Marcel Vanthilt is een grote fan van de Stad aan Zee: “Meer Oostende, minder Antwerpen”

“De Oosteroever is de ideale plek om uit te waaien, letterlijk”, aldus Marcel Vanthilt. © Davy Coghe
Gillian Lowyck

Net wanneer je denkt dat je Marcel Vanthilt kent, doet hij weer iets anders. Hij stond de afgelopen editie van Theater aan Zee op de planken met een poëzievoorstelling over jenever. “Woorden, dat is de rode draad doorheen alles wat ik doe. Ik ben geen gifmenger, maar een woordenmenger”, zegt hij. Een gesprek over taal, de zee en uiteraard Oostende.

Het is stralend weer wanneer we afspreken met Marcel Vanthilt aan boord van de Mercator. Hij kent het zeilschip wel, maar het was zeker tien jaar geleden dat hij het nog eens bezocht. Toch heeft hij er een band mee, want de eigenlijke thuishaven van de Mercator is Antwerpen, waar ook Vanthilt woont. Tijdens ons gesprek zullen tal van mensen halt houden en Marcel begroeten. De Oostendenaars hebben hem duidelijk in hun hart gesloten.

Marcel, je rondde net de voorstelling ‘Straks gaat het jenever sneeuwen’ op Theater Aan Zee af. Hoe was het?

“Heel leuk. Het was heel fijn om weer na anderhalf jaar op het podium te staan. En ik moet ook bekennen dat ik wel behoorlijk zenuwachtig was. We hadden deze voorstelling nog maar één keer gespeeld, vlak voor de eerste lockdown. En daarna nog een keer voor een man of tien, heel beperkt. Je hebt dat dus niet direct in de vingers dan. Ik moet wel zeggen dat we heel goede reacties hebben gekregen van het publiek. Het was ook een bijzonder project: een uur lang poëzie brengen over jenever, dat is niet evident! Maar de zaal zat zo goed als vol, en dat voor een poëzievoorstelling.”

Je staat ondertussen bekend als echte Oostende-fan en bent zelfs ambassadeur. Wat is jouw band met de stad?

“Ik kom hier al meer dan vijftig jaar. Mijn ouders werkten veel en hadden weinig vakantie. De enige momenten die ze vrij hadden, was tijdens de paasvakantie. Toen kwamen we naar Oostende. Waarom Oostende? Simpel: zelfs als het slecht weer was, was hier iets te doen. Dat is vandaag zo en dat was vijftig jaar geleden ook al het geval. Ik ging heel vaak naar de bioscoop. Er waren toen zeker tien cinema’s in de binnenstad en je kon hier alles zien. Helemaal anders dan in Leopoldsburg, waar ik vandaan kom. Ik herinner me nog goed dat er op woensdag een boekje gepubliceerd werd met een overzicht van alle films… Ja, de kennismaking met de cinema gebeurde hier in Oostende.”

Dus je koestert mooie herinneringen aan de stad?

“Ja. Mijn ouders waren altijd heel ontspannen hier en dat is me ook bijgebleven. Weet je wat ik me ook herinner? Mijn vader zat in de politiek en moest dus ook tijdens de vakantie af en toe nog telefoneren met Brussel. We huurden een appartement, maar daar hadden we uiteraard geen telefoon: de kans dat mensen naar de hele wereld zouden bellen was te groot (lacht). Dus ging mijn vader naar De Grote Post en kon hij telefoneren waar nu de foto’s hangen in het Cultuurcafé.”

Buiten het meditatieve aspect ben ik eigenlijk vooral heel erg bang van de zee

Jij bleef komen naar Oostende.

“Nadien ontdekte ik het Oostendse uitgaansleven. Dat was volle bak. Ik begon toen met schrijven voor een muziekblad en kreeg de opdracht om Arno, die toen met Tjens Couter speelde, te interviewen. Het was de bedoeling dat dat interview een uur zou duren, maar ik bleef uiteindelijk drie dagen hangen in Oostende. Ik geloof dat ik toen drie dagen lang telkens op een andere plek heb geslapen. Ik heb Oostende toen echt vanbinnen en vanbuiten leren kennen (lacht). En ik ben blijven komen. Ook de zomertalkshows streken hier regelmatig neer. Zo leerde ik de mensen van Toerisme Oostende kennen, die me vroegen om een online talkshow te maken. En zo is het bijna vanzelf gekomen dat ik wat een gezicht van de stad ben geworden. Ik woon vandaag in Antwerpen, maar heb hier in Oostende een appartement. Of ik hier ooit voorgoed kom wonen? Goh, ik zie mezelf binnen afzienbare tijd wel zeker parttime in Oostende wonen. Meer Oostende, minder Antwerpen, zoiets.”

Wat trekt je zo aan in de stad?

“Het is een cliché ondertussen, maar het is echt wel de enige stad aan zee. Je hebt hier alles wat je nodig hebt, maar op mensenmaat. Ik doe hier alles te voet of met de fiets, die ik meeneem op de trein. Dit is geen stad om met de auto te doen. En wat een fantastische plek is De Grote Post trouwens.”

Heb je een favoriete plek in Oostende?

“Ik hou heel erg van de Oosteroever. Eens je voorbij de nieuwbouw daar bent, vind je er zo’n rust. De ideale plek om uit te waaien, letterlijk. Wanneer je hoofd op onweer staat, moet je gewoon naar het strand op de Oosteroever gaan. Ik vind er mentale rust. Of ik een speciale band heb met de zee? Buiten het meditatieve aspect ben ik eigenlijk vooral heel erg bang van de zee (lacht). Een boot kopen, dat zou veel te veel gedoe zijn voor mij.”

Je bent van vele markten thuis. Hoe zou je jezelf omschrijven?

“Woorden, die zijn de rode draad doorheen alles wat ik doe. Ik ben geen gifmenger, maar een woordenmenger. Ik wil vooral blijven optreden met woord en muziek. Nee, ik denk nog lang niet aan ophouden. En veel naar Oostende komen, uiteraard. Ik zie mezelf hier al rondwandelen als gepensioneerde.” (glimlacht)