voor Man bijt Hond lukraak bij huizen aan en luisterde hij naar de vreugde en het verdriet van de inwoners. In ‘Zelfde deur, twintig jaar later’ keert Heylen terug met de simpele vraag: hoe is het nu? Een eenvoudig format dat zorgt voor heerlijke televisie met wekelijks zo’n 1.250.000 kijkers. Het kijkcijferkanon wordt gedragen door Martin Heylen, een ‘schattige kluns’ die als geen ander de gewone mens ontdooit, maar zelf heel gulzig is. “Als je een paar keer de dood in de ogen hebt gekeken, kijk je ook het leven meer in de ogen.”

We praten buiten, op anderhalve meter van elkaar, op een bankje in de Venetiaanse galerijen op de dijk van Oostende waar Martin Heylen (64) intussen al zo’n tien jaar woont. Met een mondmasker. Wat hem betreft heeft dat ding wel voordelen. “Zo word ik toch minder herkend. In de zomer kom ik zelfs nooit meer op de dijk. De eerste week van ‘Zelfde deur, 20 jaar later’ was overrompelend. In die mate dat ik na de tweede aflevering al begon te denken: het is mooi mensen, al die appreciatie, maar ge moet mij dat niet allemaal komen zeggen… Daarnet ook weer, een vriendelijke dame: ‘Ik heb gisteravond toch zo genoten van de uitzending…’ Wat zeg je daar dan op, hé?”

Het is dinsdagochtend, de kijkcijfers van ‘Twintig Jaar later’ liepen een kwartier eerder binnen. “Alweer 1,1 miljoen kijkers en daar komen dan nog eens zo’n 100.000 à 150.000 bij die uitgesteld kijken.” Hij is daar elke dinsdagvoormiddag mee bezig, met die cijfers. En hij glundert. “Dat maakt zo’n 1 miljoen en een kwart. Tegenover Boer zkt Vrouw, dat beter scoort dan ooit en kleppers als ‘De Rechtbank’ en ‘Ooit Vrij’!”

Je bent een kijkcijferkanon, Martin.

“Ik werk met dit programma het liefst voor een groot publiek, omdat ik ervan overtuigd ben dat veel mensen zich kunnen optrekken aan het positieve dat er in zit, zeker in deze periode. Maar ik heb met evenveel plezier voor Play Sports reportages gemaakt voor pakweg 100.000 kijkers. En tournees in parochiezaaltjes voor 80 man. Maar ik zit nu eenmaal met ‘Twintig Jaar later’ in primetime op de grootste zender, het is een erkenning. En ook positief: we scoren ook goed bij de jongeren.”

Daar moet een verklaring voor zijn.

“Philippe Geubels wil met zijn programma’s de kijkers laten lachen, ik wil human interest. Interesse in de menselijke geest. En daarin wil ik met mijn programma’s altijd een stap verder gaan. Zonder een format uit te melken. Er is best nog voldoende materiaal voor een derde reeks van ‘Twintig jaar later’, maar ik doe dat niet meer. Omdat het niveau wellicht zou afkalven.”

Of omdat Martin Heylen een type zou kunnen worden? Je draagt steeds meer het programma en komt ook veel meer in beeld nu.

“Het is uitkijken voor overexposure, ja. Zelfs Mark Uytterhoeven, het grootste Vlaamse televisie-icoon ooit, kreeg daar last van. Het kan te veel worden. Ik eet graag oesters, maar niet elke dag, begrijp je?”

Ik bedoelde met type: de ‘schattige kluns’ die als geen ander elk gewoon mens ontdooit.

“Je kent mij al een tijdje. Vind je mij buiten televisie anders dan op het scherm?”

Daarvoor ken ik jou misschien niet goed genoeg.

“Geloof me, als ik hier op de dijk wandel, ben ik precies dezelfde vriendelijke mens. Het is zelfs mijn grootste sterkte dat ik probeer zo dicht mogelijk bij mezelf te blijven. Als ik een gepolijste versie van mezelf zou willen, knipte ik er wel regelmatig een klunzige scène uit. Maar het is ook mijn grootste zwakte: ik kan niets anders spelen.”

Want niemand kan beter op een deurbel duwen en zich bij den gewonen mensch binnen lullen?

“Ik heb heus ook wel andere programma’s gemaakt. ‘Dr. Livingstone’ was een reisprogramma, en in de twee reeksen van ‘God en Klein Pierke’ volgde ik een jaar lang backstage Belgische iconen als Herman Van Rompuy, Godfried Danneels, Kamagurka…. geen ‘gewone’ mensen, toch? En in ‘Heylen en de herkomst’ keerde ik met Bekende Vlamingen met buitenlandse roots terug naar hun bakermat, dat waren diepgaande en vaak zeer emotionele gesprekken. In 2004 presenteerde ik ook nog ‘Vive le Tour’, door Karl Vannieuwkerke overgenomen met ‘Vive le Vélo’.”

“Professioneel geluk is belangrijker dan geld of titels”

Ik kijk te weinig televisie, geloof ik.

“Ik moet wel zeggen dat dit programma, helemaal gebaseerd op toeval, improvisatie en mijn eigen intuïtie, dichter bij mijn hart ligt. De eerder genoemde programma’s lagen dichter bij mijn hoofd. Een journalist van Humo kon het maar moeilijk geloven, dat toeval. Hij is mee geweest en hij mocht zelf de huizen uitkiezen waar ik moest aanbellen. Waar ik pas twee uren later weer buitenkwam.”

En de grootste gemene deler van al jouw gesprekken is jouw verwondering?

“Zo kan je dat stellen. Om diep in het leven van mensen te dringen, moet je je helemaal kunnen inleven.”

Er is nog materiaal voor een derde reeks van Twintig jaar later, maar het niveau zou afkalven.
Er is nog materiaal voor een derde reeks van Twintig jaar later, maar het niveau zou afkalven.”© Kris Van Exel

Het lijkt allemaal simpele televisie maar je steekt ontzettend veel werk in montage en bindteksten, heb ik mij laten vertellen.

“Samen met een getalenteerd ploegje van vier mensen, ja. Ik peiger tijdens het filmen mijn crew toch al minder af dan vroeger. Ik dacht dat het zo moest. Voor ‘Terug naar Siberië’ heb ik mij zo opgejaagd dat ik er hartritmestoornissen van kreeg. Mijn crew zei mij daar: Martin, we volgen je niet meer, we zijn het moe. Je mag ook wel eens iets laten liggen. Dat heb ik toch als een levensles beschouwd. “

Weinig kijkers zouden in Martin Heylen een slavendrijver zien.

“Mijn ideeën zijn geen geniale formats. Bellen aan een voordeur en twintig jaar later op dezelfde bel duwen… Maar achteraf is dat wel dag en nacht werken.”

Je zat ooit een jaar lang in een donker kamertje vruchteloos te broeden op een nieuw idee.

“Samen met mijn kompaan Joris. Uren over ons leven gepraat. En nagedacht: wat leeft er nu in de maatschappij dat binnen twee jaar nog een trend is? En geluisterd naar mijn buik: wat zal nog werken? Want bij mij werkt het alleen als het vertrekt vanuit mezelf.”

Voor ons op de dijk aarzelen wandelaars: is hij dat…? Dat zijn bekendheid en populariteit, de vriend van iedereen, hem wel eens parten speelt, heeft vooral te maken met de twee werelden waarin hij leeft.

Heylen: “Televisie is mijn werk, maar ik heb ook een privéleven. Voor mijn vrouw is het heus niet zo prettig als ik telkens weer word opgeëist. Ik ben ook te bereikbaar, zegt men. Dan komen mensen af: wil je eens luisteren naar mijn verhaal? En ik probeer dan niet hautain te zijn en te luisteren, uit respect. Maar ik wil geen boodschap brengen. Of een rolmodel zijn. Het is maar een televisieprogrammaatje dat na drie kwartier weg is. Zoals ‘Imagine’ van John Lennon maar een liedje van drie minuutjes is. Alles is zó vluchtig, we kennen zelfs de grootste schrijvers zoals Hendrik Conscience al niet meer.”

Over die bereikbaarheid: volgens mij ben je vooral populair bij vrouwen.

(lacht) “Het zou kunnen. Ik zie toch op mijn voordrachten meer vrouwen dan mannen. En in de kijkcijfers zie ik dat ook. Komt wellicht omdat vrouwen fijngevoeliger met emoties omgaan. Ik krijg ook vaak berichten: de manier waarop jij vragen stelt, vind ik heel waardevol…

Voor je je op televisie gooide, was je een een anoniem schrijvend journalist. Waarom die switch naar televisie?

“Ik was in eerste instantie al blij dat ik na acht jaar de fabriek kon verlaten door te schrijven. Ik schreef als kind in school al graag fictieve verhaaltjes, mijn fantasie was mijn talent. Maar ik moest droge, feitelijke verslagen van de gemeenteraad neerpennen, waaruit kon blijken dat ik van nature geen journalist ben – ik ben poëtischer, filosofischer. Bij Humo kon ik al meer belevingsreportages maken, de marathon van New York lopen en zo. Maar ik wilde alles in het leven hebben geprobeerd. Dus ook professioneel. Eigenlijk was alles wat voorafging één lange strijd om te kunnen maken wat ik nu maak.”

Dat je oudere broer Ivan toen al een flamboyant mediafiguur was en met liedjes als ‘De Werkmens’ en ‘De Wilde Boerendochter’ ontzettend populair was geworden, speelde dat mee?

“Dat ik mij tegenover hem heb willen bewijzen? Dan had ik mijn ander talent moeten volgen: muziek. En grotere hits proberen schrijven dan hem. Een soort competitie dus, neen, bedankt. We hebben eigenlijk wel een parallel parcours afgelegd: Ivan schreef ook eerst voor De Morgen en dan voor Panorama, wat ik later voor Humo deed.. (nadenkend) Dat is het: mijn broer is vertrokken bij de krant en ik heb zijn plaats ingenomen. Daarna hebben we elk ons eigen pad gevolgd.”

En nu ben jij nog een grotere ster dan hij ooit is geweest.

“Ster, dat hoor ik toch niet graag. Ivan wél (lacht). Onze karakters zijn heel verschillend. Ik ben veel zachter, maar toch hebben we een heel nauwe broederband. Het is een tijd minder geweest maar alles is uitgepraat, we komen nu weer goed overeen.

Heeft hij al laten weten: ‘Twintig jaar Later’: goed gedaan, broer!?

“Ja hoor. Al na de eerste afleveringen belde hij dat hij er zeer van had genoten. Én hij kon meteen de vinger leggen op de extra volwassen diepgang in de bindteksten.”

We zitten net naast kunstencentrum Kaap, aan de Drie Gapers. Ik vertel hem dat ik een filmpje heb teruggevonden waarin hij op een gespreksavond in Kaap vertelde over zijn moeilijke jeugd. Dat is zeldzaam: de televisiemaker die al zoveel mensen hun grootste vreugden en verdriet voor de televisie liet vertellen, praat maar uitzonderlijk over zijn “portie verdriet” die hij heeft gekend.

“Ik ben de hele tijd mezelf, ik kán zelfs geen ander type spelen”

Heylen: “Sommige herinneringen laat ik liever zitten. Ik vind het belangrijker wat anderen te vertellen hebben. Humo, Dag Allemaal,… ze hebben al vaak naar interviews met mijn vrouw of mijn twee dochters gehengeld. Neen dus, zij blijven liever uit de schijnwerpers. (grijnzend) Ik zou het wel graag lezen. Omdat ik weet dat ze van mij houden. Maar ook misschien om dingen te lezen die de mensen van mij nog niet kennen? (grinnikt) En nu moet ik zeker iets vertellen over mezelf dat nog niemand weet? Kan dat met een gerichte vraag?”

De moeilijke band met je moeder?

“Ik heb geen geweldig gelukkige jeugd gehad, neen. Mijn moeder had twee kinderen verloren, een broertje en een zusje. Zij heeft daar zwaar van afgezien maar heeft dat snel verdrongen en maakte toen maar een ander kindje, Ivan. En nog eens tien jaar later kwam er nog eentje, dat eigenlijk niet moest komen: ik. Terwijl mijn moeder liever een dochter had gekregen.”

“Dat in combinatie met het opgroeien in een café met ruwe zeden en mijn studies die ik verwaarloosde. Het was geen warme jeugd, het is geen verhaal dat zich makkelijk laat vertellen. Laat staan dat ik koppen wil zien als ‘De ongelukkige jeugd van Martin Heylen.’ Maar die jeugd en de fabriek hebben mij wel gemaakt tot wie ik nu ben. Iemand die leren luisteren heeft naar tooghangers en doodgewoon volk, mensen die van anderen geen aandacht krijgen. Ik heb geleerd dat elk mens een eigen waarde heeft.”

En denk je tijdens je wandelingen op het strand dan: ik heb het achteraf toch wel gemaakt?

“Neen! Ik word gauw 65. Als mijn professioneel geluk zou stoppen, doe ik nog wel iets anders. Schrijf ik misschien een vijfde of zesde boek. Of iets in het theater, met Serge Feys misschien weer. Ik zal wel de lat nooit lager leggen. Ik zit nu weer met een idee, maar omdat ik denk dat minder zal pakken, doe ik het niet.”

Er is best nog voldoende materiaal voor een derde reeks van Twintig jaar later, maar ik doe dat niet meer. Omdat het niveau wellicht zou afkalven.
Er is best nog voldoende materiaal voor een derde reeks van Twintig jaar later, maar ik doe dat niet meer. Omdat het niveau wellicht zou afkalven.”© Kris Van Exel

Martin Heylen (18 januari 1956) is geboren en getogen in Oosteeklo, werkte eerst acht jaar als fabrieksarbeider en werd pas daarna journalist bij De Morgen en Humo. Eind jaren ’90 maakte hij rubrieken voor het tv-programma Man bijt Hond, daarna volgden eigen programma’s zoals Terug naar Siberië, God en Klein Pierke, Heylen en de herkomst… In 2018 maakte hij een eerste reeks ‘Zelfde deur, 20 jaar later’, de huidige is nog succesvoller. Heylen schreef ook een vijftal boeken. Hij verhuisde tien jaar geleden naar Oostende, is getrouwd met Chris en heeft twee dochters: Marieken en Famke.

Nog meer op jouw bucket list?

“Vroeger wilde ik graag zoveel mogelijk naar de andere kant van de wereld. Ik ben toch al in zo’n zeventig landen geweest. Maar dat heb ik niet meer. Ik heb zoveel ziektes, malaria, puisten en buikloop in het buitenland gehad… Het is hier toch aangenamer. Een belangrijke reden waarom we in Oostende zijn komen wonen, was de onrust in mezelf bedwingen.” (wijst naar de zee)

“Ik ben hier elke dag op reis. Als ik ga wandelen in de branding, vallen alle problemen weg. Ik snap niet dat iedereen op reis wil naar een all-in hotel in pakweg Egypte, waar je dan diarree krijgt. En waar je frieten en Belgisch bier eist. Je kan ook reizen in eigen land, in eigen lichaam en geest zelfs. Sporten, mediteren, een ander voedingspatroon….”

Ze moeten jou niet meer vragen voor een exotisch programma?

(gehaast) “Toch wel. Ik wil niks uitsluiten. Ik wil nog zoveel. Misschien is een shot heroïne ook een geweldige sensatie, maar daar ga ik dus niet aan beginnen. Maar ik wil ook nog naar Vuurland. En naar Patagonië. En naar de Stille Zuidzee, mijn jongensdroom. Maar indien het niet lukt, brengt de Stille Noordzee wel soelaas (lacht). Ik hoef geen materiële zaken of geen grote bankrekening – anders was ik wel al ingegaan op één van de aanbiedingen die ik al kreeg.”

“Maar Woestijnvis geeft me alle tijd en comfort om te werken. Mijn professioneel geluk is belangrijker dan geld of titels. Maar ik wil wel nog meer dromen nastreven. Daar denken mijn vrouw en ik nu over na: wat willen we de komende tien jaar nog allemaal doen? Omdat we weten dat het leven eindig is, dat er nog beperkingen komen.”

Dat je zo gulzig leeft, heeft dat te maken met het feit dat je al een paar keer de dood in de ogen hebt gekeken?

“Het is net omgekeerd. Juist omdat ik zo gulzig leef, heb ik de dood al een paar keer in de ogen gekeken. Malaria door een maand in de jungle van Kameroen te hebben gezeten voor een programma rond het WK voetbal. Tuberculose na een reis door Ierland… De vraag is: word je daar gelukkiger van? (nadrukkelijk) Ik ben daar rotsvast van overtuigd. Als je de dood in de ogen hebt gekeken, kijk je het leven meer in de ogen. Uit dankbaarheid. Dat zit ook in ‘Twintig jaar later’. Maar ik wist al van mijn 22ste dat ik alles uit het leven wilde puren. Blijf ik in die fabriek? Neen, ik wilde avontuur. Dan doe je jezelf wel wat aan. Ik wil je niet oplijsten wat ik allemaal heb. Maar ik heb ook niet veel laten liggen.”

Dezelfde deur, twintig jaar later. Maandag om 20.35 uur op Eén.